#Fr.b/2024-
voorgaande
Geplaatst als © versie
De zuivelfabriek te Irnsum werd opgericht in 1888
In 1879 werd in Veenwouden de derde zuivelfabriek van ons land opgericht. Mede door de opkomst van de centrifuge, waardoor de room sneller te scheiden was van de melk, ontstonden overal particuliere zuivelfabriekjes.
Korte tijd later gingen boeren zich organiseren in coöperaties, waarbij ze zelf zuivelfabrieken oprichtten en een directeur aanstelden.
Zo werd in 1886 de eerste coöperatieve fabriek opgericht in Warga. Reeds twee jaar later volgde Irnsum met een eigen coöperatieve zuivelfabriek.
Een stukje historie:
De productie van boter was van oudsher een belangrijke economische activiteit in onze provincie, getuige een bericht uit 1427 toen "vreemde luyden van oversee" in Sneek aan de waag boter kwamen kopen.
Tot het laatst van de 19e eeuw werden boter en kaas op de boerderij gemaakt. De boerin begon 's morgens vroeg rond 4 uur met haar werk in de "molkenkelder". Daar stonden platte bakken (koperen aden) gevuld met melk. De room werd hiervan geschept (met een platte schaal) en in emmers gedaan, veelal van hout of koper.
Daarna kwam de room in een roomvat, blauw van kleur, om te zuren en vervolgens in de karnton. Door schudden en roeren werd het laatste vocht (karnemelk) er uitgehaald en bleef de boter over. Van de ondermelk (de melk die overbleef na het afromen) werd kaas gemaakt, door toevoeging van stremsel. De dikke massa werd overgedaan in kaasvaatjes en onder de pers gezet, om het laatste vocht eruit te persen.
In de 19e eeuw werden grote hoeveelheden boter en kaas uitgevoerd naar Engeland. Boterhandelaren werden rijk, maar er kwam concurrentie: Na 1873 was margarine een handelsproduct geworden. Echter, door gesjoemel met de kwaliteit van de Friese boter ging de exportmarkt verloren aan handelaren uit Denemarken en Normandië. Een en ander versterkte het effect van de grote landbouwcrisis; de zeven magere jaren van 1879 tot 1885.
Rond 1900 telde Friesland misschien wel 150 zuivelfabrieken, waarvan 75 coöperatieve. Boarnsterhim (Akmarijp meegerekend) had vier particuliere en negen coöperatieve zuivelfabrieken. Tegen het einde van de 20e eeuw waren ze vrijwel allemaal verdwenen...
In 1888 (het jaar van de drie krakelingen) werden in Friesland maar liefst tien coöperatieve zuivelfabrieken opgericht. De statuten van de "Coöperatieve Kaas-
De oprichters van deze fabriek waren:
Rinze Synes v.d. Goot, boer te Irnsum
Gerben Synes v.d. Goot, boer onder Akkrum
Klaas Feites de Haan, boer op Ludringa (aan de Boorn)
Dirk Herres Hooghiemster, boer op Asinga (onder Grouw)
Bonne Hijlkes Hijlkema, boer onder Akkrum
Hijlke Bonnes Hijlkema (die directeur werd)
Het geld voor de 76 aandelen van 250 gulden kwam van de zes oprichters en hun familielid Antje Baukes Boersma. De architect Jacob Ruurds Nijdam had ook enige aandelen genomen. Daarnaast werd een lening van fl. 6.500,-
Directeur Hijlkema (geb. 1858) had enige tijd in Denemarken doorgebracht en was daar ook werkzaam geweest bij de boterbereiding. Op 23 jarige leeftijd vergezelde hij een Deense boterinstructeur (ook wel "wandelleraar" genoemd) als gids en tolk op diens tocht langs Friese boerderijen om nieuwe vakkennis over te dragen. Zo kreeg Hijlkema zuivelkennis uit de eerste hand. In 1898 werd hij benoemd tot zuivelconsulent in Gelderland. Hijlkema was auteur van het gezaghebbende "Leerboek der Zuivelbereiding".
Er bestonden meer familiebanden tussen de oprichters dan alleen hun namen zouden doen vermoeden...
De broers Rinse en Gerben van der Goot kwamen van de Kloosterplaats ("Kleaster Aelsum") onder Oudeschouw. Hun zuster Antje van der Goot was getrouwd met Bonne Hijlkes Hijlkema en zij waren de ouders van de directeur. De moeder van Rinse, Gerben en Antje was Hinke Klazes Nijdam, wiens zuster Taetske Klazes Nijdam was getrouwd met Bauke Annes Boersma. Hun dochter Grietje Boersma was getrouwd met Klaas Feites de Haan. De andere dochter was "earme Antsje" Boersma, die deelnam in het aandelenkapitaal. Hun broer Klaas Baukes Boersma (zwager van Klaas de Haan) was op jonge leeftijd overleden, waarna de weduwe hertrouwde met Durk Herres Hooghiemster. Het kan haast niet anders of de architect moet ook familie zijn geweest.
De fabriek draaide goed en kreeg aanvankelijk ook melk van boeren uit de wijde omgeving. Toen Roordahuizum (1890), Grouw (1896) en Akkrum (1897) eigen fabrieken kregen, bleven er uiteindelijk 33 boeren met 731 koeien over, doch in 1900 waren er al weer 950 koeien.
Overigens bedankte er ook wel eens een lid. De afgebeelde brief geciteerd: "Aan het Bestuur der Roomboter en Kaasfabriek te Irnsum. Door deze geven wij U Ed kennis dat wij met 12 Mei als lid en melkleverancier bedanken. De reden hiervan zijn dat wij in de meening verkeeren dat zelfbewerking voor ons voordeeliger is". Was getekend Corn. de Haan, Irnsum 11 februari 1897.
Dankzij "it bóterfabryk" was er veel bedrijvigheid in het dorp. De melk werd aangevoerd met karren, wagens en per boot.
De schoorsteen rookte en de producten gingen over de weg of het water naar de afnemers.
In 1913 werd het 25-
De werknemers in 1913 waren: Durk Haga, Sietse van der Wagen, Meine Fokma, Sieds Koopmans, Oege Oudema, Jelle Hainje, Minne Mietus, Sietse Hoekstra, Durk de Vries, Wobbe Douma, Gerrit Riemersma, Eeltje Bergsma, Sjoerd Sipsma, Jacob Advocaat, Folkert de Groot, Siebolt de Jong, Willem van Dijk, Anne Hoekstra en directeur Kuipers.
Precies 25 jaar na het grote feest viel het besluit (99 stemmen voor, 15 tegen) de fabriek te sluiten, hetgeen zijn beslag kreeg per 12 mei 1938. De crisisjaren hadden hun tol geëist. De meeste leden sloten zich aan bij de fabriek van Sijbrandaburen, die in 1891 was opgericht.
De Irnsumer zuivelfabriek heeft in de 50 jaren van zijn bestaan vijf directeuren gehad, namelijk Hijlke Hijlkema, Fennema, Sieben Haisma, S. Nijholt (tot 1910), Kuiper en Banning (tot 1938).
Eeltje Banning (1883-
Banning speelde een actieve rol in het dorpsleven van Irnsum. Zo was hij lid van 'de rederijkers' een groepje dorpsnotabelen rondom dominee De Boer. Homme van der Goot was ook lid van deze club. Ze bestudeerden o.a. de literatuur en elke deelnemer verplichtte zich tot een regelmatige bijdrage.
Douwe Egberts kocht het oude fabrieksgebouw voor de opslag van tabaksbladeren. In de oorlog is hier nog een tijd surrogaatthee gemaakt. D.E. heeft het gebouw later verhuurd aan een handelaar in piano's, die het gebruikte voor opslagruimte.
In de fabriek was ook woonruimte. Daarin woonde, na de sluiting, ondermeer de pastoor tijdens de bouw van de nieuwe RK-
Begin jaren '80 viel het doek definitief. Het hele fabriekscomplex werd afgebroken en er verrezen nieuwe huizen aan de oever van de Boorn. De "eerste steen", met de namen van de oprichters, kreeg een plekje in de bank bij het kleine haventje tussen de nieuwe huizen.
In 1959 draaiden er nog 72 van de oorspronkelijke 114 Friese coöperatieve zuivelfabrieken. (Daarnaast waren er enkele particuliere, ook wel genoemd speculatieve, zuivelfabrieken) De fabriek van Warga werd in 1995 gesloten.
Bronnen:
Artikel door A.d.V. in "De Stim fan Jim" van augustus 1997.
Boeken "Erf en Wereld" (1959), "Fan terp nei terpr*ne"..
http://www.irnsum.nl/frontpagesite/irnsum_117.htm 404
De Irnsumer zuivelfabriek, strategisch gelegen aan de Boorn
Vooraanzicht van de Irnsumer zuivelfabriek, gezien vanaf de straatzijde.
Links de directeurswoning, rechts de fabriek.
Geheel rechts is nog net de oude schoorsteen zichtbaar. Deze werd later verhoogd.
Eeltje Banning
Achteraanzicht van de fabriek met rechts de woning van de directeur, die in 1904 werd gebouw.
Irnsum -
Geen frame -