#Dr.b/2020-
/drenthe
voorgaande
voorgaande
Tekst van onderstaande ‘De pijpen vallen......’ -
De pijpen vallen -
Een stukje historie
In het voorjaar van 1892 was te Eext een landbouwvereniging tot stand gekomen met als eerste doelstelling de oprichting van een boterfabriek. Het kwam destijds meer voor dat men niet direct een coöperatieve vereniging vormde tot het bouwen en exploiteren van een zuivelfabriek, maar eerst een landbouwvereniging oprichtte om de voorbereidende maatregelen te nemen.
Oorspronkelijk was het de bedoeling een fabriek te stichten voor Eext en Gieten te zamen. Op aandelen van fl. 25,-
Op 22 februari 1894 hield de zuivelconsulent J. J. van Weydom Claterbos uit Kampen te Eext een voordracht over de zuivelbereiding. Zijn gehoor bestond uit een zestigtal belangstellenden „benevens dertien jeugdige boerinnen” zoals een courantenbericht vermeldt. Breedvoerig sprak hij over de kleine zuivelfabrieken, die men zo talrijk in de provincie Limburg aantrof en die volgens hem ook uitstekend geschikt waren voor Eext en omgeving en met werktuigen en al slechts een paar duizend gulden kostten. Voor zulk een fabriek was reeds de melk van 150 koeien voldoende De landbouwvereniging besloot in haar vergadering van 15 februari 1895, waarin dertig leden aanwezig waren met bijna algemene stemmen over te gaan tot de oprichting van een handkrachtboterfabriek. De daarvoor benodigde geldsom werd staande de vergadering bij aandelen van fl. 10,-
Nadat op 12 maart 1895 de akte van oprichting van de vereniging Coöperatieve Handkrachtzuivelfabriek Eendracht te Eext getekend was, kon op 16 maart de bouw van de fabriek worden uitbesteed.
De voorbereidingen daartoe waren nog door een commissie uit de landbouwvereniging getroffen. Reeds in de tweede helft van mei kon met de exploitatie worden begonnen; de fabriek werkte in de eerstvolgende jaren met goede resultaten.
Concurentiestrijd
Op 7 januari 1903 bevatte de Provinciale Drentsche en Asser Courant een uit Assen opgegeven bericht dat de handkrachtboterfabriek te Eext zou worden veranderd in een stoomzuivelfabriek. De complete inrichting zou geleverd worden door de firma C. van Kleef en Co. te Amsterdam, de centrifuges etc. zouden van de nieuwste vinding en van uitnemend maaksel zijn en scherp ontromen.
De Eexsters zochten het dus wel wat ver. Dit kwam doordat de agent van de firma Van Kleef, de koperslager W. Meyer te Assen, hen voor de levering door de door hem vertegenwoordigde fabrikant had weten te winnen.
Meyer heeft met de in de wacht gesleepte order handig reclame gemaakt. Het genoemde bericht is kennelijk door hem opgegeven en in de courant van dezelfde datum liet hij een advertentie opnemen waarin hij zich presenteerde als „installateur voor complete zuivelfabrieken”. Zijn concurrent, de koperslager G. H. Klapdoor te Assen, liet dat niet op zich zitten. Drie dagen later plaatste hij onder het opschrift „Instellatie Zuivelfabrieken” een flink wat grotere advertentie, waarin hij een lijst had opgenomen van allerlei door hem leverbare machines en andere benodigdheden voor de zuivelindustrie.
Twee dagen later herhaalde Meyer zijn annonce, de volgende dag deed Klap door hetzelfde. Er was nu eenmaal in deze branche geld te verdienen: de omzetting van handkrachtfabrieken in stoomfabrieken begon op gang te komen, terwijl bovendien nog steeds handkrachtfabrieken werden opgericht.
Leiding bij deze ontwikkeling gaf de zuivelconsulent Posthuma, die door het geven van cursussen aan de directeuren er naar streefde dat door een juist gebruik van de nieuwe installaties de kwaliteit van de Drentse boter werd verbeterd.
De verbouw van de Eexter fabriek werd, voor fl. 2390,-
Op 20 mei 1903 bevatte de Asser Courant het volgende bericht:
„Eext, 18 mei 1903. De geheel verbouwde boterfabriek, van eene handkracht-
De „stoompijp” was niet de hoge schoorsteen die thans nog aanwezig is, maar een veel lager bouwwerk, dat nauwelijks boven het eigenlijke fabrieksgebouw uitstak.
Over het algemeen hadden de oude stoomzuivelfabrieken die ontstonden, door de verbouw van een handkrachtfabriek aanvankelijk slechts een vrij lage, pijp, zodat bij bepaalde weersomstandigheden de rook nog wel eens tussen de huizen van het dorp door gedwarreld zal zijn. Maar met milieubezwaren kwam men destijds niet aan, veelal zal men zich bij het opsnuiven van de rook lucht verheugd hebben over de voor spoedige gang van zaken in de fabriek die welvaart en vertier in het dorp bracht.
De „pijp” van Zuidwolde
Over de bouw van een andere en vrij hoge fabriekspijp die ook in 1903 plaats vond, weten we enige bijzonderheden.
De Asser Courant van 23 februari 1903 bevat n.l. het volgende bericht:
„Zuidwolde, 20 februari 1903. Niemand behoeft hier meer te vragen waar de „Een dracht”, de boterfabriek van dien naam gevestigd is; een zeventien meter hooge pijp wijst ieder de weg. Deze hooge pijp werd heden afgewerkt en was noodig geworden door de toenemende hoeveelheid melk. De firma Canoy-
Het betrof hier niet de eerste pijp te Zuidwolde; de in 1896 opgerichte handkrachtfabriek was reeds in 1899 verbouwd tot een stoomfabriek, die eerst een veel lagere pijp zal hebben gehad.
De „roomafscheider” van Steenbergen
Wat de toegenomen aanvoer van melk, waarvan in het bericht sprake is, betreft, deze was een gevolg van de opheffing van de bij het gehucht Steenbergen staande „roomafscheider” van de firma Fritzlin (ook Fritzlin en Maas genoemd) te Lutten. In deze vrij grote inrichting, die uiteindelijk zelfs met stoom werkte, werd de melk van boeren uit de wijde omgeving, zelfs uit Ruinen, ontroomd.
De room werd met wagens naar Lutten vervoerd om daar verder te worden verwerkt. Tenslotte werd te Steenbergen ook boter geproduceerd, zodat daar een complete stoomzuivelfabriek ontstond. Langzamerhand boterde het echter niet meer tussen de firma en de boeren. Te Ruinen kwam in 1896 een coöperatieve stoomzuivelfabriek tot stand, terwijl de Zuidwolder boeren zich meer en meer aangetrokken voelden tot de fabriek te Kerkenbosch. In februari 1903 besloot de firma Fritzlin daarom haar inrichting te Steenbergen te sluiten. De machines werden verkocht aan een fabriek te Den Hulst, waarin ook de machinist een nieuwe werkkring vond.
Westerbork
Inmiddels is ook de hoge, reeds van verre zichtbare pijp van de voormalige stoomzuivelfabriek te Westerbork met springstof ten vul gebracht. De Westerborker fabriek begon haar bestaan in 1893 direct als stoomzuivelfabriek. De toen gebouwde pijp zal nog wel nauwelijks boven het geboomte hebben uitgestoken.
E. J. WERKMAN
Integrale overname:
Geschreven door E.J. Werkman (met toevoeging eigen foto’s -
Stond in Drents Landbouwblad 18-
De Pijpen Vallen…over de zuivelfabriek van Eext.
Wie het in de zomer geheel in het groen verschoten dorp Eext nadert, ziet geen kerktoren boven het geboomte uitsteken, maar wel de hoge pijp van de niet meer in gebruik zijnde stoomzuivelfabriek. Het is de vraag of dit nog lang het geval zal zijn; sinds geruime tijd immers is er sprake van afbraak van de fabriek, al wordt nog steeds met volharding getracht een nieuwe bestemming voor het gebouw te vinden, zodat het kan bijdragen tot herstel van de levendigheid in het dorp.
Naschrift. (18 april 1980)
Nadat dit artikel geschreven was, is inmiddels met de afbraak van de fabriek te Eext begonnen; terwijl de pijp van de fabriek van Diever niet ten val is gebracht, maar steen voor steen afgebroken is. De handkrachtboterfabriek van Diever was in 1903 in een fabriek met stoomkracht omgezet, er was toen meteen een korenmaalderij aan verbonden.
Verder is onder zeer grote belangstelling kortgeleden ook de schoorsteen van de voormalige zuivelfabriek De Eendracht te Eext met springstof opgeblazen.
E. J. W.
Geen frame -
E. J. Werkman -