#Fr.f/2020-08-07

Zuivelhistorienederland.nl

voorgaande

voorgaande

versie-7.0

Bron van deze tekst : http://www.archieven.nl/pls/m/zkstart.ahd..........


versie 16-08-2009-08-17


N.V. Koninklijke Nederlandsche Mij. van Kaas- en Roomboterfabrieken te Sneek


Geschiedenis van de K.N.M.-Sneek

..........

Op 5 juli 1882 werd de N.V. Nederlandsche Maatschappij van Kaas- en Roomboterfabrieken opgericht. Deze Maatschappij is een model en stimulans geweest voor de oprichting van zuivelfabrieken in zowel Friesland als daarbuiten. 1)  In tegenstelling tot de bedrijven van het eerste uur beschikte de Maatschappij over voldoende kapitaal; grote fabrieken konden worden ingericht en financiële tegenvallers konden worden opgevangen. Het doel van de onderneming was het kopen en verkopen van melk, het produceren van roomboter en kaas en het verhandelen van deze produkten. Met gebruik van de beste vakkennis in Nederland probeerde men uitstekende produkten te maken. Deze werden onder gedeponeerde handelsmerken zowel in binnen als buitenland verkocht. 2)

1) Croesen, Ontwikkeling zuivelbereiding, 87.

2) Inv. nr 454.

 

Het initiatief tot de oprichting van de Maatschappij is met name genomen door D. Harmens, handelaar in boter te Harlingen, en Th.J. Waller, burgemeester van Anna Paulowna. 1)  In contact gekomen met belangstellenden voornamelijk uit het westen van het land kwamen zij tot de oprichting van de vennootschap. Hoewel de Maatschappij gevestigd werd te Amsterdam startte de onderneming in 1883 met twee fabrieken in Friesland: bij Sneek en te Bolsward. Bij de oprichting werd de leiding opgedragen aan een directeur en drie commissarissen waarvan er één president commissaris was. 2)  Doordat de onderneming een N.V. was, berustte het hoogste gezag bij de vergadering van aandeelhouders die jaarlijks werd gehouden. Op fabrieksniveau werden er administrateurs aangesteld.

1) J.J. Spahr van der Hoek, Geschiedenis van de Friese landbouw I (Drachten 1952) 537.

2Inv. nr. 44


Na enkele moeilijke jaren braken er vanaf 1886 betere tijden aan. Problematisch was tijdens de eerste jaren vooral de geringe bereidheid tot het afstaan van de melk door de boeren. Andere problemen lagen in de technische en personele sfeer. Na verloop van tijd ging het de onderneming zo goed dat het aantal fabrieken uitgebreid werd. In 1889 werd een derde fabriek te Oosterlittens in gebruik genomen. In 1890 en 1891 volgden de fabrieksvestigingen in Oudega (W) en Wommels. Inmiddels had de Maatschappij in 1888 Harlingen als vestigingsplaats gekregen, hetgeen in 1893 Leeuwarden werd. Als erkenning van de voortrekkersrol die de Maatschappij voor de verbreiding van de zuivelindustrie heeft gespeeld, werd haar in 1899 het praedicaat koninklijk toegekend. 1)  

De Maatschappij zal verder aangeduid worden met de initialen K.N.M.

1Inv. nr. 46, 464 en 468.  

 

Hoewel aanvankelijk de particuliere bedrijven de toon aangaven ontstonden er spoedig coöperatieve bedrijven. In 1886 richtte in Warga een aantal boeren gezamenlijk de eerste coöperatieve zuivelfabriek op. Vervolgens breidde het aantal zich snel uit. Rond 1900 waren er in Friesland reeds evenveel particuliere als coöperatieve fabrieken. 1)  Spoedig ontstond er een belangenstrijd tussen de twee vormen.

1) Croesen, Ontwikkeling zuivelbereiding, 91

 

Omstreeks 1906 rezen er bestuurlijke problemen tussen de Raad van Commissarissen en de Directie. Een belangrijke oorzaak hiervan vormde de niet langer door de directeur wenselijk geachte bemoeienis met het beheer van de K.N.M. door de Commissarissen. Hiervan was de in Friesland wonende commissaris en adviseur Borger de exponent. Bovendien werd de afhankelijkheid van de firma D. Harmens en Co. die grotendeels de export van de zuivelprodukten verzorgde en verstrengeld was met de directeur niet langer wenselijk geacht.

Het bovenstaande en de groei van de K.N.M. van twee naar vijf fabrieken vroeg naar verloop van tijd om organisatorische veranderingen. 1)  Een rapport van de ingestelde enquêtecommissie en de statutswijzigingen van 1907 en 1908 openden hiervoor de weg. De K.N.M. kreeg niet alleen Sneek als nieuwe vestigingsplaats, maar huurde daar ook een eigen kantoor, waar men voordien niet over beschikte. 2)  De Raad van Commissarissen werd uitgebreid van drie naar vijf leden. Door de ontstane bestuurlijke problemen vond er een directeurswisseling plaats en werd het mogelijk een adjunct directeur te benoemen. Deze werd in 1909 benoemd.

 1Zie het archief van de Raad van Commissarissen. 2Inv. nr. 97


De K.N.M. legde zich vanaf het begin met name toe op de produktie van kaas. De boterbereiding kwam op de tweede plaats. Er werd voornamelijk Goudse- en Edammerkaas gemaakt. Deze kaas werd aanvankelijk vooral naar Engeland geëxporteerd, maar tegen 1914 was de export naar Frankrijk, België en met name Duitsland minstens zo groot geworden. Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd de export naar het buitenland bemoeilijkt.


Een belangrijke wijziging in de status van de K.N.M. vond in 1919 plaats; de meerderheid van de aandelen kwam in bezit van de N.V. Hollandia te Vlaardingen, zodat de K.N.M. daar een dochtermaatschappij van werd. 1)  De overname veranderde de status van de K.N.M.-directeur, deze werd bedrijfsleider van een dochteronderneming. Tevens werden de directieleden van Hollandia K.N.M.-commissarissen. Redenen voor de overname waren de voortdurende strijd tussen de coöperatieve en de particuliere bedrijven in Friesland, de moeilijkheden om voldoende kapitaal te verkrijgen en de concurrentie met de N.V. Hollandia te Vlaardingen. 2)  De overname betekende niet dat de K.N.M. haar zelfstandigheid verloor. Dit werd geïllustreerd door de overname van een drietal fabrieken. Ten eerste werd in 1920 de Zuivelfabriek "de Wouden" te Nijega (HON) door de K.N.M. van Hollandia overgenomen. Hiermee groeide het aantal K.N.M.-fabrieken van vijf naar zes. 3)  Ten tweede werd in 1921 van de N.V. Johs. Halbertsma's Zuivelindustrie de zuivelfabriek "La Normandia" overgenomen en vervolgens omgezet in de N.V. "Normandia" Zuivelfabriek & Koelhuis. Tenslotte kwamen in datzelfde jaar alle aandelen van de N.V. Stoomzuivelfabriek Bovenknijpe in handen van de K.N.M., welke als zelfstandige N.V bleef voortbestaan. 4)

 1Inv. nr. 460.    2Inv. nr. 1.    3- Notarieel archief inv. nr. 12060, akte nr. 322.- Inv. nr. 22.    4Inv. nr. 22

 

Vanaf het eind van de jaren twintig werd de zelfstandigheid van de K.N.M. beperkter. Zo werd de afzet van boter en kaas van Hollandia en de K.N.M. verzorgd door de gezamenlijk opgerichtte N.V. Algemene Botercentrale. Later werd deze afzet door de verkoopafdeling van Hollandia voortgezet. Bovendien had Hollandia de hand gehad in de noodzakelijke financieel-administratieve reorganisaties van 1932 en 1941, waarmee de controle op de K.N.M.- administratie werd versterkt.

Tijdens de jaren '30 werd de K.N.M. geconfronteerd met het proces van rationalisering in de zuivelindustrie. Dit leidde in 1934 tot de sluiting van de vestiging Wommels.  1)  Het jaar daarop volgde de liquidatie van de afzonderlijke N.V. te Bovenknijpe. Rond 1930 ging de K.N.M. zich toeleggen op de bereiding van andere produkten zoals flessemelk, yoghurt en slagroom. Deze produkten werden vooral in de grotere plaatsen van Friesland verkocht. Dit gebeurde zowel door eigen zuivelwinkels als door venters. Enkele fabrieken werden daarvoor voorzien van een melkinrichting. 2)

 1Inv. nr. 23.     2Inv. nr. 464

 

Gedurende de Tweede Wereldoorlog liep de produktie terug en werden een aantal fabrieken tijdelijk stilgelegd. Na de oorlog zijn de K.N.M.-bedrijven opnieuw aan de eisen van de tijd aangepast. In de loop van de jaren is een verregaande specialisatie ingevoerd. De meeste fabrieken hadden zich in het maken van één of twee soorten kaas gespecialiseerd. In 1957 vierde de K.N.M. haar 75-jarig bestaan en het volgend jaar werd er bij de K.N.M.-Sneek een nieuwe melkinrichting geopend. 1)

 1) "K.N.M. fabriek komt maandag met bottelmelk", Sneeker Nieuwsblad 113e jaargang no. 89 (6-2-1958)


Rond 1960 kwam aan de na-oorlogse bloeiperiode een einde. Na de vooroorlogse fusies en overnames trad er in de zuivelindustrie een nieuwe concentratiefase in. De schaalvergroting zou tot de sluiting van K.N.M.-vestigingen en uiteindelijke opheffing van de hele onderneming leidden. In 1960 werd de K.N.M.-Nijega gesloten, een jaar later volgde de K.N.M.- Bolsward en in 1962 de K.N.M.-Oudega.  1)  De in deze fabrieken verwerkte melk werd voortaan aan de Hollandia-fabriek te Bolsward en de N.V. Lankhorst te Heeg, sinds 1957 eigendom van Hollandia, geleverd. Het personeel van de gesloten fabrieken kon, als gevolg van een personeels tekort in de zuivelindustrie, daar ook geplaatst worden. Aan het begin van de jaren zestig was het aantal K.N.M.-fabrieken teruggelopen van vijf naar twee.

 1Inv.nr. 54 en 411.

  

In 1962 vond er een uitbreiding plaats waarbij de K.N.M., de Hollandia-dochter de N.V. A. Lankhorst te Heeg, overnam. Reeds in 1965 werd de exploitatie van de K.N.M.-Oosterlittens aan de N.V. Hollandia overgedragen en bleven alleen de K.N.M.- fabriek te Sneek en de nieuwe vestiging te Heeg over. Het jaar daarop kreeg de K.N.M. Heeg als vestigingsplaats. De positie van de K.N.M. werd in 1969 tijdelijk versterkt door overname van de afdeling melkinrichting van de stopgezette zuivelfabriek "Normandia" te Sneek.  1)

1"Zuivelfabriek "Normandia" Sneek sluit 21 februari", Leeuwarder Courant, 218e jaargang no. 32 (7-2-1969).

 

De na de oorlog geïntensiveerde samenwerking van Hollandia met Nestlé leidde er in 1971 toe, dat de K.N.M.- Hollandia en Nestlé-Amsterdam overgingen tot de oprichting van de vennootschap onder firma Nestlé Nederland.  1)  Dit betekende in de praktijk reeds het einde van de K.N.M. In 1975 werd deze firma ontbonden, waarop de K.N.M., na opgegaan te zijn in de inmiddels opgerichte Nestlé Nederland B.V., volledig is geliquideerd.  2)

 1Inv. nr. 18.

2- "Verslag van de directie aan de Raad van Commissarissen" in: het Verslag over het boekjaar 1975 voor de Vergadering van Aandeelhouders van de Vennootschap onder firma Nestlé Nederland (zie archiefdossier K.N.M.-Sneek). - L. Kamminga, Speculatieve zuivelfabrieken in Friesland. Lezing voor het Werkverband voor Plaatselijke Geschiedenis 1984 (Bestemd voor intern gebruik van het Rijksarchief Friesland, 1994). )


Lijst van K.N.M.-directeuren

 Th. J. Waller, 1882-1888
 Th. J. Waller en D. Harmens, 1888-1901
 D. Harmens, 1901-1908
 J.G. Hibma, 1908-1929
 M. Haagsma, 1929-1938
 J. Nauta, 1938-1969
 K. Zwikker, 1969-(1976)


 

 

 

 

 



KNM N.V. Korte geschiedenis

K.N.M. - 2/2

voorgaande pagina

Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

voorgaande pagina