#Dr.b/2020-08-06

 /drenthe

voorgaande

voorgaande

versie-7.0

  Tekst van onderstaande ‘Het boterfabriekje in Een’ - ophalen als pdf-bestand

Het boterfabriekje in het dorp Een

Uit DAC van ?? Febr. 1896

Een, 17 Febr, Heden werd alhier ten huize der wed. Bastiaans door den heer notaris Ebbinge Wubben van Roden opgemaakt de akte van de vereeniging “De Eendracht”, welke vereeniging spoedig zal overgaan tot het bouwen van eene roomboterfabriek met handkracht.

Als bestuursleden werden in dezelfde vergadering verkozen de heeren R. Hofsteenge, H. Egberts, R Martens, A. Bezu en J. Assies, terwijl tot commissarissen benoemd werden de heeren J. Meelker, B. Boving en P. V. Dokcum.

Op verzoek van het bestuur blijft de heer P. V Dokcum de functie van secretaris waarnemen.

naar onderwerpen-lijst Volgende pagina

   Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

Volgende pagina

E. J. Werkman - 1/3

Bovenstaand stukje uit de Drentshe en Asser Courant is door Oud Archivaris E. J. Werkman verwerkt in een langer artikel, gepubliceerd in “Ons Waardeel” - het blad van de Historische Vereniging Drenthe, nr.2 / 1983.


Hier dat volledige verhaal van  E.J. Werkman


Het plan om een boterfabriek te bouwen is ontstaan bij de leden van de landbouwvereniging te Een. Zij kwamen in vergadering bijeen op 15 december 1895 en besloten toen in beginsel tot de oprichting. De secretaris kreeg opdracht inlichtingen in te winnen over de werking van een zodanige inrichting bij de in bedrijf zijnde fabriek te Gasteren en verder wilde men voorlichting vragen aan enige deskundigen op zuivelgebied. Op 4 januari 1896 werd weer vergaderd en kwamen ondermeer ter sprake brieven van de directeuren van de boterfabrieken te Gasteren en te Makkinga. Na uitvoerige besprekingen  de vergadering duurde tot laat in de avond  werd uit de aanwezigen voor een fabriek te Een de melk van 80 koeien toegezegd.


Een commissie, bestaande uit de heren R. Hofsteenge H. Egberts, R. Martens, B. Baving en P. van Dockum,  kreeg opdracht een nader onderzoek in te stellen naar de gang van zaken in de fabriek te Gasteren. Voorts zou de secretaris nog nadere inlichtingen moeten vragen aan de heer Van Weydom Claterbos te Kampen. Deze laatste was zuivelconsulent in dienst van de Gelders Overijsselse Maatschappij van Landbouw. Hij werd door deze organisatie van tijd tot tijd om zo te zeggen uitgeleend aan het Drents-Landbouwgenootschap en hield dan op tal van plaatsen lezingen over zuivelbereiding. Hij wees daarbij vooral op het belang van een betere melkwinning en een zindelijker behandeling van de melk. Daarnaast drong hij er op aan dat de boeren het zelf produceren van boter achterwege zouden laten en hun melk zouden doen verwerken in kleine handkracht-boter-fabrieken, waarin hygiënischer kon worden gewerkt en een beter, dus meer geld opbrengend product kon worden verkregen.


Op 7 februari 1895 had hij een voordracht gehouden in cafe Bastiaans te Een en naar aanleiding van hetgeen hij toen te berde heeft gebracht zijn de Eener boeren vermoedelijk van gedachten gaan wisselen over de bouw van een boterfabriek. In zijn aan de secretaris verstrekte inlichtingen zal de heer Claterbos wel hebben aangeraden over te gaan tot de stichting van een boterfabriek. Dat was overigens nauwelijks nog nodig, want reeds twaalf dagen na haar instelling had de genoemde commissie een zo enthousiast verslag over wat ze te Gasteren gehoord en gezien had uitgebracht, dat de landbouw-vereniging op 18 januari 1896 definitief besloot tot de oprichting van een boterfabriek over te gaan. Staande de vergadering werd de melk van 102 koeien toegezegd en werd een voorlopig bestuur gekozen.

Een maand later, namelijk op 17 februari 1896 werden met medewerking van de notaris Ebbinge Wubben uit Roden ten huize van de weduwe Bastiaans de statuten opgemaakt van de coöperatieve vereniging „De Eendracht", ten doel hebbende de bouw en de exploitatie van een boterfabriek met handkracht te Een. Als definitieve bestuursleden werden in deze bijeenkomst aangewezen de heren R. Hofsteenge, H. Egberts, R. Martens, A. Bezu en J. Assies, terwijl tot commissarissen werden benoemd de heren J. Meelker, B. Baving en P. van Dockum. De akte van oprichting van de vereniging werd gepubliceerd in no. 67 van de Nederlandsche Staatscourant van donderdag 19 maart 1896. Voor de betrekking van directeur van de op te richten fabriek meldden zich tien sollicitanten. Het bestuur benoemde als zodanig de heer G. Talens, waarbij wel als doorslaggevend argument zal hebben gegolden dat hij was opgeleid aan de fabriek te Gasteren. Bij de aanbesteding van de bouw deden zich enkele moeilijkheden voor.


De laagste inschrijver bleef namelijk nog boven de begroting. Het was de heer B. Offringa te Makkum, die het werk voor f 1760,-- wilde uitvoeren. Drie weken later, op 8 april 1896, werd een heraanbesteding gehouden, waarbij de bouw werd gegund aan de heer Hoekstra te Appelscha, die aanvankelijk niet had ingeschreven. Een handkrachtboterfabriek kon snel worden gebouwd, reeds op 25 juni 1896 kon met de exploitatie worden begonnen. De Provinciale Drentsche en Asser Courant van 27 juni 1896 no. 149 vermeldt daaromtrent: „Een, 25 juni 1896. Hedenmorgen werd de eerste melk in onze roomboterfabriek verwerkt. Het gebouw beantwoordt volkomen aan de gestelde eischen. Het Bestuur betuigde dan ook zijn dank aan den aannemer, den heer Hoekstra te Appelscha voor de nette uitvoering en degelijken bouw. De melkvoorwarmer van den heer Tichelaar, mede van Appelscha, voldoet met de overige benoodigdheden voor de boterbereiding uitstekend. “Moge deze inrichting tot de bloei van ons plaatsje medewerken."


Aanvankelijk werd de melk uitbetaald naar het aantal geleverde liters. Dit leidde er toe dat sommige leveranciers hun hoeveelheid trachtten te vergroten door de toevoeging van water of ondermelk. Om aan deze praktijken een einde te maken werd in de aandeelhoudersvergadering van 29 november 1896 besloten voortaan de melk uit te betalen naar vetgehalte. Op 24 december 1896 kwamen de aandeelhouders opnieuw bijeen en werd, hoewel  de fabriek nog geen jaar had gewerkt, toch een „jaarverslag" uitgebracht, waaruit bleek dat de financiële resultaten tot dusver gunstig waren. Tevens werd in deze vergadering aan de eerste directeur op zijn verzoek eervol ontslag verleend en werd tot zijn opvolger benoemd de heer Lucas Vos te Een. De uitbetaling naar vetgehalte voldeed goed, maar bezorgde de nieuwe directeur veel werk, zodat reeds een maand nadat hij in dienst getreden was zijn salaris met 50 gulden per jaar werd verhoogd.


Er werden in deze tijd veel handkrachtboterfabrieken opgericht, wat meebracht dat er veel vraag was naar directeuren met enige ervaring. Daardoor konden deze functionarissen dikwijls door over te stappen naar een andere fabriek hun positie verbeteren. Aan de grote wisseling van directeuren, die zodoende ontstond, is men ook te Een niet ontkomen. Lucas Vos bleef nog geen jaar in functie; in het begin van december werd tot zijn opvolger benoemd de heer J. Boer Jzn- wonende te Een maar afkomstig uit  Bovensmilde.

Ook hij schijnt maar korte tijd te Een werkzaam te zijn geweest en werd opgevolgd door de heer K. Vos. Aan hem werd, nadat hij ruim een jaar lang de fabriek had beheerd op 26 maart 1898 eervol ontslag verleend. Het Bestuur betreurde zijn vertrek en schonk hem bij zijn afscheid als blijk van waardering „een keurig inktstel". Welke fabriek van zijn te Een opgedane ervaring is gaan profiteren wordt niet vermeld.


De Eener boterfabriek, die steeds van bescheiden omvang is gebleven, heeft gewerkt tot het najaar van 1905. Toen was de apparatuur versleten en had de aanschaffing van nieuwe machines geen zin meer. Er waren namelijk na 1900 veel stoomboterfa-brieken in Drenthe gekomen en bij de boter-keuringen, die vanwege de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken werden gehouden, bleek steeds dat de boter uit de handkrachtfabrieken veel meer gebreken vertoonde dan die uit de fabrieken die door stoom gedreven werden. De door het Drents Landbouwgenootschap aangestelde zuivelconsulent F.E. Posthuma, die van 1 januari 1901 tot 31 december 1905 in Drenthe heeft gewerkt, hamerde er steeds op dat de kwaliteit van de Drentse boter beter moest worden, wilde men goede afzetmogelijkheden behouden. Het is dus te begrijpen dat in 1905 de aandeelhouders te Een geen heil meer zagen in een vernieuwing van hun fabriek en in hun vergadering van 13 november 1905 besloten tot opheffing. De melk, die men aanvankelijk naar Norg had willen zenden, zou in het vervolg verwerkt worden te Roden. Dit bracht overigens wel moeilijkheden mee, zoals blijkt uit het courantenbericht over de opheffingsvergadering, dat eindigt met de zinsnede: „Zooals men nu wel kan begrijpen wordt de straatweg al meer en meer vereischt, want om de melk per as door onze zanderige streken te vervoeren is voorwaar geen kleinigheid."


Op 14 december 1905 vond de publieke verkoop van de fabriek met de inventaris plaats. B. Offringa uit Wijnjeterp werd voor f 256,50 eigenaar van het gebouw. De „machine", bedoeld zal wel zijn de karn, werd het eigendom van de boterfabriek te Zevenhuizen, de „brandschuur", vermoedelijk een turfhok, werd voor 20 gulden gekocht door B. Baving. Voorts werd nog een aantal kleinere voorwerpen verkocht, maar alles bij elkaar genomen kunnen de aandeelhouders maar een bescheiden slotuitkering hebben gekregen. De oprichting van de fabriek in 1896 zal praktisch ten gevolge hebben gehad dat de toen bestaande landbouwvereniging werd vervangen door een Coöperatieve vereniging voor de productie van roomboter. De band, die zich tussen de leden van de coöperatie gevormd had, dreigde door de opheffing van de fabriek verloren te gaan. Enkele vooraanstaande landbouwers, overtuigd van het nut van blijvende samenwerking, zagen dit gevaar wel in. In een door hen belegde vergadering in het café Hofsteenge op 8 december 1905 wisten zij te bereiken dat opnieuw een landbouwvereniging met als doel vooral Coöperatieve aankoop werd opgericht. Tot bestuursleden werden verkozen de heren J. Niestijl voorzitter, O. Dijkstra secretaris en J. Assies penningmeester. De geschiedenis van deze nieuwe landbouwvereniging valt evenwel buiten het bestek van dit artikel.


Naschrift:

   Het vervoer van de melk naar Roden bleek al spoedig zeer bezwaarlijk te zijn, zodat reeds in het voorjaar van 1906 elf boeren uit Een zich aansloten bij de Coöperatieve zuivelfabriek te Norg, die sinds 1900 door stoom gedreven werd.


*) Jaarverslag van de Vereniging controlestation Assen" te Assen over het jaar 1914.