#Ov/2020-
voorgaande
voorgaande
Boekelo Boekelosche CZ. 1894 -
#Boekelo -
Geen frame -
'In een vakblad zag ik dat men een assistent-
In Boekelo ontvingen we vijf miljoen liter melk van onze leden. Er waren circa honderd boeren lid van de coöperatie. Ze leverden gemiddeld dus 50.000 liter per jaar. De koeien gaven toen zo’n 5.000 liter melk op jaarbasis. Tegenwoordig geven ze het dubbele. Gemiddeld hielden onze leden dus tien melkkoeien. Er waren ook boeren die twintig of nog meer koeien hielden, zoals bijvoorbeeld Van Heek op Stepelo. De meeste boeren leverden dus heel weinig. Losser had anderhalf keer zoveel melk. De fabriekjes waren eigenlijk te klein om geheel zelfstandig te functioneren. Samen konden ze de kosten drukken en nieuwe activiteiten oppakken.
Alle consumptiemelk was in Boekelo ondergebracht. In Losser zijn ze gaan experimenteren met gecondenseerde melk. Dat was een vrij nieuw procedé. Alleen Friese Vlag en Nutricia hadden dat toen. Ze hadden een vrij sterke marktpositie. Maar de winkeliers wilden bij de inkoop niet veroordeeld zijn tot die twee grote merken. Het lukte in Losser om ook goede gecondenseerde melk te maken. Dat was niet zo gemakkelijk, want de kennis over gecondenseerde melkproducten was beperkt. De verkoop onder de noemer Multifarm was in handen van directeur Timmerman van Boekelo. Met koffiemelk in flessen werd een goede klantenkring opgebouwd.
WIM KUYPERS: 'DE SFEER OP DE FABRIEK WAS ZEER GEMOEDELIJK'
Als assistent-
Aanvankelijk werd de melk nog met paarden of tractoren bij de boeren opgehaald. In Boekelo gebeurde dat per buurt. Dan reden de boeren om beurten naar de fabriek. In andere buurten was het altijd dezelfde melkrijder. Deze kon dan mooi een centje bijverdienen. Op de fabriek werden de bussen leeggestort in een weeginrichting die aangaf hoeveel melk ieder geleverd had. Eerst werd dat opgeschreven, later automatisch geregistreerd. Uit de ontvangbak werd een monster genomen om het vet-
In de zomer was het altijd maar afwachten wat de kwaliteit van de melk was. De boeren konden de melk niet of nauwelijks koelen. Sommigen hadden wel een ringsysteem met koud water voor de bussen. Of ze hingen de bussen in de waterput. Er waren fabrieken die de melk ’s ochtends en ‘s avonds ophaalden. Dat gaf kwalitatief minder risico voor de houdbaarheid. Je zet de boeren op die manier alleen wel onder druk, want om 7 uur ’s ochtends waren de eersten al aan de beurt en ook ’s avonds om dezelfde tijd. De Twentse boeren werkten nogal lang door op het land. Het waren nog gemengde bedrijven. Aan het einde van de dag moesten de koeien nog even worden gemolken. ’s Avonds ophalen gebeurde dus lang niet overal. Bij ons werd ook één keer per dag de melk geleverd.'