#NBr/2020-08-06

versie-7.0

voorgaande

voorgaande

BHIC Archief Den Bosch

 Geplaatst als © versie

Historisch overzicht

Ontstaan van lokale zuivelcoöperaties in Zuid-Nederland.

Tegen het einde van de 19e eeuw was de positie van de boeren in Noord-Brabant en Limburg allesbehalve florissant. De graanbouw, voordien een der pijlers van het boerenbedrijf, was door de aanvoer van overzee niet meer lonend, de veefokkerij en de zuivelbereiding stonden nog in de kinderschoenen. Kunstmest was zo goed als niet bekend, zodat ook de akkerbouw weinig opleverde. De veehouderij op de -veelal gemengde- boerenbedrijven was dan ook niet primair gericht op het leveren van zuivelprodukten, maar op het maken van mest. Deze mest kon dan gebruikt worden voor het vruchtbaar maken van de schrale zandgronden. De (weinige) koemelk werd in de eerste plaats aangewend voor eigen consumptie en als voer voor kalveren. Het overige werd op de boerderij verwerkt tot boter van slechte kwaliteit. Deze boter diende als ruilmiddel bij de plaatselijke winkelier. Wie veel winkelwaar afnam, kreeg een betere prijs voor de boter. Daardoor ontstond als het ware een gedwongen winkelnering. In de vele Limburgse en Noordbrabantse dorpen waar de boter geleverd werd aan een botermijn, was deze dwang minder sterk, maar geheel uitgesloten was hij ook daar niet.


Om gezamenlijk de uitbuiting van de boeren te lijf te gaan, werd in 1892 in het Limburgse Tungelroy (gemeente Weert), op initiatief van J.J.C. Ament, schoolhoofd aldaar, de eerste natuurboterfabriek in Zuid-Nederland opgericht. Deze fabriek ontstond toen 33 boeren samen een centrifuge kochten, waarmee de melk kon worden ontroomd om tot boter verwerkt te worden. Daarmee had de coöperatieve zuivelbereiding haar intrede gedaan in Zuid-Nederland. In het Noorden was te Warga in de provincie Friesland al in 1886 een coöperatieve stoomzuivelfabriek opgericht.


Tungelroy kreeg spoedig veel navolgers. Nog in 1892 kwamen in de provincie Limburg coöperatieve zuivelfabrieken tot stand in Buggenum, Hunsel, Meijel en Stramproy, terwijl de eerste fabriek in Noord-Brabant te Liessel op 1 mei 1893 in werking werd gesteld. Door deze snelle ontwikkelingen vreesden de boterverkopers in Zuidoost-Nederland voor aantasting van hun monopoliepositie en gingen daarom ook zelf over tot de oprichting van boterfabrieken.


Een soortgelijke ontwikkeling vond plaats in Zuidwest-Nederland. Hier kwamen de particuliere handkrachtboterfabriekjes het eerst van de grond, opgericht door de boterhandelaren die hiervoor de financiële middelen bezaten. Aangetrokken door het succes van deze fabriekjes begonnen de grotere boeren zelf met het op deze wijze produceren van boter. Samenwerking van deze boeren leidde in 1894 tot de oprichting van de eerste coöperatieve boterfabriek in deze streek te Wouw. Later werd deze uitgebreid met een kaasmakerij. Zo ontstond de eerste zuivelfabriek in Zuid-Nederland, die niet alleen boter produceerde.


De coöperatieve zuivelbereiding in Zuid-Limburg kwam later op gang en viel vanaf de Eerste Wereldoorlog tijdelijk uiteen, waarschijnlijk door een te geringe geest van samenwerking onder de betreffende boeren. Bovendien konden door de levendige smokkelhandel naar de oorlogvoerende landen, de vrije boeren hoge prijzen voor hun melk en boter bedingen, terwijl de coöperatieve zuivelfabrieken alles moesten afstaan tegen de officiële regeringsprijzen.

Pas in het begin van de Tweede Wereldoorlog kwam de coöperatieve gedachte weer centraal te staan. In 1941 werd te Heerlen een grote coöperatie opgericht die vele particuliere bedrijven in de omgeving overnam.


Na de economische crisis van de jaren dertig veranderde het beeld van de melkveehouderij en de zuivelindustrie. Stond voorheen de boterproduktie centraal, waarbij de ondermelk (=ontroomde melk) terugging naar de boerderij, nu begon de vraag naar consumptiemelk te stijgen. De produktie van melk en dus het overschot aan ondermelk nam toe door verbetering van de voedermethoden en verhoging van het aantal koeien per bedrijf. Enkele bedrijven besloten over te gaan tot de produktie van melkpoeder en kaas, andere verkochten hun ondermelk aan particuliere fabrieken. In 1926 werd door een aantal zuivelcoöperaties in Noord-Brabant een belangrijke stap gezet, namelijk de oprichting van de Coöperatieve Centrale Melkproduktenfabriek (CCM) De Meijerij te Veghel, aanvankelijk uitsluitend voor de produktie van melkpoeder. In Bergeijk werd omstreeks 1930 de bestaande fabriek vergroot met een condens- en melkpoederafdeling voor de verwerking van het overschot aan ondermelk.

Het ontstaan en samengaan van regionale zuivelcoöperaties *

 

Organisatie: Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) laatste wijziging 13-06-2015


Vanaf het einde van de jaren veertig vonden in de zuivelindustrie vele concentraties en fusies plaats. Deze verliepen langs twee lijnen, die van de melkverwerking en die van de afzet van zuivelprodukten.

De concentratie van de melkverwerking kreeg op twee manieren gestalte. Eén methode bestond uit het stichten van een of meer centrale produktiebedrijven door een aantal ondernemingen, met als doel slechts een deel van de melk voor gezamenlijke rekening te verwerken. De deelnemende fabrieken behielden dan eigen functies. Daarnaast kwamen fusies voor waarbij het beheer van een aantal bedrijven volledig onder één centrale leiding kwam. Bleven de oorspronkelijke coöperatieve verenigingen bestaan, dan was sprake van een economische fusie. Bij een juridische fusie hieven de melkveehouders hun verenigingen op en werden lid van de nieuw gevormde vereniging.

De tweede concentratievorm, namelijk die van de afzet, hield de oprichting in van een coöperatieve verkoopvereniging door een aantal coöperatieve zuivelverenigingen, met als doel de gezamenlijke verkoop van zuivelprodukten.


Na de Tweede Wereldoorlog benoemde het ZNZ-bestuur een studiecommissie, de zogenaamde concentratie-commissie of commissie Smits van Oijen, met onder meer als opdracht voorstellen te formuleren voor een eventuele reorganisatie van de zuivelindustrie in het werkgebied van de bond. Met name werd daarbij gedacht aan concentratie van fabrieken. Het rapport was in 1947 gereed en bevatte onder meer het advies de ZNZ om te bouwen tot een coöperatieve vereniging, de al genoemde CZNZ.*  Verder ontraadde de commissie een modernisering van alle oude fabrieken. Zij adviseerde het per regio groeperen van een aantal lokale coöperaties rond één centrale melkinrichting. Daartoe diende het ZNZ-gebied verdeeld te worden in 9 kringen, waarbij in iedere kring een kringcoöperatie moest komen. Zo waren er 4 voor Limburg en 5 voor Noord-Brabant gedacht. In Limburg kwamen inderdaad 4 regionale, de gehele provincie omvattende coöperaties tot stand te weten Ament, Zuid-Limburg (vanaf 1966 Sibema), Noord-Limburg en Midden-Limburg, in Noord-Brabant alleen De Kempen.


De bedoeling was dat elke kringcoöperatie de melk van haar leden zelf zou verwerken en het overschot zou doorgeven aan de CZNZ. Vandaar zou deze na eventuele be- of verwerking centraal worden afgezet. Kringcoöperaties mochten statutair alleen de afzet verzorgen binnen hun eigen kring.

Ongeveer de helft van de 72 bij de CZNZ aangesloten lokale coöperaties sloot zich in eerste instantie bij een kringcoöperatie aan.


Ter bevordering van de handel in en produktie van consumptiemelk(artikelen) werd door voornoemde kringcoöperaties en de coöperaties De Eendracht te Helmond en De Mijnstreek en Omgeving te Heerlen in 1958 de N.V. Melorma te Roermond opgericht. In 1971 werd de doelstelling uitgebreid tot het '...(doen) verrichten/bevorderen van research, ontwikkeling en marketing op het gebied van de produktie en verkoop van (melk)produkten en aanverwante artikelen'.*  De reden van deze statutenwijziging was het overnemen van de activiteiten van de N.V. voor Research, Ontwikkeling en Marketing van Melkinrichtingsprodukten ROM te Eindhoven. De ROM was in 1965 opgericht door een veertiental Zuidnederlandse coperatieve zuivelverenigingen en werd in 1973 weer opgeheven.*  In 1972 werd de N.V. Melorma omgezet in een B.V. met beperkte aansprakelijkheid en gevestigd te Eindhoven. Begin 1973 bundelden Campina, De Maasvallei en de Zuidelijke Melkbedrijven-groep (zie hierna) hun verkoopactiviteiten voor wat betreft consumptiemelk en melkprodukten onder de merknaam Campina. Als verkooporganisatie trad Melorma op. Ten einde een nog efficiëntere marktbewerking mogelijk te maken werd samenwerking inzake verkoopactiviteiten gezocht met de Zuid-Nederlandse Melkindustrie te Bergeijk, ZNZ te Roermond en de N.V. Creamex te Speuld. De nieuwe verkooporganisatie trad op onder de naam Zuid-Nederlandse Zuivelprodukten B.V. (ZNZ) te Eindhoven.*  De  werd in 1977 geliquideerd.


Foto Ament

Foto Hoogeloon

De zuivelbonden in Zuid-Nederland

Met name om de particuliere boterhandel in Zuidoost-Nederland het hoofd te kunnen bieden, verenigden 22 Limburgse en 10 Brabantse coöperatieve handkrachtzuivelfabrieken zich op 28 september 1893 te Roermond in de Zuid-Nederlandse Zuivelbond ZNZ. Het was de eerste regionale federatie van zuivelfabrieken in Nederland.


Gedurende vele jaren was de belangrijkste doelstelling van de bond de organisatie van de boterverkoop. Deze verliep aanvankelijk via de in 1895 door de bond in Maastricht opgerichte botermijn, later via de afdeling Boterexport van de ZNZ. Het doel dat het bestuur met de oprichting van de botermijn voor ogen stond was 'dat zuivere, onvervalschte roomboter van de coöperatieve vereenigingen van den bond onder voortdurende controle, hier uitsluitend wordt geveild, zoodat de koopers voor vervalschingen en bedrog zijn gevrijwaard'. Een andere instelling van de ZNZ, het Botercontrolestation Maastricht BCM, opende op 23 april 1904 zijn poorten. In 1931 werd het BCM zelfstandig.


In 1908 werd de inspectiedienst, later accountantsdienst ingesteld. Deze dienst gaf inlichtingen over het inrichten en bijhouden van een goede boekhouding en controleerde de administraties van de aangesloten verenigingen, zowel wat betreft het financieel beheer als de technische bedrijfsuitkomsten. De leden waren verplicht deze controles toe te laten.

De bedrijfscontroledienst, ingesteld in 1931, had ten doel de aangesloten fabrieken in de gelegenheid te stellen regelmatig zowel chemische als bacteriologische onderzoeken te laten verrichten.

Verder hield de ZNZ zich onder meer bezig met de gezamenlijke inkoop van goederen en hulpstoffen voor de leden, met controles op de vetgehaltebepaling en het wegen van melk, technische hulp aan de fabrieken, bestrijding van tbc onder het rundvee en het organiseren van melkcursussen.


De ontwikkeling van de ZNZ in de beginjaren was stormachtig. Het aantal aangesloten bedrijven was in het jaar 1900 opgelopen tot 128, een verviervoudiging in 7 jaar tijds! In dat jaar kwam ook de eerste stoomzuivelfabriek van de bond tot stand, doordat de handkrachtfabriek te Stramproy in een stoombedrijf werd omgezet.


De oprichting van DMV-Campina B.V

De fusie leidde tot een grote verwevenheid van Campina- en DMV-activiteiten (Zuid-Nederlandse Melkindustrie). Dit resulteerde onder meer in een personele unie tussen het Campina-bestuur en de raad van commissarissen van DMV, waarin nagenoeg dezelfde mensen zitting hadden. Bovendien berustten alle aandelen DMV zoals gezegd bij de holding CZOZ, waarin Campina sinds de fusie voor 97 procent belang had, zodat praktisch gezien DMV te beschouwen was als een volledige dochteronderneming van Campina.

Op 1 januari 1979 werd de oprichtingsakte van DMV-Campina B.V. getekend. Sindsdien functioneerden Campina en DMV als één concern onder één concern-directie met Veghel als hoofdzetel. Als gevolg van deze fusie waren nu alle zuidelijke commerciële en industriële activiteiten ondergebracht in één zuivelonderneming, die daarmee behoorde tot de grootste op dit gebied in ons land. De coöperatieve vereniging Campina bleef voortbestaan als een melkveehoudersvereniging, waarvan het bestuur, bestaande uit 25 gekozen leden, tevens de raad van commissarissen van DMV-Campina B.V. vormt.


Behalve twee zuivelbedrijven, respectievelijk Nutricia te Cuijk en Menken te Oud-Gastel, waren er toen in Zuid-Nederland nog twee zelfstandige coöperaties over: De Goede Verwachting te Gilze en St. Lambertus te Veghel. Ook zij traden uiteindelijk toe tot DMV-Campina en wel in 1985.

Sinds januari 1990 werken DMV-Campina B.V. en de Melkunie Holland vergaand samen onder de naam Campina Melkunie, met het voornemen op 1 januari 1993 te fuseren tot één coöperatie. Belangrijkste reden voor beide is het ontwikkelen van een sterke positie binnen de Europese Gemeenschap, vooral met het oog op het voorgenomen wegvallen van de binnengrenzen op 1 januari 1993. *

Aanwijzingen voor de gebruiker

Verwijzing naar archiefstukken uit dit archief geschiedt door

(volledig): Brabants Historisch Informatie Centrum, toegangsnummer 187 DMV - Campina en voorgangers, 1892 - 1992, inv.nr. ...

(verkort): BHIC, 187 DMV - Campina, inv.nr. ...

Voor de gebieden waarbinnen de diverse coöperaties werkzaam waren, zij verwezen naar de in noot 1 genoemde publikatie van J. Andrik.

Stukken betreffende de lokale coöperaties zijn niet alleen in het desbetreffende archiefonderdeel te vinden, maar ook in de twee series rapporten van accountantsdiensten. Bovendien kunnen nog foto's van melkfabrieken aanwezig zijn in het onderdeel Documentatie. Zowel tot de accountantsrapporten als tot de foto's kan eenvoudig middels de index toegang verkregen worden.

Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

Inventaris


Zuid-Nederlandse Melkindustrie DMV, 1969 - 1979


DMV-Campina, 1979 - 1992


De Meijerij in Veghel, 1926 - 1971


Bergeijk, voorheen Sint-Bernardus in Bergeijk, 1915 - 1971


Zevenbergschen Hoek  Zevenbergschen Hoek, 1901 - 1969 (werd in 1952 productiebedrijf van ZEV)


ZNZ Zuid-Nederlandse Zuivelbond in Roermond, 1893 - 1971


Zuid-Nederlands Koelhuis in Roermond, 1933 - 1971


CZNZ Coöperatieve Zuivelvereniging Zuid-Nederlandse Zuivelbond in Roermond, 1947 - 1973


ZEV Coöperatieve Zuivelexport- en Verwerkingsvereniging Brabant in Breda, 1917 - 1973


BZB Brabantse Zuivelbond in Breda, 1909 - 1973


ROM N.V. voor Research, Ontwikkeling en Marketing van Melkinrichtingsproducten in Eindhoven, 1965 - 1973


CZOZ Coöperatieve Zuid-Nederlandse Organisatie van Zuivelverenigingen in Eindhoven, 1973 - 1986


Melorma in Roermond, 1958 - 1977


================================================


Sint-Gomarus in Wagenberg, 1909 - 1980 (=1963?)


Coöperatieve Zuivel- en Melkveehoudersvereniging Campina, 1964 - 1984


Coöperatieve Zuivelvereniging De Kempen in Eindhoven, 1947 - 1964


Sint-Isidorus in Bladel, 1915 - 1976


De Hoop in Boxtel, 1903 - 1961


Sint-Benedictus in Eersel, 1913 - 1958


Sint-Joseph in Eindhoven, 1917 - 1955


Sint-Pancratius in Hoogeloon, 1916 - 1962


Het Haantje in Limpde, 1898 - 1953


De Beersen in Middelbeers, 1918 - 1953


Sint-Oda in Sint-Oedenrode, 1916 - 1979


Sint-Jan in Oerle, 1917 - 1957


Sint-Odulphus in Oirschot, 1911 - 1960


Sint-Petrus in Son, 1912 - 1954


Hollandia in Valkenswaard, 1893 - 1960


Coöperatieve Zuivelvereniging Ament in Weert 1948 - 1964


Sint-Anthonius in Budel, 1914 - 1966


Sint-Lambertus in Nederweert, 1916 - 1964


(L) Sint-Anthonius abt in Stramproy, 1892 - 1965


De Hoogstraat in Ell, 1909 - 1952


(L)Sint-Martinus in Weert, 1909 - 1966


De Eendracht in Heeze, ... - 1964 (1894-1968 - 1916 op stoom)


Coöperatieve Zuivelvereniging Sibema, tot 1966 genaamd Zuid-Limburg, in Sittard, 1948 - 1971


De Hoop in Asten, 1893 - 1934 - 1e in N-Brabant (welke?)


De Oude Molen in Asten, 1893 - 1957


Asten-Someren in Asten, 1957 - 1971


Sint-Isidorus in Deurne, 1912 - 1971


De Zomerbloem in Someren, 1908 - 1957


De Eendracht in Beek en Donk, 1893 - 1967


De Boterbloem in Boekel, 1912 - 1970


Sint-Joseph in Erp, 1916 - 1956


De Mijnstreek en omgeving in Heerlen en Brunssum, 1941 - 1981


De Eendracht in Helmond, 1906 - 1983 (in 1938 nw fabriek)


Sint-Lucia in Mierlo, 1916 - 1960


Helpt Elkander in Hoeven, 1901 - 1980 (laatste melding ZJB. ‘63)


De Eendracht in Gemert, 1915 - 1970


Coöperatieve Zuivelvereniging De Maasvallei in Roermond, 1971 - 1977

=======

(L)Coöperatieve Zuivelvereniging Midden-Limburg in Roermond, 1947 - 1971


(L)Sint-Antonius in Heijthuizen, 1906 - 1979


(L)De Driesprong in Maasbracht, 1909 - 1953


(L)Sint-Antonius in Panheel, 1913 - 1952


(L)Sint-Christoffel in Roermond, 1908 - 1979


(L)Sint-Petrus in Roggel, 1908 - 1952


(L)Sint-Lambertus in Swalmen, 1904 - 1956

=======

(L)Coöperatieve Zuivelvereniging Noord-Limburg in Venlo, 1948 - 1971


(L)Sint-Antonis abt in Bergen, 1917 - 1967


Wilhelmina in Broekhuizen,1897 - 1956


(L)Sint-Lambertus in Horst, 1911 - 1961


(L)Sint-Jan in Meterik, 1907 - 1952


(L)Sint-Martinus in Venlo, 1910 - 1982

=======

De Eendracht in Sint Anthonis, 1907 - 1971


Sint-Cornelius in Wanroij, 1906 - 1949


Sint-Maarten in Cuijk, 1904 - 1971


Onder Gods Zegen in Dinther, 1916 - 1973


De Volharding in Haps, . . . - 1946 (1903-1946)

=====

(L)Sint-Lambertus in Helden, 1904 - 1954


(L)H. Maria in Panningen, 1908 - 1954


(L)Helden en Omstreken in Panningen, 1954 - 1971 (gaat in 1971 op in de Maasvallei en sluit in 1973)

=====

(L)Sint-Sebastianus, tot 1930 genaamd De Boerenbond, in Sevenum, 1911 - 1971


(L)Venray in Venray, 1904 - 1985


(L)H. Maria in Oostrum, 1912 - 1946


Sint-Laurentius in Vierlingsbeek, 1907 - 1972


Sint-Cunera in Beugen-Rijkevoort, 1905 - 1972


De Maaskant in Lith, 1914 - 1972


Sint-Willibrordus in Mill, 1908 - 1972


Sint-Willibrordus in Oss, 1925 - 1964


Combo in Oss, 1963 - 1971


Cunera in Oss, 1971 - 1972


Sint-Joseph in Berghem, 1916 - 1963


Sint-Isidorus in Ravenstein, 1917 - 1954


Sint-Jozef in Schaijk, 1911 - 1957


Coöperatieve Zuivelvereniging Centraal Brabant in Tilburg, 1971 - 1977


Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting CTM in Tilburg , 1913 - 1972


Dongen in Dongen, 1899 - 1969


Sint-Adrianus in Hilvarenbeek, 1928 - 1948


Sint-Lucia in Oisterwijk, 1917 - 1948 (staat bij Tilburg!)


Raamsdonk-Waspik, voorheen Nooit Gedacht, in Raamsdonk, 1907 - 1970


Sint-Anthonius in Riel, . . . - 1975


De Hoop in Rijen, 1897 - 1968


Sint-Isidorus in Udenhout, 1916 - 1965


Sint-Joseph in Haaren, 1926 - 1958


Coöperatieve Melkinrichting Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, 1918 - 1972


Eerste Langstraatse Stoomzuivelfabriek in Drunen, 1905 - 1965


Sint-Isidorus in Luttelherpt onder Heusden, 1907 - 1963


De Toekomst in Sprang-Capelle, 1909 - 1965


Sint-Lucia in Helvoirt, . . . - 1953


Het Anker, voorheen Vol Verwachting, in Roosendaal, 1903 - 1964


VCZ West-Brabant in Roosendaal, 1964 - 1972


Verenigde Coöperatieve Zuivelbedrijven VCZ Brabant - Zeeland in Roosendaal, 1972 - 1977


De Hoop in Huijbergen, 1914 - 1969


Sint-Jan, voorheen Recht en Plicht, in Sprundel, 1903 - 1955


Wouwse Coöperatie in Wouw, 1894 - 1965


De Hoop in Etten-Leur, 1901 - 1972


Kloosterzande in Kloosterzande, 1927 - 1972


Walcheren in Middelburg, 1916 - 1972


Bevelandse Melkcentrale, voorheen Het Hart, in Wemeldinge, 1929 - 1958


Sint-Bavo in Rijsbergen, 1912 - 1972


De Eensgezindheid in IJzendijke, 1929 - 1972


Aardenburgse Roomboterfabriek in Aardenburg, 1927 - 1959


Landbouwers Welvaren in Zundert, 1899 - 1972


Coöperatieve Melkinrichting en Zuivelfabriek Martinus in Breda, 1911 - 1977


De Hoop in Baarle-Nassau, 1904 - 1972


Landbouwers Welvaren in Chaam, 1899 - 1967


De Eendracht in Ulicoten, 1899 - 1967


Sint-Brigida in Bavel, 1901 - 1959


Zuidelijke Melkbedrijven Breda in Breda, 1963 - 1967


BMI De Hoop in Breda, 1960 - 1963


De Eendracht in Oosterhout (Oosteind), 1899 - 1968


Sint-Willibrordus in Teteringen, 1902 - 1963


Sint-Bernardus in Made, 1904 - 1980


Sint-Gertrudis in Prinsenbeek, 1904 - 1979


Sint-Laurentius, voorheen Hoop op Zegen, in Ulvenhout, 1906 - 1965


Stichting / Coöperatieve Vereniging Zuidelijke melkbedrijven ZM in Tilburg, 1961 - 1980


De Goede Verwachting in Gilze, . . . - 1985


Sint-Lambertus in Veghel, 1916 - 1985


De Boerenbond in Schijndel, 1901 - 1977


Specificatie foto's inventarisnr 1569

laatste wijziging 13-06-2015 ,  1.843 beschreven archiefstukken ,  4 gedigitaliseerd , totaal 4 bestanden

   

 Schema ontstaan DNV-Campina

Aanwijzingen voor de gebruiker

Het archief en inventarisatie

In 1986 werd het proces-verbaal van inbewaringgeving van de meeste van de in de inventaris beschreven archieven ondertekend namens DMV-Campina by en C.Z. Campina BA te Veghel enerzijds en het Rijksarchief in Noord-Brabant anderzijds. Nadien werden er dank zij naarstig speurwerk van de voormalige medewerker van DMV-Campina, de heer W. Seegers, nog aan toegevoegd de archieven van de zuivelverenigingen CZNZ en ZNZ en van de ZEV. Ten slotte ontving het Rijksarchief nog aanvullingen op de genoemde bestanden, met name uit de regio Breda (Hoeven, Prinsenbeek, Made en Zevenbergschen Hoek). Een en ander leidde in 1990 tot aanpassing van het proces-verbaal. Alle in deze inventaris beschreven archieven, die na schoning een totaal van 73 m' bleken te beslaan, zijn openbaar.


In overleg met de heer Seegers werd besloten hoe de nog niet geschoonde bestanden geselecteerd moesten worden. Overigens was de eerste selectie al door DMV-Campina zelf uitgevoerd: van de archieven van de coöperaties waren in principe alleen de statuten, ledenlijsten, notulen en jaarverslagen bewaard. Deze lijn is overwegend gevolgd. Een uitzondering vormde het archief van de Coöperatieve Zuivelfabriek Venray, het enige archief dat 'compleet' door DMV-Campina samen met de fabriek werd overgenomen. De fabriek werd in 1985 gesloten. In 1986 werd het archief vanuit de voormalige fabriek getransporteerd naar het Rijksarchief in Noord-Brabant met het doel het daar integraal te bewaren als voorbeeld van een compleet archief van een zuivelfabriek. De omvang bedroeg toen 100 m'.

Onderzoek in het archief van Venray toonde al snel aan dat het archief veel minder compleet was dan de eerste indruk had doen voorkomen. Weliswaar waren de 'kernstukken' die bij liquidatie van zuivelfabrieken veelal door de opvolger overgenomen werden, zonder veel lacunes aanwezig, anders was dit bij de meeste andere series: zij vielen eerder door hun leemten dan door hun volledigheid op. Als voorbeeld hiervan kan de correspondentie dienst doen, waarvan naast enkele series circulaires slechts een pak brieven uit de jaren 1936-1938 resteert. Na overleg met de heer Seegers werd besloten ook op dit archief een grondige selectie toe te passen.


Verreweg het grootst in omvang was het boekhoudkundige deel van het archief. Nadat daarvan het materiaal afgescheiden was dat voor een melkfabriek niet-typische gegevens bevatte, en nadat de overgebleven stukken, hoofdzakelijk bestaande uit series, op hun historische merites waren beoordeeld, was de omvang van het te bewaren deel van het archief sterk geslonken.



Wat van het boekhoudkundig archief deze selectie overleefde, vormde geen chronologisch aaneengesloten geheel, waardoor het voor de historicus die met dit soort bronnen toch meer naar ontwikkeling en beweging zoekt dan naar het evenement, niet erg waardevol was. Het nut van het bewaren van stukken kwam daarmee te liggen op een louter museaal vlak. Dit schiep de mogelijkheid om uit de tot nu toe van de vernietiging gespaarde series voorbeeldexemplaren te bewaren, waarmee kan worden volstaan indien we willen laten zien hoe een boekhouding van een coöperatieve melkfabriek er uit zag. Het archief van de Coöperatieve Zuivelfabriek Venray beslaat nu nog 6 m'.


De indeling van de archieven weerspiegelt de vele concentraties en fusies die zich in de Zuidnederlandse zuivelwereld in de twintigste eeuw voltrokken hebben. Uiteraard is dit beeld niet volledig aangezien van veel zuivelfabrieken het archief niet of niet compleet bewaard is gebleven. Per onderdeel zijn de coöperaties alfabetisch op plaats van vestiging geordend. Coöperaties echter waarvan de rechten al voor de grote fusies in de jaren zestig en zeventig waren overgegaan dan wel die een onderling samenwerkingsverband waren aangegaan, zijn ondergebracht bij de vestigingsplaats van de coöperatie die deze rechten had overgenomen c.q. bij de vestigingsplaats van het samenwerkingsverband. De bij ieder onderdeel aangegeven datering slaat op de begin- en eindjaren van de coöperatieve zuivelverenigingen of melkveehoudersverenigingen, zoals af te leiden waren uit de notariële akten van oprichting en de notulen. Ze wijken soms af van de door J. Andrik in de reeds genoemde catalogus vermelde jaartallen. Tussen haakjes geplaatste jaartallen zijn onzeker.


In 1964 ontstond uit De Kempen de Coöperatieve Zuivelvereniging Campina G.A., waaruit in 1976 op haar beurt de Coöperatieve Zuivelvereniging (sedert 1979 Melkveehoudersvereniging) Campina B.A. voortkwam. Aangezien de oude administratie na de schaalvergroting in 1976 doorliep, vormde zich één doorlopende serie archiefbescheiden van de twee laatstgenoemde zuivelverenigingen. Deze is dan ook bij de inventarisatie als eenheid gehandhaafd.

Binnen ieder onderdeel kon een vaste indeling worden aangehouden: statuten, jaarverslagen, notulen en overige stukken. Alleen het archief van de Coöperatieve Zuivelfabriek Venray wijkt hiervan af. De foto's van en betreffende fabrieken zijn in een aparte rubriek Documentatie ondergebracht, omdat ze al voorheen een aparte verzameling vormden. De foto's van bestuursleden zijn in het archief van de betreffende coöperatie gelaten, waarin ze bij de inventarisatie aangetroffen werden.


De verschillende rapporten van accountantsdiensten zijn als twee series aangetroffen en als zodanig, onder andere om praktische redenen, in tact gelaten. In de ene serie, aanwezig in het archief van de ZNZ, bevinden zich rapporten van de interne accountantsdienst van de ZNZ, de CZNZ en de CZOZ, alsmede rapporten van externe bureaus; de andere serie bleek ondergebracht in het archief van de BZB en bevatte rapporten van de BZB, de CZOZ en externe bureaus.


J.C.M. Andrik, Th.F. van Litsenburg en J. G.M. Sanders, 1991

Het archief en inventarisatie

 Inleiding

 De zuivelbonden in Zuid-Nederland

Intussen was in 1899 te Eindhoven de Noord-Brabantsche Zuivelbond NBZ opgericht. Deze bond geraakte in 1904 in conflict met een aantal malafide boterhandelaren, hetgeen resulteerde in de zogenaamde boteroorlog. Deze boterhandelaren knoeiden met de boter die zij inkochten op de mijn van de NBZ in Eindhoven en verkochten deze boter vervolgens als echte Nederlandse natuurboter aan het buitenland. De invoering van de botercontrole en het rijksbotermerk in 1904 vormde een bedreiging voor hun activiteiten. Zij probeerden dan ook door beloften en intimidaties de leden van de NBZ te bewegen zich niet bij de botercontrole aan te sluiten. Zij gingen over tot een boycot van de NBZ-mijn en richtten zelf een mijn voor ongecontroleerde boter op. De strijd, die een paar jaar duurde, had tot gevolg dat beide mijnen van het toneel verdwenen. In 1908 zocht de NBZ contact met de ZNZ om zijn leden in de gelegenheid te stellen hun boter af te zetten via de botermijn van de ZNZ in Maastricht. De onderhandelingen eindigden in 1909 met de overgang van 65 fabrieken van de NBZ naar de ZNZ en de liquidatie van de eerste. Daardoor steeg het aantal bij de ZNZ aangesloten bedrijven tot 215. In de jaren daarna daalde dat aantal gestaag, voornamelijk door het opgaan van handkracht- en kleine stoomfabriekjes in grotere stoomzuivelfabrieken. De omzet bleef evenwel voortdurend stijgen.


In 1947 werd de ZNZ ingrijpend gereorganiseerd. Naast de bestaande vereniging werd de Coöperatieve Zuivelvereniging Zuid-Nederlandse Zuivelbond G.A. (CZNZ) te Roermond opgericht, die het mogelijk maakte de zakelijke en financiële constructie te verbeteren. Fabricage en afzet van zuivelprodukten kwamen nu in één hand. Naast de verkoop van boter werd ook de centrale verkoop van kaas en melkpoeder ter hand genomen, terwijl voorts alle melk die niet ter plaatse tot produkten werd verwerkt, ter beschikking kwam van de CZNZ om deze hetzij te doen verwerken, hetzij te verkopen. Ten behoeve van deze verwerking werden de bestaande fabrieken van Bergeijk en Veghel aangekocht en tot grote ontwikkeling gebracht.

De CZNZ was werkzaam op drie terreinen: organisatorisch, commercieel en produktietechnisch. Zij stimuleerde een verdere samenwerking tussen de coöperatieve zuivelbedrijven.


Na wijziging van de statuten van de ZNZ in 1947, gingen vrijwel alle leden over naar de CZNZ. Per 1 januari 1948 waren lid van de ZNZ: de CZNZ, CCM Bergeijk (toen nog St. Bernardus), CCM De Meijerij Veghel en de zuivelfabrieken in Asten, Berghem, Berlicum  en Dinther. Sedert die datum had de CZNZ een stemoverwicht in de algemene ledenvergadering van de ZNZ. De bestuursleden van de ZNZ hadden ook zitting in het CZNZ-bestuur. De opheffing van de ZNZ vond plaats op 30 november 1970.


Het ontstaan en samengaan van regionale zuivelcoöperaties

 De oprichting van DMV-Campina B.V 1 jan. 1979

In de jaren zestig en zeventig vonden verdere concentraties en fusies van coöperatieve zuivelverenigingen binnen het (C)ZNZ-gebied plaats.


In 1964 ontstond de Coöperatieve Zuivelvereniging Campina G.A. te Eindhoven uit een fusie van de kringcoöperaties De Kempen en Ament. In het begin van de jaren zeventig sloten ook de

kringcoöperatie Sibema en een aantal lokale coöperaties zich bij Campina aan.

In het stroomgebied van de Maas fuseerden in 1971 de kringcoöperaties Midden-Limburg en Noord-Limburg met een aantal lokale coöperaties tot de Coöperatieve Zuivelvereniging De Maasvallei.


In 1972 trad ook de zogenaamde Cunera-groep uit Oss en omgeving tot de nieuwe vereniging toe.

In het werkgebied van de BZB kwam in 1964 de Verenigde Coöperatieve Zuivelbedrijven (VCZ) West-Brabant tot stand door het samengaan van Het Anker uit Roosendaal en de Wouwse Coöperatie. In 1972 voegden zich hierbij een zestal lokale coöperaties, waardoor VCZ Brabant-Zeeland ontstond met Roosendaal als zetel.


De Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting CTM en de Coöperatieve Melkinrichting St. Jan, centra van de zuivelindustrie rond respectievelijk Tilburg en 's-Hertogenbosch, fuseerden in 1971 tot de Coöperatieve Zuivelvereniging Centraal Brabant CZCB met Tilburg als zetel.

In de omgeving van Breda ontwikkelde zich de coöperatie Martinus met fabrieken te Baarle-Nassau en Breda.


Als verkooporganisatie trad in het midden en westen van Noord-Brabant de Coöperatieve vereniging Zuidelijke Melkbedrijven ZM op. ZM werd in 1961 als stichting in Tilburg opgericht door ZEV Breda, CTM Tilburg, St. Jan 's-Hertogenbosch en De Hoop Breda met als doel 'het bevorderen der kwaliteit van door aangesloten bedrijven in de handel gebrachte produkten'.*  In 1967 werd de stichting omgebouwd tot een coöperatieve vereniging. Leden waren St. Jan 's-Hertogenbosch, De Hoop Huijbergen, CTM Tilburg, Combo Oss, VCZ West-Brabant en Martinus Breda. De activiteiten van de vereniging waren vooral gericht op de afzet van de door de leden geproduceerde consumptiemelk(produkten). ZM werd in 1980 geliquideerd.


In 1976 fuseerden de aldus ontstane coöperaties Campina, De Maasvallei, Brabant-Zeeland, Centraal Brabant en Martinus Breda. Bij de nieuwe vereniging, die de naam ging voeren van de grootste fusie-deelnemer Campina, waren ten tijde van de fusie 12.500 melkveehouders uit Zeeland, Noord-Brabant en Limburg aangesloten, die samen ongeveer één zesde deel van de Nederlandse melkproduktie voor hun rekening namen.




 Kenmerken

Kenmerken

Vindplaats origineel:

Locatie Den Bosch

Categorie:

Industrie, Handel en Dienstensector

laatste wijziging 13-06-2015 ,  1.843 beschreven archiefstukken ,  4 gedigitaliseerd , totaal 4 bestanden

Inventaris


#Inleiding #archief-en-inventaris #De-zuivelbonden #ontstaan-samengaan #Aanwijzigingen-gebruiker #Schema #oprichting-DMV-Campina #Inleiding #Inleiding #Inleiding #Kenmerken #Inventaris

  http://www.archieven.nl/nl/zoeken?miadt=235&mizig=210&miview=inv2&milang=nl&micols=1&mires=0&micode=187&mip2=187

  Versie 1991 ophalen  1991_inventaris-dmv-campina_01-05-2008.pdf