#Dr.a/2024-
voorgaande
Grolloo ‘Vooruitgang zij ons Doel’ 1894 -
Grolloo van verleden tot heden
DE COOPERATIEVE ZUIVELFABRIEK
Van oprichting tot sluiting
In dit boek vindt u van vele verenigingen en coöperaties een korte beschrijving.
Toch leek het ons goed om één coöperatie wat meer aandacht te schenken, omdat deze coöperatie voor de boeren en voor alle andere bewoners van ons dorp een belangrijke rol heeft gespeeld. We bedoelen de Coöperatieve Zuivelfabriek V.Z.O.D.
Voor het begin van de coöperatieve verwerking van de melk zullen we een kleine eeuw in de geschiedenis terug moeten gaan. In die tijd werden nog maar weinig koeien gehouden, die overdag werden geweid en 's avonds weer naar huis werden gedreven en op stal gezet in de potstal.
Men had dan direct de melk bij huis en ook de mest die werd geproduceerd kon men in die tijd moeilijk missen. De melk werd in de huishouding gebruikt en hetgeen hiervoor niet nodig was, werd door de boerin gekarnd tot boter. Alles wat niet in het gezin nodig was werd geruild bij de winkelier tegen etenswaren. Geld was in die tijd nog heel weinig in omloop.
Ook werd de overtollige boter wel meegegeven met de boterkoopman. Vaak was die ook leverancier van veekoeken en dan werd de boter geruild tegen dat product. Op kwaliteit van één en ander werd meestal niet gelet. Hoe meer boter, hoe meer winkelwaar of veevoer terug.
Een bekende botermarkt in die tijd was die te Meppel. De Meppeler kluiten waren overbekend.
De enige organisatie die zich bezig hield met de kwaliteit van het product boter was het D.L.G. (Drents Landbouw Genootschap) In het jaar 1887 kwam op een vergadering voor het eerst de fabrieksmatige zuivelbereiding ter sprake. Nadat in Friesland de eerste Coöperatieve Zuivelfabrieken waren gesticht, werd in 1889 de eerste Coöperatieve fabriek aan de Rogatsluis in de Wijk opgericht. Als stimulans werden de kosten van de commissie van onderzoek door het D.L.G. Gedragen.
Het eerste schaap was over de dam en er zouden weldra vele volgen, ook Grolloo.
Het was slechts enkele jaren later, in 1894, dat men ook in Grolloo de noodzaak van de fabrieksmatige verwerking van de melk onder ogen zag. In dat jaar werd dan ook reeds de coöperatieve zuivelfabriek, zij het nog met handkracht, opgericht. In het bestuur namen zitting de heren J. Hagting, E.P. Hoben, A. Huizing, B. Hilberts, A. Hofsteenge, allen landbouwers en F. Boerema, godsdienstonderwijzer te Grolloo. Als directeur werd benoemd dhr. R. Thies te Deurze. De fabrieksbouw werd aanbesteed aan timmerman R. Weggemans uit Grolloo.
De bouwkosten bedroegen f 1.030,00
De inrichting -
Totale stichtingskosten waren derhalve f 2.010,00
Het benodigde kapitaal werd verkregen door het plaatsen van aandelen à f 10,-
Het gebouwtje verrees aan de kleine brink in Grolloo en wordt nu -
Kwaliteitseisen zoals we die nu kennen waren er nog steeds niet. Hoewel er al vele coöperatieve fabrieken waren opgericht bleef elke fabriek voor zich zelf werken. Vele besturen van die coöperaties waren van mening dat ook samenwerking in groter verband mogelijk en zelfs noodzakelijk was. In het jaar 1896 meende het bestuur van de fabriek in Grolloo dat het tijd werd voor verdere samenwerking van alle fabrieken. Op oud Drentse wijze werden de besturen met de boerhoorn bijeen geroepen in het Grollerholt en hier werd in principe besloten tot oprichting van één bond! 15 Fabrieken traden toe als lid en een jaar later, op 11 mei 1897, werden de statuten Koninklijk goedgekeurd. De bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Drenthe was geboren. Als eerste voorzitter werd benoemd dhr. A.J. Somer uit Rolde en dhr. T. Boerema, de godsdienstonderwijzer en bestuurslid van de Coöperatieve Zuivelfabriek te Grolloo, fungeerde als secretaris. Op 1 januari 1897 waren in Drenthe reeds 56 coöperatieve zuivelfabrieken. In datzelfde jaar werd een zuivel-
Dan nu terug naar de fabriek te Grolloo. Deze draaide naar wens en steeds meer boeren leverden hun melk, zodat men kon overgaan naar het ophalen van de melk per wagen door een melkrijder. In het jaar 1912 traden ook de boeren van Schoonloo als lid toe, waardoor opnieuw de omzet flink ging stijgen. Al gauw bleek dan ook dat naar andere verwerkingsmogelijkheden moest worden uitgezien. Op voorstel van het toenmalige bestuur, bestaande uit de heren A. Huizing, M. Wolting, H. Reinds, H. Zijgers, W.L. Sijbring, Hrs. Venema, A. Smit, L. Beijering en P. Takens werd in het jaar 1914 een nieuwe stoomzuivelfabriek gesticht. Tevens werd hieraan een korenmalerij verbonden, want ook daaraan was grote behoefte. Men koos hiervoor de prachtige naam V.Z.O.D.: Vooruitgang Zij Ons Doel.
Met de bouw en de aanschaf van machines e.d. was een totaal bedrag aan schuld ontstaan van f 24.000,-
Als direkteur werd benoemd dhr. H. Lunsing die reeds in 1908 directeur was geworden van de oude handkracht fabriek. Hij ging dus van de ene fabriek naar de andere. Tijdens de fabrieksbouw brak de oorlog '14-
In het jaar 1924 werd ook de melk van de veehouders uit Schoonoord verwerkt wat opnieuw de omzet deed stijgen. De opkomst van de kunstmest, wat de afschaffing van de schapenhouderij in de hand werkte, waarvoor melkkoeien in de plaats kwamen, deed nogmaals de omzet stijgen. Natuurlijk ging ook de productiviteit van de veestapel met sprongen vooruit. Dit alles was een waarborg voor het bestaan van V.Z.O.D. En bij het 70-
Een geweldige vermeerdering. Ook het personeelsbestand werd hierbij aangepast.
Nadat men aanvankelijk vanaf 1894 3 personeelsleden had, benoemde men in 1914 bij de bouw van de nieuwe fabriek A. Geerts als vaste machinist en B. Luinge als vaste mulder. De latere mulders waren A. Gommer en E. Gommer met als aller-
De personeelsuitbreiding op verschillende terreinen ging door tot 16 personen in 1964. Ook de manier waarop de melk werd aangevoerd onderging grote verandering.
Het vervoer werd aangepast bij de steeds groeiende melk stroom. Lang waren melkboer met paard en wagen een vertrouwd beeld in de straten van het dorp. Melkwagens met houten wielen met ijzeren beslag, later vervangen door luchtbandwagens. De melk van Schoonoord werd met een vrachtauto opgehaald en gebracht door een particulier. In Grolloo werd de melk via de trekker met luchtbandenwagen, de vrachtwagen van de fabriek en uiteindelijk met de R.M.O. (Rijdende Melk Ontvangst) opgehaald. De R.M.O. zoog de melk uit de bussen en maakte deze direct weer schoon. Het aantal liters werd automatisch geregistreerd.
In het jaar 1951 nam de direkteur H. Lunsing ontslag wegens het bereiken van de pensioen gerechtigde leeftijd, 43 jaar lang gaf hij zijn beste krachten aan V.Z.O.D.
Tot nieuwe directeur werd benoemd dhr. K. de Raad. De aanhoudend stijgende melkstroom maakte het noodzakelijk dat de fabriek opnieuw werd verbouwd en gemoderniseerd.
Ook werd in 1950 een dubbele woning gebouwd voor het personeel. In 1953 werd een grote kunstmestloods gebouwd waar in de herfst de kunstmest na goedkope inkoop kon worden opgeslagen om het volgend voorjaar aan de boeren te worden verkocht. De aankoop van kunstmest was toen reeds door opheffing van de landbouwvereniging naar de fabriek overgegaan. In 1956 zijn de kantoren vernieuwd en vergroot. Ook werd toen een grote koelcel gebouwd welke nodig was om de productie te koelen voor menselijke consumptie. Er is in die tijd ook een begin gemaakt met de verkoop van melkproducten, boter, karnemelk, enz. hetgeen men ter plaatse fabriceerde. Toen deze activiteit zich steeds uitbreidde werd een venter aangesteld die eerst met een bakfiets, later met een ponywagen en tenslotte met een ventersauto zijn klanten bediende. Doordat de kantoren op de plaats kwamen waar de directeurswoning met de fabriek was verbonden, moest in datzelfde jaar ook een nieuwe directeurswoning gebouwd worden.
De ontwikkeling die de landbouw in deze tijd doormaakte, maakte een snelle mechanisatie noodzakelijk. De grote trek van de dorpen naar de stad om werk te vinden was begonnen. In die tijd ging de coöperatieve dorsvereniging over tot de aanschaf van combines.
Hoewel eerst nog schoorvoetend, maakte men van jaar tot jaar meer gebruik van deze machines. Eerst gedorst in zakken gingen ook de combines over op losse stortbakken, die middels vijzels in kippers geleegd konden worden. Dit alles bracht mee dat uitgezien moest worden naar een mogelijkheid om dit losse graan op een passende manier af te kunnen leveren. Daarom besloot het bestuur van V.Z.O.D. om opnieuw een grote loods te bouwen die in 1962 gereed kwam. Hierin kwam de ontvangst ruimte voor losse granen, alsmede opslagruimte in silo's waarin ook gedroogd kon worden. Een belangrijk besluit. Immers nu was de cirkel rond. Verkoop kunstmest, nodig voor meer gras, meer gras meer melk, kunstmest voor graan, meer opbrengst aan graan, geleverd aan de eigen coöperatie, alles in één coöperatieve hand. Dit graan werd verkocht aan de coöperatie, of kwam gemalen als veevoer terug uit de eigen maalderij van de coöperatie.
Deze maalderij is maar even genoemd, maar bij de bouw van de fabriek in 1914 was het een belangrijke pijler. De verbouw van granen was in die tijd en ook nog vele jaren daarna het hoofdbestanddeel van het bouwplan van de boeren. Doordat er nog weinig andere voedermiddelen waren werd het graan grotendeels opgevoerd aan het rundvee en de varkens. Dit was heel goed te combineren met de ondermelk (afgeroomde melk) die in die tijd ook allemaal aan de boeren werd teruggeleverd. Ook in de maalderij kampte men met ruimtegebrek en in 1927 besloot men tot uitbreiding van de maalderij waarin o.a. jacobsladders kwamen (een soort transporteur) voor het omhoog brengen van losse granen in de opslagbunkers.
Ook de koekbreker kreeg hier een plaats. De harde platen werden hierin eerst gebroken en later tot meel gemalen.
In latere jaren werd hier ook een hamermolen geplaatst. Deze nam de mulder veel werk uit handen. Er kon in korte tijd veel graan mee worden gemalen. Ook hoefde de maalsteen, zoals bij de oude gewone molen, niet gescherpt -
Later, toen er meerdere voermiddelen zoals gemengd meel en koekjes kwamen, kon men die ook apart bestellen en op de gewenste meeldag ontvangen. Kwam je meel te kort dan bracht je zelf even een pang (zak graan) naar de fabriek waar je dan soms kon wachten tot je hem gemalen mee terug kon nemen. Hoe gezellig kon het zijn in die maalderij! Als het koud was 's winters ging je één deurtje verder en je kon je heerlijk warmen bij de ketel. Daar was je meestal niet alleen. Vele nieuwtjes werden daar uitgewisseld en ook werden er vaak sterke verhalen verteld. De mulder of mulders, want vaak werkte men tegen de meeldagen met 2 man, hadden geen gemakkelijke taak. Men werkte veelal in het stof en het was altijd druk.
Was dat misschien de reden dat op de muur geschreven stond "Wie werken wil -
Dat het koren vroeger niet altijd brandschoon was, doet het volgende rijmpje vermoeden:
Boeren, boeren wees toch wijzer
Stuur mij koren, maar geen ijzer
Stuur mij dan een andere keer
Koren! maar geen ijzer weer.
Vermoedelijk heeft er in een pong een hoefijzer o.i.d. gezeten, wat de maalsteen dusdanig heeft toegetakeld, dat deze opnieuw gebild moest worden, tot ergernis van de mulder.
Dichterlijke kwaliteiten bleken ook uit het volgende rijmpje dat boven de lessenaar van de mulder op de muur was geschreven:
"Door 's-
wordt hier het graan tot meel bereid".
Met de komst van het beter samengestelde veevoer, het mengvoer (nu brokjes) en de rundveekoekjes, nam ook het voeren van het eigen graan af. Dit ging allemaal zeer snel. Het nieuwe voer, "voerde" veel gemakkelijker en de boeren hoefden zelf hun eigen zakken graan niet meer op te bergen. De maalderij werd daardoor heel weinig meer gebruikt voor de pongen, doch alleen maar meer voor bestellingen. De ontwikkelingen van de tijd hadden opnieuw een oud beroep stilgelegd. Voor de ouderen is alleen de herinnering overgebleven.
Dankbaar voor de goede gang van zaken bij de zuivelfabriek vierde men in 1939 bij het 25-
werden in de vorm van de revue ,,'t Is goed gegaan” opnieuw beleefd op het toneel. Opgevoerd door een 35-
Duidelijk werd weergegeven waarom en hoe de coöperatie werd opgericht en hoe goed alles draaide.
De spelersgroep van de revue die werd opgevoerd bij het 25-
Niemand kon toen nog denken dat slechts luttele jaren daarna zich reeds donkere wolken boven de kleinere zuivelcoöperaties zouden samenpakken. De steeds stijgende kosten, zowel aanvoer als personeelskosten enz. enz. noodzaakten vele fabrieken steeds verder te mechaniseren. Voor de kleinere fabrieken was deze mechanisatie zo kostbaar dat een beslissende keuze moest worden gemaakt; of mechaniseren en een lagere prijs aan de leveranciers betalen of niet mechaniseren en sluiten.
Dit laatste hield in dat de melk elders aan een coöperatie moest worden geleverd waaraan meerdere fabrieken leverden, zodat gezamenlijk nog een goede prijs gemaakt kon worden. Door de Domo in Beilen werd een groot ontvangststation geopend en men probeerde zoveel mogelijk fabrieken over te halen de melk in Beilen te leveren.
Ook in Grolloo begonnen de moeilijkheden te komen, maar doordat de arbeiders 's morgens in de melkontvangst en 's middags mede in de kunstmestloods konden werken, kon men hier de moeilijkheden iets langer het hoofd bieden.
Toch zag het toenmalige bestuur, bestaande uit H. Popping, H. Dilling, P. Sijbring, J. Oostebring, L. Hagting, L. Lesschen, G. Hadders, W. Naber en Jac. Jelus wel in, dat samenwerken in groter verband beslist noodzakelijk was.
Voor het Domo verband voelde men echter niet direct. Er werd contact gezocht met de besturen van de fabrieken te Rolde en Anloo. Dit leidde ertoe dat men in samenwerkingsverband verder ging. Op 20 juni 1968 werd de akte tot oprichting van een nieuwe coöperatie gepasseerd.
Zij draagt de toepasselijke naam "de Samenwerking". 2 jaren daarna op 31 augustus 1970 werd het besluit genomen de melkontvangsten te Anloo en Grolloo te sluiten.
Opgericht met het doel een betere melkprijs te ontvangen werd eigenlijk met hetzelfde doel de melkontvangst gesloten en naar elders overgebracht. Enkele jaren daarna werd ook de fabriek zelf verkocht welke nu na een grondige verbouwing dienst doet als garage. Met het verdwijnen van de Coöperatieve zuivelfabriek is ook de prachtige naam V.Z.O.D. verleden tijd geworden. Door deze ontwikkelingen is de coöperatieve gedachte zeker minder sterk geworden. Daar zijn echter meerdere factoren debet aan. Wat voortleeft is een goede herinnering aan een coöperatie die in zijn bijna 75-
Oude coöperatieve handkrachtfabriek ± 1908.
De nieuwe coöperatieve zuivelfabriek zoals deze oorspronkelijk is gebouwd. De foto dateert van ± 1920.
De eerste machinist A. Geerts.
De eerste mulder B. Luinge.
Het interieur van de maalderij in 1950 en de laatste mulder J. Vijfschagt
Een blik op de melkontvangst omstreeks 1935.
Nogmaals de fabriek met de melkontvangst..
De latere fabriek met uitkijkpost B.B. Dit was de situatie van 1964.
Silo 's in de loods achter de zuivelfabriek
Opnieuw een revue. Nu bij het 50-
Grolloo -
Geplaatst als © versie