#Dr.b/2020-08-06

 /drenthe

voorgaande

voorgaande

versie-7.0

Aantekening pagina

naar onderwerpen-lijst

Zuivelconsulenten -  Drenthe

De eerste Zuivelconsulent in Drenthe was E.F. Posthuma - x juni 1899 tot 31 dec. 1905


In het gedenkboek van de DLG. van J. Homan - blz 142 - staat dat nav. het uitgebrachte rapport over de toestand van de Drentse zuivelfabrieken er een zuivelconsulent werd aangesteld. n.l. de heer E. F. Postma, op een salaris van fl. 2000,-- per jaar. De aanstelling gold voorlopig voor twee jaar. Met ingang van 1 jan. 1901 werd de Rijkszuivelconsulent in Drenthe vast aangesteld. Hij was ambtenaar in dienst van het Genootschap, Provinciale Staten gaven een subsidie van fl. 1000,--

Voordat de heer Posthuma in Drenthe kwam was hij zeer kort - vanaf 23 mrt. 1898 - secretaris van de Friesche Zuivelbond. Mogelijk is hij om het hogere salaris - hij ging het dubbele verdienen - naar Drenthe vertrokken.


DAC. 27-1-1900 - Bron Archief Werkman

Vries 19 jan. De lessen over zuivelbereiding van de Zuivelconsulent Posthuma zijn hier aangevangen met 17 leerlingen uit deze gemeente en uit Peize, alle, behalve een paar hoofdonderwijzers, directeuren en volontairs van fabrieken. Het hoofd der gemeente woonde een deel der eerste les bij.


Mogelijk had hij het in Drenthe niet zo druk.

In de tijd dat hij in Drenthe zuivelconsulent was, was hij ook secretaris van de - net opgerichte - F.N.Z., op een vergoeding van fl. 300,-- per jaar.

En toen er in Braband problemen waren - de zg. ‘boteroorlog’ - heeft hij daar in 1904  als tijdelijke zuivelconsulent gewerkt.

Toen de F.N.Z. in 1905 voldoende geldmiddelen bezat om een vaste secretaris in dienst te nemen, koos Posthuma hier voor.


Meer over de persoon Posthuma in o.a. ‘Boek Geluk’ en in de WP. encyclopedie. Waar we lezen dat hij van 1914 tot 1918 minister was en vóór en in WO.II zó fout, dat het verzet hem in 1943 meende te moeten liquideren !


Zuivelconsulent Posthuma gaat in het voorjaar van 1905 Drenthe verlaten en wordt secretaris van de FNZ. in den Haag.


Zijn opvolger - per januari 1905 - in Drenthe is de heer J.C.van Weydom Claterbos.

Hij was de zoon van de eind 19e eeuw door Drenthe trekkende J.J. van Weydom Claterbos - zie afzonderlijk hoofdstuk aan deze persoon gewijd.

J.C. werd in 1913 officieel benoemt tot Rijkszuivel-consulent.


Hij overleed 24 mrt. 1965 te Apeldoorn.


In mijn bezit, als A24;

a) een kopie van het eerste verslag - 1900 - van de Heer Posthuma, uitgebracht aan het Hoofdbestuur van het DLG.

b) aantekeningen uit de verslagen 1901 t/m 1903, 1905, 1910 t/m 1914


Vraag me af wat precies zijn funktie was en hoe de verhouding was met de Dr. Zuivelbond?


Antwoord gedeeltelijk in “Zuiveljaarboeken”. B.v. 1926, blz 52

Cursussen - Assistent en controleur - werden in Assen en Meppel door hem gegeven, in Assen in het gebouw van het  laboratorium van de Rijkszuivelconsulent. (blz 34)

Er waren - volgens “Zuiveljaarboek” 1926” ook nog een Rijkszuivelvisiteurs.

Voor Drenthe, Friesland en Groningen waren dat in 1926:

A.S. vd Veer,      Leeuwarden

J.J.H. Gramser,    Leeuwarden

A. van Balsvoort, Groningen


Uit leerboek Hylkema 1913  blz. 628

Met jaar van aanstellen zuivelconsulenten. [Drenthe niet juist!]


1889 voor Friesland

1893 voor Zuid-Holland

1895 voor Noord-Holland

1897 voor Utrecht

1897 voor Gelderland

1897 voor Limburg

1898 voor Noord-Braband; 2e 1905 West-B.

1899 voor Zeeland

1900 voor Groningen

1900 voor Overijsel

1900 voor Drenthe

Gedeelte uit artikel van E.J. Werkman in Drents Landbouwblad van 9 juni 1978 - “Het begin van de zuivelindustrie in Drenthe”.


Op grond van een - zeer negatief - rapport over de toestand in de Drentse zuivelfabrieken, door Rijks-landbouwleraar J. Elema - op verzoek van het DLG, kwam het hoofdbestuur tot de conclusie dat men niet meer volstaan kon met een ‘uitgeleende’ zuivelconsulent - J.J. van Weydom Claterbos - maar dat men zelf over een dergelijke functionaris diende te beschikken. Het stelde daarom met ingang van 1 januari 1900 de heer F.E. Posthuma aan tot zuivel-consulent voor Drenthe. voorlopig voor de periode van één jaar. Zijn salaris kon worden betaald uit een subsidie van het rijk - fl. 2000,-- - groot, dat reeds in 1899 door het rijk aan het Genoodschap was toegezegd.

Nadat de provincie Drenthe in 1900 aan het Genootschap een jaarlijkse subsidie van fl. 1000,-- had verleend “ter bestrijding van de kosten, voortvloeiende uit de instelling van het zuivelconsulentschap in Drenthe” kon de heer Posthuma met ingang van 1 januari 1901 vast worden aangesteld. Hij wist, nadat men hem aanvankelijk met enige aarzeling tegemoet was getreden, al spoedig het vertrouwen van de Drentse zuivelwereld te winnen. Evenals de heer J.J. Van Weydom Claterbos gaf ook hij cursussen in de zuivelbereiding, maar nu niet meer aan vrouwen en dochters van landbouwers, maar aan .....directeuren van zuivelfabrieken en mede-werkers. Hij besteedde daaraan aanvankelijk veel tijd en vond dat beslist nodig omdat hij op zijn inspectiereizen in sommige fabrieken “verregaande vuilheid” aantrof.

Vervolg artikel van E.J. Werkman


Krachtig streefde hij er naar de Drentse zuivelindustrie op hoger peil te brengen; zijn uitgangspunt was dat de kwaliteit van de boter zo hoog mogelijk moest worden opgevoerd om te kunnen blijven concureren.

Één  van de middelen daartoe zag hij in samenwerking van fabrieken en het was vooral door zijn initiatief dat Assen in 1902 de centrale knederij en Exportvereniging Drenthe tot stand kwam.

Eenentwintig fabrieken sloten zich er bij aan, een getal dat echter in de volgende jaren geleidelijk terugliep.

In 1903 werd onder leiding van de zuivelconsulent het Botercontrolestation Assen opgericht. In het begin van 1905 verliet de heer Posthuma, wegens benoeming in een belangrijke funktie elders, de provincie Drenthe. Het hoofdbestuur van het DLG. had hem reeds op 1 oktober 1904 kennelijk als blijk van waardering geen gewoon maar “het meest eervolle ontslag verleend”.


Zie ook een Uittreksel - van het DLG - over het jaarverslag van Postma over 1900   

nog niet verwerkt   - Kopie A24

                    --------------------

Tot opvolger van de heer Posthuma benoemde het hoofdbestuur de heer Johan Cristoffer van Weydom Claterbos, die in januari 1905 in functie trad. Hij was een zoon van de pionier van de handkrachtfabriekjes en werkte voor hij in Drenthe kwam als zuivelconsulent in Limburg.

Met de werkwijze van de kleine fabriekjes zal hij dus uitstekend op de hoogte zijn geweest. Doordat hij in Duitse industriele ondernemingen had gewerkt, had hij ook ervaring opgedaan met door mechanische kracht gedreven fabrieken en was hij in staat advies en leiding te geven bij het omzetten van handkracht- in stoomzuivelfabrieken. Deze ontwikkeling die uiteraard een concentratie in de zuivelindustrie meebracht en reeds omstreeks 1900 begonnen was, kwam tijdens zijn consulentschap in versnelde mate op gang. Zo waren er in 1909 bij de Botercontrolestation Assen aangesloten 53 stoom-zuivelfabrieken en 21 handkrachtfabrieken, in centrale knederij te assen. 1914 waren deze cijfers respectievelijk 58 en 5. Tot de concentratie heeft onder meer bijgedragen de opheffing van de centrale knederij te Assen. Tot grote bloei is deze inrichting niet gekomen en op 4 april 1908 besloten de leden van de vereniging de zaak te liquideren. Het gebouw en de inventaris werden aangekocht door de op 11 februari 1908 opgerichte “Asser Coöperatieve Melkinrichting en stoomzuivelfabriek”, (ACMESA) die de melk te verwerken kreeg die tot dusver aan zes handkrachtfabrieken in de gemeente Assen geleverd was.


Rijkszuivelconsulent

De heer J.C. van Weydom Claterbos werd bij Koninklijk Besluit van 31 maart 1913, aangesteld tot Rijkszuivelconsulent in Drenthe met ingang van 1 april 1913. Zijn overgang in ‘s Rijksdienst betekende voor het DLG. de afsluiting van een periode, waarin het krachtig had bijgedragen tot de ontwikkeling van de Drentse zuivelindustrie.

De heer Claterbos jr. is tot 1935 in Drenhe werkzaam gebleven........


Tot zover heer E.J. Werkman over de zuivelconsulent J.C.  Claterbos

Zuiveljaarboek 1926, blz. 34

Cursussen gegeven door de zuivelconsulent

In 1926 werden de volgende cursussen gegeven:

voor Assistenten op woensdag te Assen

voor controleur zuivelf. op woensdag te Assen

voor controleur vokver. op woensdag te Assen

voor controleur zuivelf. op donderdag te Meppel

voor controleur vokver. op donderdag te Meppel

De cursussen in Assen werden gegeven in het gebouw van het laboratorium van de Rijkszuivelconsulent

De cursussen te Meppel in het gebouw der Rijkslandbouwwinterschool.


Meer gegevens in Zuiveljaarboek 1926 op blz 55

Was gevestigd te Assen, Oostersingel 7 tel. no.7

Rijkszuivelconsulent:J.C. van Weydom Claterbos

Adres: Hertenkamp 5, tel. nr. 112

Assistent: J. Klok Jr.

Spreekuur: woensdag van 9 - 12 uur


Zuivelcommissie:

J. Huges, Assen, voorzitter

G. Hijenhuis, Gieten, Secretaris

W. Arends, Ruinerwold

J.L. Hijsingh, De Wijk

J. Meursing, Haren (Den Haag)

Tarieven van de dienst der Rijkszuivelconsulenten

Ingegaan 1 januari 1923:

1.......zie blz. 59

2.......zie blz. 59

Hier zien we zijn bezigheden! nog  verder uitwerken


Zuiveljaarboek 1930 blz 19

Cursussen gegeven door de Zuivelconsulent

Drenthe. De volgende cursussen worden gegeven:

Een cursus te Assen voor Assistent. Een cuesus te Assen en Meppel voor controleur van een Zuivelfabriek en voor controleurs van een fokvereniging


Zuiveljaarboek 1930 blz. 29-30 staat iets over Rijkszuivelvisiteurs.

Ambskring Leeuwarden, bevattende de provincie Friesland, Groningen en Drenthe (zonder Meppel dat valt omnder Ambskring Zwolle)

Dit is een Rijkszuivelinspectie die zorgt voor een behoorlijke handhaving van de bepalingende Boterwet!!!

In Zuiveljaarboek 1941 niets veranderd, blz 35


Blz. 31 staat dat de (Rijks(zuivelconsulenten worden aangesteld hetzij door het rijk of door een provinciale landbouwmaatschappij.

Onder het oppertoezicht van de Directeur-Generaal van de Landbouw oefenen zij hun taak uit onder toezicht van en in overleg met een Zuivelcommissie.


Ten opzichte van 1926 is de enige verandering een verhuizing! naar Oostersigel 7 naar 11, met een ander tel. nr. 12 inplaats van no. 7


Op blz. 34 een lange lijst met bezigheden en de kosten daarvan.............


Zuiveljaarboek 1941 blz. 23

Over de te geven cursussen net als hier voor echter nu door de Rijksveeteeldconsulent.

Duur van de cursus is 7 maanden van 2 uur per week

Een melkerscursus is 8-10 practische lessen en 2 theoretische lessen, lesgeld fl. 2,50


Zuiveljaarboek 1941 blz. 38

Over opheffing per 1 jan. 1936.

Werkzaamheden zijn overgeheveld naar Overijsel.Rijksveeteeldconsulent te Assen Ir. W. Bakker is belast met de werkzaamnheden van het zuivelconsulentschap voor Drenthe voor zoveel deze op de melkwinning, de melkveecontrole en de stalverbetering betrekking hebben.

Bron: Boek Geluk blz 241..........


Behalve in Friesland, waar in 1903 een leraar-technicus werd aangesteld, waren de bonden nog niet ingesteld op het geven van technische voorlichting aan de leveranciers van de melk - de boeren. Dit behoorde nog tot de taak der zuivelconsulenten.

Deze richtte zich echter meer op het geven van adviezen bij oprichting, bouw en inrichting van zuivelfabrieken en voorlichting op algemeen zuivelgebied, alsmede het geven van cursussen aan fabrieks- en melkpersoneel, dan op directe technische voorlichting bij het produktieproces.


Hier lag een taak voor de organisatie, hetgeen ook van regeringswege zo werd opgevat. In een algemene vergadering van de F.N.Z. op 11 april 1905 hield de Directeur-Generaal van de Landbouw, H. J. Lovink, een rede, waarin hij de organisatie prees voor de krachtige steun welke verleend werd bij de bestrijding der botervervalsing en de invoering van het rijksbotermerk, maar waarin hij deze tevens aanmaande om meer aandacht aan de kwaliteit van het produkt en in het bijzonder aan die van de melk te besteden. Dit laatste was zeker niet overbodig, daar bij al te veel boeren de opvatting bestond dat, nu de melk toch naar de fabriek ging, het er met de zorg hiervoor op de boerderij niet zo erg meer op aan kwam.


Dit werd bevestigd door de Overijsselse zuivelconsulent V. R. Y. Croesen, die er in 1907 in een algemene vergadering van de F.N.Z. op wees dat de kwaliteit van de Nederlandse fabrieksboter nog niet goed was. Te weinig werd gelet op de duurzaamheid van de grondstof en in Overijssel werd, aldus Croesen, boter op de boerderij gemaakt, die duurzamer was dan fabrieksboter.


Volgens Croesen werd in Denemarken beter op de grondstof gelet en vooral in streken waar vroeger akkerbouw hoofdzaak was, liet de melkbehandeling veel te wensen over. Voorts pleitte hij voor het bijeen­voegen van handkrachtfabriekjes tot stoomfabrieken, waardoor ook beter onderlegd personeel kon worden aangesteld.






   Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl