#Gr/2020-08-24

versie-7.0

voorgaande

versie-7.0

Oorspronkelijke tekst in 2006 was:

Zevenhuizen is van oorsprong een veenkolonie. Je kunt dit ook nu nog herkennen aan de vele kanalen die het dorp heeft. Een ander kenmerk is de lintbebouwing die eigenlijk hieruit is voortgekomen. Na de vervening is het dorp heel geleidelijk een agrarisch gebied geworden. Het gevolg hiervan was dat er in 1901 een melkfabriek werd opgericht. De fabriek als zodanig bestaat niet meer. Alleen aan de voorzijde zie je nog enkele herinneringen aan een vervlogen tijd. Nu is er al jaren een houthandel bedrijf in gevestigd. Om een beeld te schetsen van een belangrijk stukje geschiedenis van ons dorp heb ik hieronder o.a. enkele passages uit het notulenboek weergegeven. Tevens is er een unieke luchtfoto bijgevoegd alwaar we rechts de fabriek kunnen zien en links de voormalige "Coöperatie", de toen zo genoemde bakkerij. Daartussenin staat een woning die ook nog geruime tijd als dienstwoning heeft gefungeerd.

Zevenhuizen Gr. - 2/2

Zevenhuizen  Off-Line beschrijving  van www

Zoals reeds vermeld is de fabriek opgericht op 9 maart 1901. Hoe één en ander toen is verlopen kunt u hierna lezen:

"Nadat door het bestuur der landbouwvereeniging eene commissie was benoemd en deze in de landbouwvergadering verslag had uitgebracht, waartoe zij onderscheidende fabrieken had bezocht, de wenschelijkheid betogende alhier een handkracht zuivelfabriek op te richten werdt den 1 Febr. 1901 een vergadering belegd bij Joh. Reijntjes.

In die vergadering werdt door twee afgevaardigden van de fabriek te Marum, daartoe verzocht door de commissie, verslag gegeven van de werking van hun fabriek, die ruim 1/2 jaar had gewerkt. Dat hoorde de aanwezigen zoo goed toe dat er direct werdt besloten om bij een voldoende aantal koeien een fabriek op te richten. Staande de vergadering werdt de melk tot deelname toegezecht van  237 koeien. De commissie, bestaande uit de heeren J.R.Aukema, H.Braker Jzn, W.Tuintjer, G.Berghuis en K.Huizinga, werdt staande de vergadering benoemd als voorlopig bestuur."


"Op den 21 Februari werdt er een algemene ledenvergadering gehouden ten huize van E.Bron. Daar werdt o.a. gesproken over de standplaats der fabriek en wel of ze gebouwd zal worden op het land van Harm Holman of op dat van G.Rodenboog. Voorgesteld werdt om op ieder perceel een put te graven en het water te laten onderzoeken. Dat terrein het welk goed water opleverde was dan t aangewezene. Daar twee putten dubbele onkosten meebrengt, werdt na stemming besloten om eerst het terrein van G.Rodenboog te onderzoeken. De statuten der vereeniging werden geschreven door notaris Ebbinge Wubben te Roden en verleden op Zaterdag den 9 Maart in de herberg van Harke Kuipers te Nietap. Rechtspersoonlijkheid zal worden aangevraagd."

In 1901, bij de oprichting van de zuivelfabriek te Zevenhuizen, blijkt dat er daar meest boeren woonden met één of twee koeien en de grootste boer er acht op stal had staan. De oprichters waren Jan Roelfs Aukema, Hendrik Jans Braker, Klaas Huizinga en Geert Berghuis, landbouwers te Zevenhuizen en Willem Tuintjer, landbouwer te Diepswal, bezitters van resp. 3, 8, 5, 3, en 4 koeien. Behalve landbouwers staan ook arbeiders en smeden op de ledenlijst. Eén lid, Gerard Tabak, was "schipper aan boord van zijn schip, gedomiliceerd te Leek". Toch was hij een flinke boer met 5 koeien. Schoolmeester Cornelis Reijntjes hield er twee koeien op na en werd ook lid. De melk van zaterdagavond en zondagmorgen mocht door de leden zelf worden gekarnd. De vereniging werd aangegaan voor een periode van twaalf jaren.


"De vereniging verkoopt de verkregen boter en verdeelt de zuivere opbrengst onder de leden naar verhouding van de hoeveelheid en het zuivere vetgehalte der door ieder geleverde melk, doch verminderd met twaalf centen voor iedere honderd liter geleverde melk of zoveel meerder of minder als zal blijken nodig te zijn".


"Op den 13 Maart werdt weer vergadert, nu ten huize van Joh.Reijntjes. Dit was feitelijk de eerste vergadering van de nu bestaande Coöperatieve vereeniging Zevenhuizen te Zevenhuizen gemeente Leek. Bij deze vergadering waren 62 leden aanwezig, welke samen 66 stemmen konden uitbrengen. Vervolgens werdt de ontvangen brief over het water voorgelezen. Daaruit bleek dat het weinig kalk bevatte, terwijl de aanwezigheid van ijzer en zouten niet konden worden geconstateerd. De zuivelconsulent, de Heer Huisman mede ter vergadering aanwezig, hiernaar gevraagd, verklaarde dat het water goed was voor boterbereiding. De fabriek zal dus worden gebouwd bij G.Rodenboog. De heer Huisman betoogde het gebruik van stoom boven een handkracht fabriek. Tevens werd nogmaals de wenschelijkheid betoogende om de fabriek van den Heer van Moorsel te Leek voor gemeenschappelijke rekening aan te koopen. Echter bijna alle leden wilden liever zelf eene (handkracht) fabriek stichten."

"Het eerst gekozen bestuur bestond uit J.Aukema voorzitter, H.Braker Jzn secretaris, W.Tuintjer penningmeester, terwijl G.Berghuis en K.Huizinga als gewone bestuurleden fungeeren. Door het bestuur werdt een oproeping gedaan voor melkophalers en vaste arbeiders. Hiervoor waren nog al eenige gegadigden. De melk op halen van 1 juni 1901 tot 1 juni 1902, werdt aan de laagste inschrijvers gegund. Dat zijn D.Holman de Haspel, Boerenstreek, Kokswijk en zoo door tot de fabriek voor 5 gld. per week. J.Slofstra Oost.Inje en Hoofddiep vanaf de sluis tot de Oost Injesche wijk voor 3,75 per week. G.Klinker de Veldstreek en Evertswijk en zoo noodig een klein eindje van t hoofdiep voor 3,50 per week.en K.Maans de Jonkersvaart en t Hoofddiep van de Jonkersvaart tot de fabriek voor 4,00 per week. De laagst ingeschreven  arbeiders waren Joh.Kobes en W.van Dijk voor 5,00 per week in de 7 zomermaanden en voor 3,00 per week in de 5 wintermaanden. Is later aan de laagste inschrijvers gegund. Het salaris van de directeur werdt vastgesteld op 9,00 per week en 10 cent per vat boter 1e keur. Als directeur werdt per 1 juni 1901 benoemd de Heer J.Boer te Een. De fabriek is aanbesteed en gebouwd onder architectuur van den Heer O.L.Pik gemeente opzichter te Leek en gebouwd door H.Dalstra te Twijzel voor de som van 3343 gulden. De voorwarmer en vloeibakengeleidingen werden geleverd door W.Venema, smid te Grootegast voor de som van 791,40. De centrifuges, Karn, Kneden zijn betrokken van de firma Boeke en Huidekoper te Groningen voor 965,30. De drie melkboten zijn vervaardigd door de Heeren Joh.Draaisma en zn.te franeker voor de som van 348,00 gld. De bussen zijn genomen van de firma Bleeker en de Vries te Balk en bereids à contant aan de leden geleverd. Het benodigde geld werd verkregen door inleg en obligaties af te nemen."


De fabriek, nog steeds een zogenaamde handkracht fabriek, draaide goed en al binnen één jaar  moest een derde centrifuge worden aangeschaft. De fabriek was erg belangrijk en daaruit volgde dat het niet bezoeken van de vergaderingen door de leden beboet moest worden. In het reglement werd vermeld dat de boete bedroeg: 25 cent bij het niet verschijnen, 5 cent voor te laat, en 10 cent voor het verschijnen na de pauze van de algemene vergadering. Andere vormen van boete was o.a. het niet nakomen van de melklevering: 3 gulden per koe per jaar. Het entree geld van nieuwe leden werd op 7,50 per koe bepaald.


"In juli 1903 werdt uitbesteed het bouwen van een turfschuur waarvan de laagste inschrijving was van H.Houtman voor 204 gld, begroting was 205 gld, welk werk werdt gegund aan Houtman. In Augustus is t werk voltooid en afgenomen. Er is geen inschrijvingsbiljet gekomen op de aanvraag om turf en is daarom later uit de hand gekocht.


In 1904 werd er een voorstel gedaan tot bouw van een directeurswoning, maar werd weggestemd door de leden. Op 1 januari 1905 werd de heugelijke mededeling gedaan dat er zoveel reserves waren dat alle schulden konden worden afgelost. Vier jaar na oprichting was de vereniging dus schuldenvrij. Mede hierdoor werd er wederom een voorstel ingediend tot bouw van een directeurswoning. Ditmaal werd het voorstel door de leden goedgekeurd. De woning werd gebouwd in 1906 (het huidige Hoofddiep 18) en werd gegund aan H.Houtman voor de somma van 1.194,00. De grond moest weer gekocht worden van G.Rodenboog en wel voor de prijs van 100 per spint (1 spint is gemiddeld 225 m2). Er was ongeveer 4 pint grond nodig zodat de totale kosten op 1.694,00 kwam, 6 gulden beneden de begroting tevens het beschikbaar gestelde krediet. In 1906 bedroeg het balanstotaal 6.213,83. De heer H.Pool was voorzitter der vereniging, H.Holman secretaris en J.Bron penningmeester. Tevens werd dit jaar besloten om een pomp bij de directeurswoning te plaatsen.


In de fabriek moest ook een nieuwe pomp bijgeplaatst worden om voldoende water op te pompen. Hiervoor werd een echte Norton pomp gekocht. Melk leveren aan de fabriek ter verwerking is één. Echter bleef er een restproduct over, de z.g. ondermelk, welke terug ging naar de boeren (leden). U raad het waarschijnlijk al, zoveel meer melk geleverd, zoveel te meer ondermelk retour. Dit resulteerde in het feit dat er vermelding werd gedaan dat de directeur geconstateerd had dat er een lid was die water  bij de melk had gedaan. De zogenaamde "vervalschte melk". Het betreffende lid werd hiervoor beboet voor 5,00. De leden vonden dit echter niet voldoende en eisten van de directeur dat hij op de algemene ledenvergadering de naam bekend maakte en zoal geschiedde.


Wat ook nogal wat stof deed opwaaien, de voorzitter beëindigde de vergadering zelfs voortijdig, was het voorstel om per aanwezig lid 25 cent ter beschikking te stellen voor vertering (borrel). Dit niet alleen, nee de afwezige leden moesten 25 cent boete betalen! Dit punt werd dus maar weer op de agenda gezet voor de volgende vergadering zodat een ieder hier "rustig" over kon nadenken. Als men na gaat dat alle vergaderingen in huiselijke kring plaatsvonden dan geeft dit denk ik wel een aardig beeld van de gang van zaken toen. In 1907 kwam de fabriek qua verwerkingcapaciteit een beetje in de problemen. De oplossing zat in een aanpassing van de fabriek nl. de aanschaf van een stoommachine. Echter betekende de aanschaf tevens dat er nieuwe leden moesten komen om de "volledige" capaciteit van de stoommachine te gebruiken en natuurlijk om de kosten te dekken. De vernieuwing van de fabriek had zo'n uitstraling dat er vrij snel 38 nieuwe leden bij de fabriek kwamen. Bijkomend voordeel was dat de handkracht melkfabriek te Haulerwijk werd opgeheven en dat ook deze melk naar Zevenhuizen kwam. De vernieuwing van de fabriek was een behoorlijke investering. De vergroting van de fabriek bedroeg 1.379,00 en werd gegund aan P.van Dijken. De stoommachine inclusief ketel werd aangeschaft voor 4.200,00 van de firma A.Lanfers.

"Voorstel van den heer G.Appelhof de commissie bij het nazien der boeken koffie te bezorgen. Bij stemming wordt door de leden het bestuur machtigden dit uit te voeren".


De boeken moesten nl. op de fabriek worden nagezien en dat iedereen "zomaar" een kopje koffie kreeg was toen nog niet aan de orde.

De jaren die hierop volgden vonden geen bijzondere situaties plaats. Enkele opmerkingen die enkele malen vermeld werden zijn: de ruige behandeling van de bussen door de melkvaarders, het salaris van de directeur en het te vroeg ophalen van de melk. De eerste wereldoorlog is inmiddels een feit en , misschien daardoor, zijn de notulen behoorlijk kort. Een bijzonderheid is dat men in 1916 besluit om verkoop van melk aan derden toe te staan. Het hoe en waarom wordt niet vermeld maar ondanks dat Nederland niet in oorlog was waren de gevolgen toch merkbaar en vloeide voornoemde beslissing hieruit voort. Ondanks de situatie werden er wel plannen gemaakt om een graanhandel en maalderij te bouwen. Toch kunnen we lezen dat er enige teruggang is. Er werd wat meer geklaagd over bv. te weinig ondermelk ed. In 1917 lezen we dat de wagen en de boten aan de fabriek te Tolbert zijn verhuurd voor 9,00 per week, plus het onderhoud. Opmerkelijk is dat er eigenlijk geen melding werd gedaan omtrent de gang van zaken rond de fabriek. Er werd summier vermeld dat notulen van de vorige vergadering, het verslag van de directeur en de controlecommissie werden aangehoord cq. goedgekeurd. Dat alleen de notulen vrij summier waren lag in het volgende feit:

"Daar den secretaris door ongesteldheid afwezig was en de vorige secretaris nog het notulenboek niet had afgedragen konden geen notulen worden gelezen".


De verwerking van de melk in Zevenhuizen bracht steeds meer problemen met zich mee en dit resulteerde in het verwerken van de "Zevenhuister" melk in Tolbert. Er werden prijsafspraken gemaakt n.a.v. het consulteren van de fabrieken te Grijpskerk, Tolbert, Marum en De Wilp. Hier waren de leden toch niet zo over te spreken en in 1918 werd een overeenkomst met Roden gesloten om de melk te verwerken en verkopen. Deze overeenkomst was in eerste instantie voor 1 jaar. Dat er iets gaande was bleek ook wel uit de regelmaat van de bestuur en commissie vergaderingen. Normaal werd er 2 x per jaar een Algemene Vergadering gehouden, echter in 1918 wordt er, vooral in het tweede half jaar, bijna maandelijks een vergadering gehouden. De verwerking van de melk in Zevenhuizen bracht steeds meer problemen met zich mee en dit resulteerde in het verwerken van de "Zevenhuister" melk in Tolbert.


Daar er bij de eerste buitengewone ledenvergadering onvoldoende leden aanwezig waren werd er een tweede vergadering uitgeschreven op 20 december 1918. Naast 99 leden, die 152 stemmen vertegenwoordigden, waren er 4 bestuursleden en de directeur van de zuivelfabriek te Roden aanwezig. Tevens was aanwezig de zuivelconsulent der provincie Drente. In deze vergadering werd een voorstel toegelicht tot definitieve samenwerking met Roden. De totale bezittingen van Zevenhuizen waren vastgesteld op 11.370,00 en zou worden verdeeld onder de leden en bijgehouden worden in een zg. ledenboekje (ledenkapitaal). Het aantal leden bedroeg 221. Mocht men als lid uittreden dan zou het vastgestelde bedrag aan een lid kunnen worden uitbetaald. De fabriek te Roden stond te boek voor 10.000,00.


"Dus twee Coöperatie's met bijna geen schuld en er alzoo zeer gunstig voorstaan. Voorts is op de conferentie's van beide besturen en commissarissen overeengekomen dat de fabriek te Zevenhuizen zou blijven bestaan en wanneer de tijdsomstandigheden zulks toelieten er een korenmaalderij aan zou worden verbonden. Daar niemand der aanwezigen een stemming verlangde werd het geacht met algemene stemmen te zijn aangenomen. Hierop reageerde één lid als zijnde tegen het samengaan te zijn. Volgens hem zou samenwerking niet nodig zijn als we zelf een maalderij aan onze fabriek zouden verbinden en dan best met een eiegn fabriek kunnen werken. Hierop werd gereageerd dat wel gebleken is dat dit de laatste jaren niet het geval is geweest ".

Het samengaan met Roden was een feit. De "Coöperatieve Zuivelfabriek Roden-Zevenhuizen.

Door de fusie met Roden kwamen er uit Zevenhuizen 48 nieuwe leden bij.

Op 8 juli 1920 besloot de ledenvergadering om aan de fabriek te Zevenhuizen een maalderij te verbinden. Tevens werd in dit jaar de eerste motorfiets aangeschaft door de vereniging. Maar op 16 april 1927 besloot het bestuur een auto met koperen tank te kopen; een zware Ford voor 2.280,00 de tank voor 642,50. In 1924 werd er 2.648.305 liter melk geleverd aan de fabriek. Door het samengaan van de twee verenigingen was een zeer sterke coöperatie ontstaan die in 1928 was uitgegroeid tot één der grootste fabrieken van Drenthe. Hierdoor kon ze wel een stootje verdragen en stond ze haar mannetje tijdens de wereldcrisis. Merkwaardig is echter dat er in de diverse notulen zo weinig is te vinden over wat destijds werd genoemd: de crisistijd. De cijfers omtrent de prijzen en afzet spreken echter duidelijke taal. Van een dieptepunt kunnen we spreken zo rond 1934.


"Het was in 't algemeen een donker beeld dat de spreker schetste, met weinig perspectief. Tenslotte wekt de spreker de aanwezigen op zich zoveel mogelijk als één man achter hunnen organisatie te stellen, opdat deze er in elk geval nog van konden maken wat er van te maken valt. Er heeft een langdurige bespreking en een uiteenzetting door de directeur plaats over de betalingsmogelijkheden in vreemde landen".

Zo rond 1937 was het dieptepunt achter de rug getuige de melkspijs van 4,96 per 100 kg. In Zevenhuizen werd toen 5.374.543 kg melk verwerkt. Misschien is het u opgevallen maar de prijs van de melk werd niet meer in liters maar in kg. uitbetaald. Deze wijziging werd doorgevoerd in 1934 en de vereniging was één der laatsten die deze verandering doorvoerde. In 1938 werd er weer enigszins geïnvesteerd in Zevenhuizen. Een nieuwe elektromotor voor de maalderij (625,00), nieuwe banden om de schoorsteenpijp en nieuwe ondermelkapparatuur (9.789,00). Een voordeel was dat de ketel te Zevenhuizen na 25 jaar dienstverlening de keuring glansrijk doorstond.


Ook de tweede wereldoorlog had zijn uitwerking op de vereniging. Niet dat het slechter ging dan bij andere fabrieken en we kunnen dan ook concluderen dat de meeste moeilijkheden snel werden overwonnen. Er ontstond in 1940 al snel een benzinetekort. Men ging toen de melk weer ophalen met paard en wagen. Doordat de auto's nog wel aanwezig waren werd er een gasgenerator aangeschaft welke met antraciet gestookt kon worden (1.250,00). Een probleem wat al snel speelde was de invordering van de auto's door de weermacht en men moest dan maar weer zien een ander exemplaar te kopen. Omtrent de melkstaking begin 1943 kan vermeld worden dat er in de fabrieken van Roden en Zevenhuizen niet gestaakt werd. Natuurlijk waren er door de oorlog veel problemen maar het ergste was wel de periode 1944-1945. We lezen dan ook dat de problemen bijna onoverkomelijk worden. Aan het eind van de oorlog moest er zelfs personeel ontslagen worden. Na de oorlog werd er in 1948 weer in Zevenhuizen geïnvesteerd. Er kwam een nieuwe koelmachine en in 1949 een nieuwe pasteur. In de herfst van 1960 werd er overgeschakeld van kolen op oliestook. In december 1964 werd de melkontvangst op de fabriek te Zevenhuizen gesloten, dit op economisch advies van de Friesche Zuivelbond. In 1966 werden de deuren definitief gesloten.

De Karn en Kneder werd voor 370,00 gegund aan Kuiper. De verbouwing had plaats in 1908. De naam van de vereniging veranderde dat jaar in Coöperatieve Stoom Zuivelfabriek "Zevenhuizen". Het ene jaar is het andere niet en natuurlijk hadden de leden ook wel eens iets op te merken. Zo werd er melding gemaakt van het feit dat de boten en de wagen van de fabriek regelmatig anders werden gebruikt dan waar ze voor bestemd waren en dat was natuurlijk niet de bedoeling. Tevens was men van mening dat er in de fabriek te veel met leerjongens werd gewerkt. Dit kwam één en ander niet ten goede en de leden vroegen dan ook aan het bestuur om een ouder iemand in de fabriek te werk te stellen die tevens van boterbereiding wist en de directeur kon vervangen bij afwezigheid of ziekte. Ook werd er door de leden verzocht om op een andere manier het vetgehalte te bepalen want volgens enkele leden was het opgegeven gehalte lager dan verwacht.


Een ander probleem dat op een gegeven moment speelde was de betaling van de directeur. Zoals vermeld kreeg de directeur naast zijn vaste salaris een "bonus" per geleverd vat boter 1e keur. De berekening viel echter in het voordeel van de directeur uit omdat er onduidelijkheid was over het aantal en wat onder 1e keur werd verstaan. Dit had een zeer felle discussie tot gevolg en het probleem was "wie moest het (terug)betalen". Uiteindelijk werd de gulden middenweg gekozen en werd de situatie zo gelaten als die was. Het bestuur kreeg echter opdracht om zo spoedig mogelijk een duidelijke regeling met de directeur op papier te vast te leggen, zodat onduidelijkheden met betrekking tot het salaris en de zg. emolumenten niet meer zouden voorkomen.


We zijn inmiddels in 1910 aangekomen. Door de goede gang van zaken werd er besloten om het boetsysteem van de Algemene Vergadering af te schaffen. Tevens besloot men om de vergoeding aan de aanwezige leden te verhogen tot 30 cent, echter met de bepaling dat men aanwezig moest zijn voor het aflezen der presentie lijst en verteringsvergoeding nog niet uitbetaald mocht zijn op de Algemene Vergadering. Tevens werd er een voorstel aangenomen om enkele nieuwe pompen aan te schaffen die de capaciteit hadden om een eventuele tweede centrifuge te kunnen dienen. In 1911 werd er, in een extra uitgeschreven Algemene Vergadering,  besloten om een "Pasturizeer machiéne" aan te schaffen. In dit jaar werd er voor het eerst een voorstel gedaan om een Controle Commissie in te stellen om o.a. het vetgehalte te controleren, dit naar aanleiding van klachten der leden over het te lage vastgestelde vetgehalte en als gevolg daarvan te lage melkprijs. We schrijven inmiddels 1912 als we het volgende optekenen (kenmerkend voor deze tijd):


Via www: http://www.roderjournaal.nl/nieuws/27360/boek-leven-van-de-melkfabriek-roden-zevenhuizen/                geplaatst 21-11 2014


2014 Boek over CZ Roden / Zevenhuizen

‘Leven van de melkfabriek Roden-Zevenhuizen’


RODEN – IJscokarren, ijscohokjes, melkrijders en melkventers kleurden vroeger het straatbeeld van Roden. Dat is verleden tijd. In het komende zaterdag te verschijnen boek “Leven van de melkfabriek Roden-Zevenhuizen’ beschrijft Jan Aukema het stormachtig en kleurrijk bestaan van deze zuivelcoöperatie in de Kanaalstraat.


Geboren tegenover het gebouw maakte hij de melkfabriek lange tijd van dichtbij mee. Veel mensen in Roden hebben direct met dit bedrijf te maken gehad, als werker, als afnemer of als leverancier van producten. Steeds vaker is het nu indirect omdat hun vader of grootouders erbij betrokken waren, als melkveehouder, melkrijder, melkventer of opeen andere manier. In het boek staan veel illustraties en verhalen van deze personen. Voor ouderen is de melkfabriek een onderdeel van het dorpsgeheugen, jongeren weten niet dat die gebouwen in de Kanaalstraat eens een zuivelfabriek is geweest. Heel lang was deze zuivelcoöperatie het meest toonaangevend bedrijf van Roden, met 1000 personen, die er direct van afhankelijk waren.


Na de start van de fabriek in 1893 volgt al snel een dodelijke explosieve knal en aan het einde in 1982 dondert het opnieuw, nu met dynamiet. Het grootste deel van de geschiedenis van de fabriek speelt zich af tussen deze twee forseende knallen. Met de val van de hoge fabriekspijp eindigde het bestaan van de fabriek om een nieuw leven te beginnen.


Een van de opvallende dingen is de inzet van de directeur en het personeel geweest. Vroeger kende men nog niet een 40- urige werkweek. Uit een verslag van 1937 blijkt bijvoorbeeld dat poedermakers en condenseurs maximaal 2600 uur per jaar mogen maken, dat is 50 uur per week als je altijd werkt en geen vakantie hebt. Maar de inspectie mag vrijstelling verlenen voor meer uren. Ook ’s nachts moet soms doorgewerkt worden in de condens en de melkpoeder. Uit de verhalen van oud- medewerkers blijkt dat er vaak zelfs veel meer uren gedraaid worden. Ze doen wat boeren in die tijd ook doen: veel uren maken en weinig verdienen. Soms staat er een geringe extra beloning tegenover bijvoorbeeld als de beste kwaliteit aan boter wordt gemaakt.


Kom er nu eens om dat werkers zoveel uur voor een bedrijf maken met een directeur die in crisistijd vrijwillig 10 procent loon inlevert, als het andere personeel 5 procent loonsverlaging moet slikken.



* In het boek wordt de geschiedenis sterk via personen en vele illustraties van het begin tot het eind in beeld gebracht. Het boek wordt zaterdag 29 november gepresenteerd in het Fitnesscentrum, het oude fabrieksgebouw in de Kanaalstraat. De prijs van voorintekening tot en met zaterdag 29 november kost euro 15 euro en daarna euro 16.95 bij boekhandel Daan Nijman in Roden.


▲  Boek over de CZ roden / Zevenhuizen - uitgave Hist. Ver. Roden *

Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

voorgaande pagina voorgaande pagina

Hier een pagina uit de (niet meer te vinden*) site 7huizen van 29-11-2006

* (404)  - ondertekend met ‘dank aan Jan Nieboer     In 2014 weer terug gevonden: op de site van Historische Ver. Leek