#Ge 19/2024-10-11

voorgaande

voorgaande

versie-X7-3

  © versie Boek Jos Lankveld 2012

Varsseveld - 2/2

Blz.

Korte beschrijving onderwerp

87

Afbeelding 4.42 (Kaartje) van Regio ‘Oude-IJssel’ - zie fabrieken hier onder.

88

Tabel 4.7 met regio indeling ‘Oude IJssel’ met zuivelfabrieken van Dinxperlo (1896-10-16 hand), Varsseveld (1898-02-03 stoom), Silvolde 1906-01-02 stoom), Doetinchem (1912-01-02 stoom), Zelhem 1906-01-02 stoom), Wijnbergen 1894-09-01 hand), Klein-Azewijn 1896-04-28 stoom), Azewijn (1896-21 stoom) en Zeddam (1912-05-03 stroom) - drie onderstreept buurfabrieken

92

Als in 1911 de zuivelfabriek ‘Oude IJssel’ in Doetinchem wordt opgericht komt er ook melk  van 150 koeien van leveranciers (leden?) uit Varsseveld naar deze nw. fabriek.

94-97

Uitvoerig verhaal over - moeizame - weg tot oprichting van de zuivelfabriek in Varsseveld. Na een korte tijd (proef)levering - eind 1892 begin ‘83 - van melk aan ‘Didam’, waar men niet tevreden over was, begon een particulier (winkelier - boterhandelaar Hesselink)  met een eigen handkrachtfabriekje.

De Afdeling Heelweg van de GOMv L - Varsseveld had een eigen landbouwvereniging, niet van de GOMv L - was ook bezig met een plan voor een boterfabriek en nodigde sept. 1894 van Weijdom Claterbos  uit voor een lezing. Dit resulteerde, door weinig belangsteling in de beginperiode, uiteidelijk - 21 april 1897 - tot het oprichten van de vereniging Stoomzuivelfabriek ‘Vooruitgang’ te Heelweg.

Als de boringen naar goed water, in de omgeving vam Heelweg,  geen resultaat hebben, probeert men meer westelijk in Varsseveld te gaan boren. Dit had een beter resultaat, men paste het bestuur en de ackte aan, waarbij de coöperatieve Stoomzuivelfabriek ‘Volharding’ te Varseveld ontstond.

[095] “De melkverwerking groeide snel; waren er bij de oprichting 71 leden met 220 koeien, dat was einde 1898, 1900 en 1905 al gegroeid naar respectievelijk 200, 550 en 574 leden met 650, 2016 en 2087 koeien. Dit ondanks het feit dat er leden aan de periferie van het melkwinningsgebied vertrokken naar buurfabrieken die later werden gesticht te Lichtenvoorde (022), Zelhem (030) en Silvolde (028)”

Volgt een uitvoerig verhaal over veel onvrede in de beginperiode, ook over vertrek leden na oprichting van buurfabrieken - Silvolde (1905 29 leden) en Doetinchem (1911 150 koeien).

139

Opmerking over particuliere ondernemers die een centrifuge startte als de coöp. Niet van de grond kwam, zo ook in Varsseveld - winkelier Hesselink - , welke echter vaak stopte als er een coöp. boterfabriek kwam. (Niets kunnen vinden in DGB. over deze ‘centrifuge’.)

142-144

Nogmaals over particuliere ondernemingen, met de vraag of dit wel ‘fabriekjes’ zijn geweest. Ook melding over de beperkte berichtgeving in de toenmalige couranten. Soms nog wel de start van een ‘onderneming’, maar daat na niets over het verdere verloop en de beeindiging

157

Opmerking over opmerking in ledenvergadering over vreemde stemming voor bestuurs- en commissarisleden in Silvolde. Waar candidaten aan het eind van de periode wisselden van bestuurs- naar commissieleden en anders om, d.w.z. de zelfde personen bleven aan de macht!

158

Lijst met eerste directeuren, top tien zuivelfabrieken, Achterhoek. De eerste directeur in Varsseveld was A. J. Westendorp, deze was volontair geweest op het boterfabriekje van Wehl - 31 jr. oud, werd na 21 jr. (eervol) ontslagen i.v.m. ziekte met verlenen van ‘pensioen’.

159-162

Opgemerkt werd dat directeur Westendorp de enige niet Fries was in het rijtje van de top tien zuivelfabrieken!

Ook opmerking dat Westendorp eigenlijk ‘tweede keus’ was na het opzeggen van de eerste keus A. Ottens uit Giethoorn.

[160] Na het terugtrekken van de benoemde directeur, zo kort voor de geplande opening, was er een probleem dat op korte termijn moest worden opgelost. Het leek erop dat men een nieuwe kandidaat had gevonden en werd bericht dat de heer Joh. Alders, werkzaam aan de stoomzuivelfabriek te Dieverbrug (Dr.) voor de functie was voorgedragen. Het liep echter anders.

Voor de inrichting van de fabriek leunde het bestuur van de 'Volharding' te Varsseveld sterk op de kennis van de heer S.J. Heemskerk, directeur van de coöperatieve stoomzuivelfabriek te Wehl (39). Op voorspraak van de heer Heemskerk werd de volontair bij zijn fabriek, de heer A.J. Westendorp, geboren in Bredenbroek (Gld.). naar voren geschoven en werd hij per 8 januari 1898 benoemd als eerste directeur 31).

Het is niet bekend welke opleiding de heer Westendorp heeft genoten maar hij kwam uit de streek en kreeg de aanbeveling mee van de heer Heemskerk. Zijn functioneren als directeur lijkt geslaagd als we zien dat de fabriek uitgroeide naar de tweede in de top tien. Toch is de groei van de fabriek meer het gevolg van de sterk opkomende melkstroom dan van de sturende invloed van de directeur. Steeds weer waren er de noodzakelijke investeringen voor de aanzwellende melkstroom. De besluitvorming leidde daarbij tot moeilijke discussies. Mede als gevolg hiervan en van verschillende bestuurlijke kwesties kende de fabriek een zeer roerige periode. De directeur was er niet voldoende tegen opgewassen en werd begin 1906 en later in 1918 vervangen door tijdelijke assistenten. Het ontbrak hem aan takt en openheid naar de leden. Hij werd ziek en overspannen en uiteindelijk in 1920 eervol ontslagen vanwege “verschijnselen van ongesteldheid, speciaal wat het zenuwstelsel betrof” 32).

180-183

In 1909 werd de ‘presentieplicht’ ingevoerd. Een onhandige zet van directeur en bestuur. [181] Het effect was dat door ca. 80% van de leden de presentielijst werd getekend en daarna deels weer verdween. 132) Bij een café in de buurt werd 'moed in gedronken' om tegen het eind van de vergadering nog voor veel onrust te kunnen zorgen.

Hierna volgt een uitvoerige aandacht over de reden van onrust in de vereniging  ‘Volharding’.

[181] De zeer rumoerige periode welke de Stoomzuivelfabriek 'Volharding' het eerste decennium van haar bestaan heeft gekend is terug te voeren tot het onhandig optreden van directeur, bestuur en commissarissen ten opzichte van de leden. Gebrek aan openheid voedde wantrouwen waaruit verschillende kwesties voortkwamen met vaak gerechtelijke procedures welke niet bevorderlijk waren voor de sfeer.

De sterke groei van de melkaanvoer in het begin vereiste meerdere investeringen waarvoor in de ledenvergadering goedkeuring moest worden verleend. In een buitengewone ledenvergadering juni 1904 leidde dit tot veel discussie en verdachtmakingen richting directeur 133). De leden eisten onafhankelijk onderzoek van de boeken en kas 134). Het ontslag van de melkweger Hartemink leidde tot een openlijke strijd tussen twee partijen, 'de bestuurspartij' en de 'oppositiepartij', die elkaar bestookten in ingezonden brieven en er toe leidde dat de secretaris van het bestuur, L.D. Kobes, ook zijn ontslag indiende 135).

De ledenvergaderingen in die tijd werden bijgewoond door politie en marrchaussee 136). Wat was nu de reden van het ontslag van de melkweger Hartemink? Volgens de directeur zou hij hebben gemalverseerd met de melkvetanalyses en deze stelselmatig te laag hebben afgelezen. Uit de vele stukken die over deze kwestie voorhanden zijn lijkt het aannemelijk dat het verhaal van de melkweger dat hem “voor eenige jaren door de directeur en de penningmeester van het bestuur gelast was, het vetgehalte lager te noteren dan het werkelijk was” 137), zeer waarschijnlijk het juiste verhaal was. Hierdoor werd de melkprijs wat hoger en onafhankelijke controle hierop ontbrak. Deze controles werden in het bijzonder door het GOZ uitgevoerd maar het lidmaatschap was per 1 september 1901 opgezegd!138) Men moest met de melkprijs kunnen concurreren met die van Lichtenvoorde.

Er waren meerdere problemen die alle waren terug te voeren naar een directeur en bestuur die niet handig opereerden en niet echt op hun taak waren berekend. Het kon bijvoorbeeld gebeuren dat het bestuur een voorstel in de vergadering bracht om de vergoedingen van bestuur en commissarissen te verhogen in strijd met het huishoudelijk reglement, het voorstel moest weer worden ingetrokken 139).  De directeur leek niet echt opgewassen voor deze functie; in 1906 moest hij twee maanden worden vervangen “vanwege zijn verzwakte zenuwgestel” en in 1918 werd hij wederom ziek met “verschijnselen van ongesteldheid, speciaal wat het zenuwstelsel betrof” en op 18 maart 1920 volgde eervol ontslag l40).

In het bestuur was geringe doorstroming. De heer B. Colenbrander, lid van het bestuur vanaf de oprichting en voorzitter van 1905-1925, was 91 jaar toen hij zijn functie opgaf.

192

Opmerking bij Silvolde over een post van f 530 in de oprichtingskosten voor ‘uitkopen’ leden CZ. Varsseveld.

194-198

[194] De sterke groei van de melkverwerking in Varsseveld betekende ook dat de leden vrij regelmatig werden geconfronteerd met steeds nieuwe investeringen. De fabriek, met melkverwerking begonnen februari 1898, moest twee jaar later al worden verbouwd en uitgebreid met een directeurswoning200). Weer twee jaar later werd 'met veel oppositie' besloten tot de aanschaf van een koelmachine. Zomer 1904 werd een buitengewone ledenvergadering belegd waar door het bestuur goedkeuring werd gevraagd voor een reeks investeringsvoorstellen waarvan de kosten werden begroot [193] op f 4000,-201). Aan de orde was: “aanschaffen 2en ketel, bouwen van schoorsteen, aankoop grond en verbouwing paardenstal”. Als toelichting werd gegeven: “de schoorsteen was tekort, zoodat er geen trek was; de ketel kon niet voldoende schoongemaakt worden of de fabriek moest langer stilliggen, hetgeen schadelijk werkt op den gang van zaken; wordt hij niet voldoende schoongemaakt, dan loopt men gevaar dat hij wordt afgekeurd. De paardenstal was aangelegd voor tien paarden terwijl er nu vierentwintig ritten zijn”: De leden waren de reeks van investeringen, die allemaal leken te worden afgedwongen, moe. Door het onhandig optreden van directeur en bestuur, gevoegd bij de opkomende kwesties, werd de sfeer verziekt en begonnen roerige jaren. - (zie eerdere opmerkingen [181>])

'Varsseveld’ was van 1901 tot 1911 geen lid van de zuivelbond GOZ. Ondanks de wens van sommige leden, vond de directeur dat niet nodig; “het verzoek daartoe was gebaseerd op wantrouwen”, vond hij. (en het bestuur!)

201-205

In 1913 werd de verkoop van consumptiemelk in de omgeving nog afgestemd, dit zou echter kort daarna (nietgevonden wanneer) veranderen.

De grote groei van Varsseveld werd voor een deel getemperd door vertrek leden naar later opgerichte ‘buurfabrieken’ .

In WO-I Werd Varsseveld gedwongen zoete melk te leveren aan (Consumptiemelk)gebieden met een melktekort. In 1917 moest de fabriek , ivm.  kolentekort 2 dagen per week stoppen met de melkverwerking.

213

Hier Afbeelding 6.1 met een grafiek van de melkverwerking 1895-1965 van een viertal fabrieken waaronder Varsseveld

215

Zomer 1929 werd, met een krappe meerdereheid, besloten om kaas te gaan maken. Was eerste coöp. zuivelfabriek in Achterhoek. Varsseveld verwerkte toen 11 mln. Gk. melk. Ook buurfabriek, met 7 mln. Kg.,  ging kaas en ...poeder bereiden. Opmerking dat de reden niet altijd zuivere noodzaak was, maar ook hierdoor het salaris van de directeur hoger werd. (?????)

2 23

Varsseveld ging melkwolcaseïne fabriceren, voor de AKU. Dit werd in 1942 (WO-II) zelfs verplicht. Na WO-II ging deze productie door, nu werd geleverd aan (de Vereniging Melkwolfabriek) ‘Casolana’.

228

?

229

Na WO-II verwerkte Varsseveld melk van door oorlogschade getroffen fabrieken - o.a. De wan dezwaar beschadigde fabriek van Dinxperlo.

De fabriek daar werd herbouwd ondaks dat aansluiting bij Aalten en Varsseveld verstandiger was geweest. Pas in 1956 kreeg - de kleine - groep voorstanders de bouwvergunning rond. De nieuwe fabriek van Dinxperlo was 7 jan. 1957 pas gereed om de eerste melk te verwerken

237

Tabel met pruductiegegevens zuivelfabrieken regio Oude IJssel 1955; 1960 en 1965 resp. 14,65; 17,25 en 19,45 (Zelhem was de grootste zuivelfabriek in deze regio. Resp. 15,34; 18,60 en 22,67 mln. Kg. Melk)

16 Febr. 1970 besloten de leden van Varsseveld om  de exploitatie over te dragen aan “Coberco” (Deze in 1965 opgerichte vennootschap - zie elders - werd begin 1970 omgezet in een coöperatie waarvan individuele fabrieken en later ook individuele veehouders lid konden worden)

Een van de eerste stappen was dat in 1971 de botermakerij werd ontmanteld.

246

`Lijst met Coberco deelnemers in 1973

253

Samenvatting en slotbeschouwing:  in 2012 - bij uitkomst van het boek - heeft alleen Borcolo, Lochem, Steenderen, Varsseveld en Zelhem nog een zuivelfabriek. D.w.z. dat de 125 andere beschreven zuivelfabrieken zijn verdwenen. Met de opmerking dat de kaasfabriek van Varsseveld eind 2012 zou sluiten!)

257

In Samenvatting nogmaals het besluit om de opkomst bij vergaderingen verplicht te stellen, wat tot effect had dat men na tekening van het register, de zaal verliet om bij de buren een borrel te gaan drinken. D.w.z. er was weinig belangstelling van de leden om invloed uit te oefenen.

258

Omdat Varsseveld zich al vroeg aansloot bij Coberco, ging het deel nemen aan de specialisatie - kaasfabriek - en bleef de fabriek lang bestaan. Fabrieken die zich later aansloten waren vaak niet meer nodig en sloten daarom  ook snel.

261

Varsseveld was nr. 12 - 1890-09-15 - in een lijst van lezingen vam van Weijdom Claterbos

265

Zuivelfabriek Varsseveld is nr. 027, Gemeente Wisch, in lijst zuivelfabrieken -  Bijlage-2



Varsseveld in ‘Boek Lankveld’ (nr. 027)


Boek uit 1997




Drie maal Zuivelfabriek Varsseveld via Google Street View 2009 oktober


voorgaande pagina