#Ov/2020-08-04

versie-7.0

voorgaande

voorgaande

 Melkwinning en bedrijfsvoering in Den Ham vertoont opgaande lijn


(van onze binnenlandredactie)

De rundveehouderij speelt zich in en rond Den Ham vanouds af op gemengde bedrijven. Lange tijd waren dat bedrijven met niet meer dan zo 'n twintig melkkoeien. In de jaren zeventig is dat snel veranderd. Het aantal bedrijven is in die tijd sterk verminderd maar de boeren die niet zijn gestopt, hebben hun bedrijven vaak uitgebreid. Het aantal melkkoeien is dan ook gestegen tot ongeveer veertig per bedrijf. Bij deze snelle uitbreiding plaatst de heer J. van 't Veld een kritische kanttekening. Gevraagd naar zijn functie antwoordt Van 't Veld: Haarlemmerolie. Na een verbaasde reactie van onze kant omschrijft hij zijn taak nader als het adviseren van de boeren over alles wat te maken heeft met de melkwinning en de fokkerij.


De kritiek van Van 't Veld (betreft het feit dat bij de sterke toeneming van het aantal melkkoeien per bedrijf te weinig aan zorgvuldige selectie is gedaan. Volgens hem zijn ter wille van de uitbreiding koeien aangehouden die normaal vanwege hun slechte kwaliteit afgevoerd zouden zijn en namen de boeren bij het aankopen van vee genoegen met dieren van te geringe kwaliteit.

In Den Ham en omgeving is veel vee aangekocht uit Duitsland. De boeren zijn daar in de fokkerij tien jaar eerder begonnen met de nu ook in Nederland veel gebruikte HFstieren (waarover straks meer). Van 't Veld: „Van oorsprong is de Duitse koe echter minder dan de Hollandse. De invloed van dat mindere moedermateriaal is met het gebruik van de HF-stieren niet verdwenen. In veel gevallen is in de praktijk de conclusie dan ook gerechtvaardigd dat alleen de beste dieren uit Duitsland goed genoeg zijn voor Nederlandse boeren. Deze conclusie ontlokt boeren die veel duur vee uit Duitsland hebben aangekocht in de periode van uitbreiding wel eens de verzuchting: „Ach, waren ze maar bij moeder thuisgebleven”.


Ligboxenstal

Een belangrijke factor bij de schaalvergroting op de veebedrijven is de komst van de ligboxenstallen geweest. De boeren zijn daardoor in staat op een efficiëntere manier meer koeien te houden. In Den Ham werd de eerste ligboxenstal in 1970 neergezet. Parallel met de komst van ligboxenstallen liep de overgang van melkbus naar melktank. Bracht de boer vroeger na het melken de melk in bussen naar de kant van de weg, tegenwoordig komt een tankauto op vaste tijden een keer of drie per week de door de boer opgeslagen melk ophalen.


Niet alleen de manier van melk ophalen door de zuivelfabriek, ook de melkwinningsmethode van de boer is veranderd. De melk van een koe verdwijnt niet meer via een emmer maar via een leiding in de tank. Het zicht van de boer op de produktie van individuele koeien mag daardoor minder zijn geworden, het nut van de melkcontrole echter groter.


Van 't Veld: „Een moderne boer die niet meedoet met de melkcontrole, is een schip zonder kompas”. De organisatie van de melkcontrole is in Den Ham in handen van de Fok- en Controlevereniging 'Den Ham en omstreken’. Deze vereniging is in 1935 opgericht. Van 't Veld: „In het verleden waren er nogal wat boeren die vonden dat ze niet mee hoefden te doen met de melkcontrole omdat ze dachten dat dat alleen noodzakelijk was als ze vee voor de export leverden. Die gedachte is nu wel verdwenen. Toch zijn er nog boeren die niet meedoen, omdat ze van mening zijn dat de gemiddelde produktie van hun veestapel hoog genoeg is.”


Van 't Veld is het met deze laatste gedachte niet eens. Volgens hem is het voor een goede stierkeus en een verantwoord selectiebeleid nodig dat de boer weet hoeveel melk een koe geeft en hoeveel eiwit en vet er in die melk zit. „De melkcontrole verschaft de boer die gegevens en is daarom onmisbaar. Meedoen is één van de voorwaarden voor het bereiken van een maximale produktie,” aldus Van 't Veld. Een andere voorwaarde is dat de boer inzicht heeft in de afstamming van zijn dieren. Om zich op dit punt van kennis te voorzien kunnen de boeren in Den Ham zich aansluiten bij de fokafdeling van de Fok- en Controlevereniging 'Den Ham en omstreken’. In 1982 waren 143 van de 154 leden van de (melk)controleafdeling tevens lid van de fokafdeling.


Fokafdeling

De fokafdeling van de vereniging zorgt ervoor dat de aangesloten boeren weten hoe zij binnen hun bedrijf op de beste manier kunnen fokken. De stamboeken verschaffen de boeren een goed zicht op de lichaamsbouw en het uitwendig vóórkomen van de dieren. Van 't Veld: „Op basis van deze gegevens en die van de melkcontrole wordt dan aan de boer een advies gedaan omtrent de stierkeuze, met het doel tegen de juiste kosten een goed kalf, c.q. een goede melkkoe terug te krijgen.


Net als in andere delen van Nederland maken de boeren in Den Ham veel gebruik van HF-stieren (Holstein Friesians); 70 procent van de koeien wordt kunstmatig geïnsemineerd met zaad van deze stieren. HF-stieren zijn zo populair omdat de melkproduktie van hun koekalveren hoog is.


Aanvankelijk stonden de leden van de fokvereniging in Den Ham gereserveerd tegenover het gebruik van HF-stieren. Volgens Van 't Veld heeft de niet-enthousiaste voorlichting (“rustig aan, we weten wat we hebben, niet wat we krijgen”) daar belangrijk aan bijgedragen. Ook nu nog is het gebruik van HF-stieren niet onomstreden, omdat het geen zuiver stamboek is.


Niet geweldig

Al de inspanningen van de Fok- en Controlevereniging ten spijt, is de produktie van de koeien in Den Ham niet geweldig. Met een gemiddelde produktie van 5301 kg melk per koe in 1981 kan de vereniging uit Den Ham niet meedraaien in de top van Overijssel. Wat is daarvan de oorzaak? In een gesprek met de heer G.J. Hulsegger, voorlichter bij de landbouwcoöperaties in Almelo en Den Ham zochten we naar het antwoord op deze vraag.


De richting waarin we de verklaring moeten zoeken wordt snel duidelijk. De heer Hulsegger: „De fokkerij bepaalt voor ongeveer de helft de produktiecapaciteit van de koe. Wanneer de voeder- en melkwinning niet goed zijn, zal de hoogste produktie nooit worden gehaald." De voederen melkwinning zijn twee zaken die horen bij de bedrijfsvoering. Volgens Hulsegger is door de slechte verkaveling in en rond Den Ham op het punt van de voederwinning een goede bedrijfsvoering nauwelijks mogelijk. „Er komen hier bedrijven voor met meer dan tien percelen grasland. Probeer daar maar eens op een verantwoorde manier te bemesten, vee te weiden en in te kuilen. Dat is bijna onmogelijk," aldus Hulsegger.


Hij vindt dat de ruilverkavelingsprocedure in Den Ham eigenlijk een jaar of twintig te laat op gang is gekomen en noemt dat één van de belangrijkste oorzaken voor de problemen bij de bedrijfsvoering. In de praktijk blijkt inderdaad dat het moeilijk is op een verantwoorde manier ruwvoer te winnen. De percelen dicht bij de boerderij worden vaak het zwaarst bemest, andere komen er bekaaider af en leveren minder gras. Bij het inkuilen wordt gras van verschillende percelen over elkaar heen gekuild. Bovendien zit in één en dezelfde kuil meestal gras dat in verschillende jaargetijden is gewonnen.


Heet hangijzer

De commissie heeft daarop alternatieve schetsen gemaakt voor drie van de negen deelgebieden. Heet hangijzer is op dit moment of in het gebied Regge de veertig hectare relatienotagebied (een gebied waar de landbouw zich ter wille van de landschappelijke


en wetenschappelijke waarden aan een aantal beperkende voorschriften moet houden) met tien hectare uitgebreid moet worden. Natuurbescherming en Staatsbosbeheer vinden dat dat moet, de landbouw niet.


De Ruilverkavelingscommissie deelt de mening van de landbouw. Voorzitter Miskotte noemt de mening van Natuurbescherming en Staatsbosbeheer 'onvoldoende onderbouwd. Hij hoopt dat het meningsverschil wordt opgelost zonder arbitrage van Gedeputeerde Staten.


Als het relatienotagebiedprobleem is opgelost, is het de planning van de commissie dat eind 1983 het voorontwerp wordt afgerond. Daarover kunnen de mensen in het ruilverkavelingsgebied dan hun mening geven. Als de resultaten van die inspraak binnen zijn, kan in 1984 het rapport worden samengesteld waarover de mensen die grond in het gebied bezitten in 1985 moeten stemmen.


Wisselende kwali­teit

De consequentie van deze methode is dat de koeien 's winters ruwvoer krijgen van wisselende kwaliteit. Voor dieren die niet meer dan twin­tig liter melk per dag geven is dat geen ramp, maar koeien die dertig tot veertig liter kunnen produceren, doen dat niet als ze 's morgens een hap kuilvoer uit augustus en 's avonds een hap uit mei krij­gen. Hulsegger: „Hoogpro­duktieve dieren vragen de beste voeding. Ze moeten de hele dag kunnen beschikken over een gevarieerd menu. Daar moet de boer rekening mee houden bij de ruwvoer­winning en het aankopen van krachtvoer.­


Het bijkopen van voer is nu in veel gevallen incidentenbe­leid: kort voor de oude voor­raad op is. begint men pogin­gingen in het werk te stellen nieuw voer te krijgen. Ten on­rechte meent de heer Hulseg­ger: „Eigenlijk moet het zo zijn dat wanneer de koeien op stal staan en het inkuilen van gras, maïs e.d. achter de rug is, de boer een analyse laat maken van zijn wintervoor­raad ruwvoer. Met behulp van een computer kan dan gemak­kelijk en vrij nauwkeurig worden uitgerekend hoeveel en welke soorten voer erbij moeten komen.­

Een laatste voorwaarde die Hulsegger noemt voor het be­reiken van een hoge melkpro­duktie is dat de melkwinning vakkundig gebeurt. „De koeien kunnen er in de stal glanzend uitzien, als de melk­machine niet goed werkt of de melker/melkster de techniek niet beheerst, geeft de rund­veehouderij nooit de hoogste opbrengst.” aldus Hulsegger.


Nederlands Dagblad 1983-04-28 over Fok- en Controlevereniging Den Ham

voorgaande pagina

Geen venster - hier ophalen - www.zuivelhistorienederland.nl

voorgaande pagina

Den Ham (Ov.) - 2/2