#Ge/2020-
voorgaande
voorgaande
60 JAAR
WINTERSWIJKSE
COÖPERATIEVE
ZUIVELFABRIEK
HET DIAMANTEN JUBLIEUM
VAN DE
WINTERSWIJKSE COÖPERATIEVE
ZUIVELFABRIEK
1895-
VOORWOORD
Wanneer ik een voorwoord ga schrijven in dit gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het 60-
Dankbaarheid jegen hen die 60 jaar geleden de moed en het doorzettingsvermogen wisten op te brengen om te komen tot oprichting van een coöperatieve zuivelfabriek en hiermede dus de verwerking van hun eigen produkt, de melk, zelf in handen namen, waarmee ze zo hoge mate hebben bijgedragen om de boer vrij en onafhankelijk te maken.
Zij hebben toen niet kunnen bevroeden dat de groei en verdere ontwikkeling van het bedrijf zulke vormen zouden aannemen dat de fabriek thans tot een der grootste en best ingerichte bedrijven van het land gerekend mag worden. Dit feit legt ons echter verplichtingen op. Het is nu onze taak om dit erfgoed van ons voorgeslacht in ere te houden opdat wij het in gezonde en krachtige staat kunnen overdragen aan hen die na ons komen.
Mogen de jongeren vooral ook beseffen dat, hetgeen nu wel eens als iets vanzelfsprekends en als de gewoonste zaak ter wereld beschouwd pleegt te worden, verworven werd na veel moeite en inspanning en op grond daarvan aanspraak maakt op hun aller belangstelling en op de inzet van hun beste krachten.
Z.G.VAN EERDEN.Voorzitter.
DE ONTWIKKELING GEDURENDE 54 JAREN
Een historisch overzicht betreffende de Winterswijkse Coöperatieve Zuivelfabriek van 1895 tot 1949 ter gelegenheid van het diamanten jubileum van dit bedrijf door J.G.Overkamp, secretaris.
DE OPRICHTING
Het is een bekend feit dat in het laatst van de tachtiger en gedurende de negentiger jaren van de vorige eeuw in ons land tal van coöperatieve zuivelfabrieken tot stand zijn gekomen. De eerste werd in 1886 gesticht te Warga in Friesland. Vandaar breidde de coöperatieve zuivelbereiding zich spoedig over het gehele land uit en ook Oost-
Het was in 1891, dat Didam, als eerste in Gelderland, zijn coöperatieve zuivelfabriek kreeg. Van de veranderingen welk zich hierdoor bij de boterbereiding voltrokken, bleef men in Winterswijk niet onkundig. De eerste opgetekende bespreking om tot een coöperatieve verwerking van melk te komen vinden we in de notulen van een ledenvergadering van de Coöperatieve Winterswijkse Landbouwersbond welke in 1893 plaats had. Het bestuur van deze bond stelde toen voor een roomboterfabriek op te richten, welk voorstel werd aangenomen met 106 stemmen voor en 4 stemmen tegen.
Gesterkt door deze belangstelling werd in de Winterswijkse Courant van 17 en 20 April 1893 een advertentie geplaatst, waarin belangstellenden in een roomboterfabriek werden opgeroepen tot een vergadering op woensdag 24 april in de Sociëteit “ De Eendracht”. Volgens de presentielijst gaven aan deze oproep 62 personen gehoor.
Onze fabrieksgebouwen in vogelvlucht
Deze vergadering ging uit van de afdeling Winterswijk van de Gelders-
De leden van de Coöperatieve Winterswijksche Landbouwersbond brachten op deze bijeenkomst naar voren, dat de toekomstige roomboterfabriek een onderdeel moest zijn van deze bond. De voorzitter bestreed dit standpunt echter en betoogde, dat de roomboterfabriek als een nieuwe coöperatieve vereniging gesticht diende te worden, waarbij de winst van dat bedrijf ook uitsluitend ten goede zou komen aan de leden-
Hij was daarbij van oordeel, dat in een coöperatieve vereniging ieder lid iest van zijn eigen mening moest opofferen om te kunnen komen tot het grote belang van het geheel. Deze woorden hebben indruk gemaakt. Vele kleine bezwaren werden er door weggeruimd. Tenslotte werd besloten een commissie in te stellen om de plannen tot oprichting van een coöperatieve roomboterfabriek uit te werken. In deze commissie van 42 personen werden de leden zodanig gekozen, dat alle buurtschappen van Winterswijk vertegenwoordigd waren, terwijl als adviserend lid notaris J.B.Roelvink daaraan werd toegevoegd.
Deze commissie heeft in korte tijd veel werk verricht, want zij plaatste 1022 aandelen a f 10,-
In de vergadering van belanghebbenden op 3 juli kon zij dan ook mededelen, dat de oprichting van de fabriek verzekerd was. Tevens werden in deze vergadering de statuten vastgesteld, waarbij de naam “roomboterfabriek” werd vervangen door “zuivelfabriek”. Aan notaris Roelvink kon worden verzocht de akte van oprichting voor 1 augustus 1893 gereed te hebben. Het bestuur zette flinke vaart achter de zaken want reeds op 18 juli werd besloten een perceel grond van ongeveer 4.000 m 2, gelegen aan de Gasthuisstraat, van de heer te Siepe aan te kopen voor de prijs van 50 cents per vierkante meter. Later is er nog een aangrenzende strook van de heer D.Uwland bijgekocht. De werktuigen voor de nieuwe fabriek werden op 25 juli besteld bij de firma F.H.Pijttersen te Sneek, welke ook een deel van de melkbussen zou leveren, alles tezamen voor f 7.620,. Het maken van de tekening en het bestek van de fabriek werd opgedragen aan de plaatselijke architect H.van der Schaaf.
Het Bestuur W.C.Z. op 5 maart 1955
v.l.n.r.J.W.Heesen, J.B.Weerkamp, J. Klaversma (Directeur)
Z.G.v.Eerden (Voorzitter), J.G.Overkamp (Secretaris).
H.G.Wassink en J.H.Boeijink
De Raad van Commissarissen der W.C.Z. op 5 maart 1955
V.l.n.r: H.J.W.deRoos, G.J.Oonk, A.Heezen, J.A.Abbink (Secretaris),
W.J.Raben (Voorzitter), J.Wilterdink, D.W.Wijnveen,
B.W.ten Pas en A.H.J.Samberg
Even dreigde er daarna een kink in de kabel te komen want er bleek onvoldoende geld beschikbaar. Op 29 augustus namelijk deelde de voorzitter in een vergadering mede, dat op de obligatielening, welke nodig was om aan geldmiddelen te komen, onvoldoende was ingetekend. Nadat hieraan op de vergadering een bespreking was gewijd, werd staande de vergadering het ontbrekende geld toegezegd. Men kon weer verder. Het bestuur verkreeg de machtiging tot het passeren van de akte van oprichting en tot het inrichten van de gehele zuivelfabriek.
Op 22 september werd het fabrieksgebouw aanbesteed en tenslotte gegund aan de timmerman-
Blijkbaar was het in die dagen gewoonte, dat de opdrachtgever een opzichter bij het bouwen moest benoemen om te controleren of alles wel vlot en volgens het bestek verliep. Het bestuur was evenwel van mening dat deze benoeming niet nodig was omdat de aannemer verplicht was goed werk te leveren. Wilde de aannemer een opzichter hebben, dan moest hij die zelf maar aanstellen. Het bestuur had dus blijkbaar wel vertrouwen in de aannemer.
29 september 1894 is in de historie van de Winterswijkse Coöperatieve Zuivelfabriek een belangrijke datum geworden, want op die dag werd de oprichtingsakte ten overstaan van notaris Roelvink verleden, terwijl op dezelfde dag de eerste directeur werd benoemd, namelijk de heer J.Stienstra. Deze was toen 23 jaar oud en reeds 4 jaar directeur van de Coöperatieve Zuivelfabriek te Oosterwolde in Friesland.
Vervolgens werd een aanbesteding gehouden voor het maken van 13 melktransportkarren, de opdracht werd gegeven aan smid Wieberdink voor het totaalbedrag van f 781,30.
Tenslotte volgde nog de aanbesteding van een ijshuis, een paardenstal en een directeurswoning. Eerstgenoemde twee projecten werden door het bestuur gegund aan G.W.ter Haar voor f 2.234,-
De westelijke zijde van de melkontvangst met
aanvoer-
DE FABRIEK GAAT DRAAIEN.
Eindelijk was de lang verbeide dag echter aangebroken. in de schemering van de vroege morgen van dinsdag 5 maart 1895 spanden 13 melkrijders hun paarden voor de wagens om de melk van de 820 koeien, in het bezit van 265 samenwerkende boeren, op te halen. Dat ging allemaal nog niet zo vlot, want de meeste wegen in de gemeente waren slechte zandwegen, maar ook de afstand naar de fabriek was vrij lang. Alle 13 melktransportkarren bereikten het bedrijf echter.
Daar stond de directeur met het personeel klaar om de eerste melk in ontvangst te nemen. Ook de bestuursleden waren natuurlijk aanwezig om dit heuglijke feit te zien. Er moet ook bepaald grote belangstelling van de zijde van de leden geweest zijn, doch van te voren had het bestuur besloten om gedurende de eerste week geen leden in de fabriek toe te laten!
Zuivelfabriek in de Boterstraat
Die eerste dag werd een hoeveelheid van 5106 liter melk ontvangen.
Hoe dit moest worden verwerkt was voor de meesten van het personeel een raadsel, maar hoe dan ook, de melkrijders kregen de gepasteuriseerde hete ondermelk weer mee terug om deze aan de betrokken boerderijen af te leveren. Uit de room van de melk van de eerste dag werd de volgende morgen 172 kg boter bereid. Wie had toen ooit zo’n kluit boter gezien!
Van het begin af ging de melkaanvoer stijgen. de tweede dag was er al 5583 liter en op de zaterdag van de volgende week ontving het bedrijf reeds 6192 liter! De aangevoerde melk werd niet gewogen, zoals thans, maar gemeten en de prijs werd bepaald naar het roomgehalte. Vijf jaar na de opening van het bedrijf, in 1900 dus, is de bepaling van het vetgehalte volgens de methode van dr. Gerber ingevoerd en werd de melk betaald op basis van het vetpercentage. Tijdens de eerste twee weken had men de stille hoop voor de melk gemiddeld 3 cent per liter aan de leveranciers te kunnen betalen, maar toen de berekening twee weken na de opening voor het eerst werd opgesteld, bleek, dat men na aftrek van de onkosten niet verder kon komen dan 2,56 cent per liter. Aangezien men waarschijnlijk reeds direct iets wilde reserveren, besloot het bestuur 2,5 cent per liter uit te betalen.
De boter, welke het eerst geproduceerd was, werd uitgevoerd naar Engeland en Schotland en bracht 94 cent per kg op., terwijl de winkelprijs voor de konsumenten 1 gulden per kg bedroeg. Toch schijnt het wel, dat de eerste werkzaamheden van de fabriek in een zeer ongunstige periode zijn gevallen, want aan het eind van 1895 was de gemiddelde melkprijs 3,025 cent per liter en de gemiddelde boterprijs f 1,06 per kg.
Het melkontvangstlokaal met mechanische aan-
DE EERSTE GROEI
Zoals hiervoor reeds werd aangegeven, was het bedrijf op 5 maart 1895 begonnen met de melk van 820 koeien, welke in het bezit waren van 265 leden-
Het bestuur was op 5 maart 1895 nog niet definitief gekozen. Dit vond plaats op 4 jumi 1895. Aangewezen werden de heren Oonk, L.D.Bessinkpas, de ravenhorst, G.Rosen uit Miste, J.A. te peele uit Corle, G.J.Koldewey uit Meddo en J.B. Nijenhuis uit Brinkheurne.
Door de voortdurende stijging van de hoeveelheid aangevoerde melk kwam dit bestuur al spoedig voor de noodzakelijkheid van uitbreiding van het bedrijf te staan. Deze uitbreiding werd een jaar na de opening opgedragen aan de heer Streek voor de som van f 1.305,-
Einde 1896 bleek, dat de trek van de schoorsteen onvoldoende was. Het bestuur besloot er 6 1/2 meter bovenop te laten metselen. De firma Canoy, Herfkens & Co te Venlo knapte dat karweitje op voor f 130,-
In 1899 was er alweer een verbouwing noodzakelijk, welke f 10.000,-
Het centrifuge-
DE VERDERE GEBEURTENISSEN
In 1924 bleek, dat het gehele gebouwencomplex veranderd en uitgebreid moest worden. Een apart staand ketelhuis werd gebouwd, een derde stoomketel en een nieuwe stoommachine werden aangeschaft. Dit alles kostte f 110.000,-
"In de grond" waren het concurrenten van elkaar, want ieder deed zijn best om van het aanwezige water zoveel mogelijk te bemachtigen. De zuivelfabriek pompte bv. dag en nacht door en verzamelde het water in een ondergrondse opslagkelder. ’s Morgens was er dan een behoorlijke voorraad, waaruit geput kon worden, maar........zuinigheid bleef geboden. Op het Arriesveld waren ondertussen proefboringen verricht en toen die gunstig uitvielen, werd een perceel grond van 2,6 H.A. aangekocht. Aanvankelijk ging de gedachte uit naar het leggen van een buisleiding naar de bestaande fabriek en deze dan nogmaals geheel te verbouwen en een derde melkontvangst in te richten. Voor het leggen van de leiding had men de toestemming van het gemeentebestuur nodig. De gemeente Winterswijk had inmiddels een eigen waterleidingsbedrijf gesticht en wilde de zuivelfabriek graag van water voorzien. Het bestuur en de directeur waren echter van mening, dat de vrij hoge temperatuur van het leidingwater een bezwaar vormde voor de aansluiting op het gemeentelijke waterleidingnet.
Zo stonden de zaken in maart 1939. In buurtvergaderingen werd een en ander besproken, maar de zaak bleef rusten totdat in april 1940 architect Feenstra uit Arnhem in de vergadering van het bestuur en de raad van commissarissen kwam om zijn mening te geven over de verbouwing of verplaatsing van de fabriek. Hij had enige tijd tevoren de fabriek bezichtigd en was ervan overtuigd, dat hier heel wat veranderd en uitgebreid moest worden. Hij legde een plan van verbouwing aan de vergadering voor, waarbij de kosten op f 90.000,-
In de ledenvergadering van 28 maart 1941 werd bij de bespreking van de jaarrekening opgemerkt, dat de reserve van ruim f 123.000,-
De grote moelijkheid was nu om van de autoriteiten een bouwvergunning te krijgen en om aan de materialen te komen. Het eerste gelukte nog vrij spoedig, want op 25 juli was de vergunning reeds aanwezig. Een gedegen en zeer gunstig rapport van de Rijkszuivelconsulent, de heer Hylkema, had daartoe in belangrijke mate bijgedragen. In bedoeld rapport werd namelijk niet gesproken van nieuwbouw maar van verbouw, immers alle machines enz. zouden weer gebruikt worden. De levering van materialen stokte wel eens -
Een deel van de opslagtanks voor melk en wei
Lokaal met roomzuurtanks en zuurselmelkpasteurs
WAT ONDERMEER GEDAAN WERD
Van het begin af heeft de fabriek veel gedaan voor de verbeteringen van de kwaliteit van de melk. Reeds in Augustus 1895 werd een melkkoeler aangeschaft voor het gebruik op de boerderij. Deze koeler werd aan de bestuursleden in bruikleen gegeven maar het oordeel was niet overdeeld gunstig; de koeling was wel goed, maar het toestel was niet practisch. De vuilproef was echter al eerder ingevoerd; het daarbij gebruikte toestel was een vinding van de directeur. In 1910 werd een ernstige poging ondernomen om te komen tot uitbetaling der melk naar de zindelijkheid. In 1912 werd een boetestelsel ingevoerd voor het leveren van zure melk.
Aan stalwedstrijden werd steeds gaarne medewerking en subsidie verleend.
In april 1919 werden 3 zoons van leden opgegeven voor de voormelkerscursus te Zutphen. Twee van deze candidaten behaalden het diploma. Zij hebben van het begin af wel onderricht gegeven in het melken, maar de eigenlijke melkcursussen kwamen in de zomer van 1921 tot stand door de bemoeiing van de directeur van de Rijkslandbouwwinterschool. De kosten van de cursus werden steeds door de W.C.Z. gedragen. In 1922 slaagden voor het melkexamen als eersten voor Winterswijk 7 meisjes, in 1923 waren het 20 candidaten -
Geslaagden na een jaarlijks examen voor melker(ster) met juryleden, voormelkers, directeur en secretaris.
In 1924 slaagden 10 jongens en zo is het doorgegaan. Over ’t algemeen was de belangstelling voor de melkcursussen bevredigend en op ’t ogenblik heeft de W.C.Z. 1382 gediplomeerde melksters en melkers laten opleiden. Het systeem Hylkema werd toegepast, maar in 1949 is het vervangen door de reductaseproef ter beoordeling van de kwaliteit van de melk.
Ook de verbetering en de gezondheidstoestand van de veestapel had de volle aandacht van het bestuur. Aan landbouwtentoonstellingen, fokveedagen en jongveekeuringen werd steeds een ruime subsidie toegekend. In 1897 werd de wenselijkheid van een algemene melkcontrole naar voren gebracht. Deze is enige tijd later ingevoerd. De leden konden de monsters melk inzenden aan de fabriek. Zij kregen daarvoor flesjes en de melk werd gratis onderzocht op roomgehalte.
De veehouders moesten zelf de hoeveelheid melk vaststellen. Door de fabriek werden boekjes beschikbaar gesteld, waarin alles kon worden opgetekend. Helaas is aan dit bijzondere melkonderzoek – want in 1899 kon door het vele andere werk aan de fabriek het onderzoek niet meer plaats vinden. De Winterswijkse Rundveefokvereniging werd in 1907 geholpen door het onderzoek van de melkmonsters aan de fabriek te laten uitvoeren.
Ook de tegenwoordige Fok-
In het voorjaar van 1913 was, door ziekte van de heer Van Loohuizen, de gemeente Winterswijk zonder diergeneeskundige hulp. De heer Holtz te Ruurlo werd door de fabriek als dierenarts aangesteld en ontving een toelage van f 800,-
De bestrijding van de rundertuberculose is altijd krachtig gestimuleerd. Voor de enting tegen mond-
De botermakerij met metalen kubuskarn en houten karn
De automatische boterinpakmachine
(Capaciteit 3000* pakjes á 1/4 kg.per uur) (*schatting ZHN.)
BIJZONDERE GEBEURTENISSEN
Het 25-
In 1935 is het 40-
Helemaal rechts staat Dhr Stienstra, Directeur.
Naar schatting waren daarbij 2500 genodigden in het feestgebouw aanwezig. Aan de voorzitter, wijlen de heer J.G.Mensink, werd door H.M.de Koningin de medaille in zilver, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau verleend. De heet W.A.Boxem uit Kotten sprak een feestrede uit.
Het 50-
Ir.A.W.v.d.Plassche, Directeur-
PERSONEEL
De eerste directeur, de heer J.Stienstra en het personeel hebben het hunne er toe bijgedragen om de zuivelfabriek tot een bloeiend bedrijf te maken. Verschillende leden van het personeel hebben 40 jaren en langer hun beste krachten er aan gegeven. Het is wellicht interessant vast te leggen, dat de lonen van het personeel in 1895 volgens hedendaagse begrippen nu niet bepaald hoog zijn te noemen.
Zo had de directeur een salaris van f 800,-
In de morgen van de 15e februari 1927 verspreidde zich de droeve mare, dat de heer J.Stienstra, die van de oprichting af gedurende 32 jaar de W.C.Z.als directeur had geleid, op een leeftijd van 56 jaar plotseling was overleden. Dit was een harde slag voor zijn gezin, maar ook voor de hele vereniging en vooral voor het bestuur.
Personeel Winterswijkse Coop.Zuivelfabriek
Hij heeft zich doen kennen als een goed en bekwaam directeur met een grote kennis van de zuiveltechniek en -
Op de 17e juli 1898 werd aan de assistent A.F.de Boer Jr. op de meest eervolle wijze ontslag verleend wegens zijn benoeming tot directeur van de Cooperatieve Zuivelfabriek "Rogat" te De Wijk. Ons bestuur heeft na ruim 50 jaar, op 9 december 1948, revanche genomen en de directeur van "Rogat", de heer J.Klaversma, benoemd tot directeur van de W.C.Z.
De afdeling melkinrichting met steriliseerkasten, papketels en automatische
flessenvul-
HULDE AAN DE PIONIERS
Het is misschien gevaarlijk om enkele personen naar voren te schuiven, omdat zo gemakkelijk iemand wordt vergeten, maar toch meen ik, dat niet ongenoemd mogen blijven: burgemeester E.Haitsma Mulier, de eerste voorzitter, verder de heer J.G.ten Houten, eerste penningmeester en latere ere-
Het korps eigen melkbezorgers
BESLUIT
Voor de leden, bestuursleden, commissarissen, directeur en personeel is het nuttig ons een ogenblik te bezinnen op hetgeen achter ons ligt en wat anderen voor ons gedaan hebben.
Het zal ons allen weer werklust en kracht geven om te blijven arbeiden aan de uitbouw van deze krachtige boeren-
" Onze schone inrichting, de Winterswijkse Cooperatieve Zuivelfabriek, moet niet verhinderd worden op den duur aan haar doel te beantwoorden. Zij omvat de gehel gemeente, zij bevordert de uitbreiding van de veestapel; zij is een zegen voor de boeren"
De bezorging van flessenproducten aan de leden-
DEEL 2
DE ONTWIKKELING GEDURENDE DE LAATSTE 6 JAREN
Een overzicht van de interne gang van zaken bij de Winterswijkse Cooperatieve Zuivelfabriek van 1949 tot 1955 ter gelegenheid van het 60-
De kleine schakel, welke een aantal veehouders in 1895 gezamelijk hebben gesmeed is na 60 jaren uitgegroeid tot een lange sterke keten. Daardoor is er een binding tussen het verleden en het heden gegroeid, al is er uiterlijk veel veranderd.
Teneinde nu een indruk te geven van de wijzingingen welke de laatste zes jaren in het bedrijf hebben plaats gevonden, zal ik mijn zakelijk overzicht beginnen van het moment af, waarop de secretaris zijn resume heeft geeindigd. Dat was het voorjaar van 1949. Hoe was toen de algemene toestand van de Winterswijkse Cooperatieve Zuivelfabriek?
ALGEMENE TOESTAND IN 1949
De gevolgen van de bezettingsjaren hadden een normale ontplooiing van ons bedrijf en van vele zusterbedrijven in Gelderland tegen gehouden. Het aantal verwerkingsmogelijkheden was onvoldoende, waardoor een grote kwetsbaarheid was ontstaan.
Omdat in 1941-
Het melkpoederlokaal met twee Hatmakerinstallaties
MELKAANVOER VAN 1946 T/M 1948
Stijging in %
1946
16.643.615 kg.
-
1947
17.910.520 kg.
7
1948
23.142.805 kg.
22,6
Daar kwam nog bij, dat sommige onderdelen in het bedrijf hier en daar sporen vertoonden van oorlogsbouw en -
Vele fabrieken in O-
Deze gang van zaken was economisch niet meer verantwoord. Er moesten andere verwerkingsmogelijkheden worden gesticht, en wel op de kortst mogelijke termijn.
Weliswaar werd aan de W.C.Z. van 1940 af naast boter ook een kleine hoeveelheid walsen-
De opslagplaats voor melkpoeder
De machinekamer
DE KAASBEREIDING
Kaas is een der belangrijkste pijlers waarop zuivelbereidend Nederland rust. De Nederlandse kaas met zijn specifieke smaak is een van die veredelingsprodukten, waarbij goede kwaliteit melk en bekwaam vakmanschap een grote rol spelen. Deze factoren moesten we ook in Winterswijk uitbuiten en daarom kwam voor ons het produceren van kaas als nieuwe verwerkingsmogelijkheid van melk het allereerst in aanmerking.
Aangezien de buurtfabrieken te Beltrum en Lichtenvoorde voor hetzelfde probleem stonden, werd in juni 1949 door deze bedrijven contact gezocht met onze vereniging.
In september 1949 werd besloten tot de bouw van een cooperatieve centrale kassfabriek,welke geexploiteerd zou worden door de bedrijven te Winterswijk, Beltrum en Lichtenvoorde en in 1950 werd gebouwd op het terrein van de Winterwijkse Cooperatieve Zuivelfabriek.
De Centrale Kaasfabriek is voor ruim f 600.000,-
Het Ketelhuis
De twee reserveketels op de voorgrond worden met kolen gestookt;
de achterste ketel is een oliestookketel.
De produktie van kaas bij de Centrale Kaasfabriek
1951
1.108.648 kg. (van 12 april af)
1952
1.417.597 kg.
1953
1.829.802 kg.
1954
1.658.806 kg.
1955
2.040.094 kg.
VERDERE UITREIDING
De verdere uitbreidingsmaatregelen welke genomen moesten worden om over zoveel mogelijk verwerkingsmogelijkheden te beschikkn lagen op het terrein van de poederbereiding, het melkinrichtingswezen en de condensbereiding.
Zoals hiervoor reeds werd opgemerkt beschikte ons bedrijf over een Hatmakerinstallatie voor het bereiden van walsenpoeder. In 1950 werd een tweede installatie opgesteld, waardoor deze tak van produktie tot een voldoende hoogte werd opgetrokken.
De afdeling melkinrichting werd uitgebreid en geheel gemoderniseerd. Toen dit gereed was, waren wij in 1951 in staat de eigen melkaanvoer, welke gedurende de zomermaanden inmiddels was gestegen tot meer dan 100.000 kg per dag, geheel te kunnen verwerken in de Winterswijkse Cooperatieve Zuivelfabriek en de Cooperatieve Centrale Kaasfabriek.
De laatste uitbreiding der verwerkingsmogelijkheden kreeg in juni 1952 haar beslag toen door ongeveer 70 cooperatieve zuivelfabrieken de Cooperatieve Condensfabriek "Gelderland-
Deze coöperatieve organisatie stelt zich ten doel de bereiding van gecondenseerde melk ter hand te nemen, waartoe inmiddels een moderne fabriek werd gebouwd te Deventer.
Ons bedrijf heeft zich bij deze organisatie aangesloten, waardoor wij straks ook een aandeel hebben in de condensbereiding. Onze positie is hierdoor dan ook weer verstrekt.
Nu van 1951 af ons bedrijf zich bezighoudt met de bereiding van boter, kaas, walsenpoeder, consumptiemelk en diverse melkoprodukten in flessen en straks indirect met de condensbereiding, zijn de verwerkingmogelijkheden van de aangevoerde melk in belangrijke mate vergroot. Wij kunnen deze melk nu steeds tot die produkten verwerken, welke op een bepaald ogenblik het beste in de markt liggen en daardoor trachten de hoogste opbrengst voor de melk te verkrijgen. Op deze wijze zijn wij dan ook minder kwetsbaar dan voorheen.
Het spreekt wel vanzelf, dat de overschakeling op de bereiding van andere produkten met hoge kosten gepaard ging. Dit betrof zowel de gebouwen, welke uitgebreid moesten worden, als de inventaris, welk moest worden aangeschaft.
Door de versnelde afschrijving staan de gebouwen en de inventaris van de W.C.Z. per 1 januari 1955 op de balans voor plm. f 600.000,-
Dat is slechts 1/3 deel van de werkelijke waarde welke door deskundigen van de F.N.Z. op f 1.800.000,-
De waterreinigingsinstallaties
SERVICE AAN DE LEDEN
De Winterswijkse Cooperatieve Zuivelfabriek bied haar leden een aantal voordelen, die hier toch weleven naar voren mogen worden gehaald.
Het bleek nodig te zijn het wagenpark van de melkrijders, (die bijna uitsluitend leden zijn) zo snel mogelijk te moderniseren. Daarom worden van 1 januari 1951 af voorschotten verleend bij de aankoop van luchtbandenwagens. Daarvan hebben velen reeds gebruik gemaakt. In het kader van de voortschrijdende modernisering worden thans ook voorschotten gegeven bij aankoop van motor-
In januari 1953 heeft de Winterswijkse Coöperatieve Zuivelfabriek een wegenfonds ingesteld, waarin jaarlijks f 8000,-
Hieruit worden subsidies verstrekt voor te verharden zandwegen terwijl ook verbeterde zandwegen worden gesubsidieerd.
Ten einde de leden in de gelegenheid te stellen onze produkten te kunnen betrekken werden een tweetal bestelauto’s aangeschaft. Van 1 mei 1953 af voorziet de bezorging van flessenprodukten in de buurtschappen op deze wijze in een lang gekoesterde behoefte. Het is alleen jammer, dat de leden, die aan de binnenwegen wonen in zoverre nog van deze service verstoken moeten blijven, dat zij de produkten van een winkelbedrijf in de betrokken buurtschappen moeten afhalen.
Er is besloten de melkontvangst te voorzien van mechanische aan-
Het is in een coöperatieve vereniging van het grootste belang, dat de leden steeds zo goed mogelijk worden ingelicht omtrent de gang van zaken in hun fabriek. Van het vroege voorjaar van 1950 af worden daarom in de buurtschappen z.g. praatavonden gehouden die altijd weer tot een vruchtbare gedachtenwisseling leiden. De leden krijgen hierdoor een beter inzicht in hun bedrijf, hetgeen onontbeerlijk is voor een goede onderlinge verstandhouding.
DE ZORG VOOR DE KOEIEN
Bij de oprichting van het bedrijf was er natuurlijk direct geen sprake van een nu zo welbekende Fok-
Thans is onze Fok-
Op 1 januari 1955 waren ruin 900 veehouders lid met ongeveer 700 koeien, hetgeen betekent dat 81% van de Winterswijkse veestapel gevontroleerd wordt. Ter vergelijking moge dienen, dat het percentage gecontroleerde dieren in Gelderland 54 is en in geheel Nedereland 58.
De gemiddelde vetopbrengst per koe is in de afgelopen 60 jaar in de gemeente Winterswijk wel ongeveer verdubbeld!
Een deel van het bacteriologisch laboratorium
Een hoekje van het laboratorium voor bacteriologisch onderzoek
Het laboratorium voor bedrijfs-
DE GROEI VAN DE FOK-
JAAR
LEDEN
KOEIEN
KG MELK
% VET
KG VET
1946/47
354
2.344
3.525
3,24
114
1947/48
413
2.884
3.378
3,37
114
1948/49
633
4.571
3.836
3,42
131
1949/50
688
5.325
3.905
3,52
137
1950/51
724
5.504
3.890
3,54
138
1951/52
782
5.884
3.915
3,59
141
1952/53
855
6.411
4.029
3,58
144
1953/54
915
6.906
4.129
3,63
150
1954/55
921
6.982
4.003
3,66
147
De belangstelling voor de K.I.-
DE GROEI VAN DE K.I.-
AANTAL LEDEN
AANTAL KOEIEN
1946
92
540
1947
141
1015
1948
348
2632
1949
451
3387
1950
476
3534
1951
526
3461
1952
615
4504
1953
700
5020
1954
784
5992
1955
832
6569
De bestrijding der dierziekten heeft eveneens onze volle aandacht. Zowel de rundertuberculose, als het mond-
Van 1 november 1952 af is ons melkwinningsgebied t.b.c.-
Gezien deze schitterende resultaten, mede dank zij de goee samenwerking tussen Porvinciale Gezondheidsdienst, dierenartsen en leden, gaan wij vol goede moed voort op de ingeslagen weg.
HET PERSONEEL
De financiele uitkomst hangt uit de aard der zaak ten nauwste samen met het beleid, dat er in de eerste plaats op gericht moet zijn, zoveel mogelijk die produkten te maken, welke goed in de markt liggen. Daarnaast eist ook de kwaliteit der produkten steeds meer onze volle aandacht. Op dit ogenblik is een woord van dnk aan ons personeel voor de bereikte resultaten in de afgelopen jaren dan ook zeker o zijn plaats. Deze resultaten waren over de gehele linie zeer goed. Vakkundig en medelevend personeel, met daarnaast een goede bacteriologische controle van melk en produkten, zijn daabij wel eerste vereisten. In dit verband kan ook gewezen worden op het grote nut van onze eigen cursus voor de jonge en ongeschoolde personeelsleden, welke cursus veelal dient ter voorbereiding voor de G.O.Z.-
Over de organisatie van het personeel zij vermeld, dat reeds gedurende enige jaren een z.g. personeelskern, bestaande uit 4 leden van het personeel, regelmatig besprekingen hield met de directie.
In 1954 is deze kern gewijzigd in een Ondernemingsraad, bestaande uit 6 personeelsleden en de directeur. Laatsgenoemde is ambtshalve voorzitter. Volens een ontworpen reglement moet minstens 5 maal per jaar vergaderd worden. Hierbij worden de belangen van het personeel en het bedrijf besproken. Dit overleg komt de onderlinge verhoudingen ten goede.
In dit verband dient naast de goede verstandhouding tussen en met het personeel ook gewezen te worden op de goede harmonie waarin we leven met de zelfstandige melkslijters van Winterswijk, waaronder als enige slijtster mevrouw Gussinklo. Hopelijk dat deze goede verstandhouding tot in lengte van dagen bestendigd mag blijven, aangezien beider belangen hiermede ten zeerste zouden zijn gediend.
BESLUIT
Het einde van dit overzicht naderende dient te worden getuigd van de goede samenwerking tussen Bestuur, Raad van Commissarissen, Directie en personeel. Deze goede samenwerking is niet alleen het middel bij uitnemendheid om in de gehele vereniging, dus met inbegrip van het bedrijf, alles naar gezamelijke wens te doen verlopen, maar ook het enige middel om de invloed en de betekenis van de boerenstand in de samenleving te versterken.
De bekende voorzitter van het Landbouwschap, de heer H.D. Louwes deed onlangs een kernachtige uitspraak over de cooperatie:
"Als ik de grote betekenis van de cooperatie voor de boer in een begrip zou moeten samenvatten dan zou ik dat doen met het woord " bestaanszekerheid".
Moge ook de Winterswijkse Zuivelcooperatie op weg naar de volgende mijlpaal in hoge mate bijdragen tot deze bestaanszekerheid.
Winterswijk -
Winterswijk orculo (P) 1888 (?) -
Geen frame -