#04/2020-08-19

voorgaande

terug naar lijst personen versie-7.0

Zuivelhistorienederland.nl

C. vd. Ploeg hoofddirecteur De Takomst (Wolvega) met Pensioen - 1975

Bron: Leeuwarder Courant 1975-08-30


Cees van der Ploeg – hoofddirecteur De Takomst - met Pensioen


WOLVEGA

Begin sep­tember stopt Cees van der Ploeg (67) als hoofddirecteur van de coöperatieve zuivelin­dustric De Takomst, de groot­ste coöperatie van melkvee­houders in Friesland.

De Ta­komst heeft een jaarlijkse melkaanvoer van ruim 400 miljoen kg melk. Die melk wordt opgevangen en verwerkt in kaasfabrieken te Wolvega, St. Nicolaasga, Wommels, Dronrijp en Mar­rum. Deze fabrieken zijn gro­tendeels gemoderniseerd in de periode, dat ze onder de directie van Van der Ploeg kwamen te staan.

Ze hebben bijgedragen aan de goede naam, die de Friese zui­velindustrie geniet. Dat Wolve­ga in de Stellingwerven het administratieve centrum werd van de grootste Friese kaasindustrie, vloeit voort uit de vooraanstaande rol, die de coöperatie in Wolvega heeft gespeeld bij de melkprijs in Friesland. Aan de fa­briek met een hoge melkprijs viel leiderschap ten deel.

C. Vd. Ploeg

 Kaas

Het bestuur van Achlum haalde een man uit Noord-Holland, die het Fries wel verstond, maar die het amper praatte. Achlum vond dat nog al wat een onderneming. In Lutjewinkel en Assendelft was Van der Ploeg gewend om kaas te maken uit rauwe melk. Achlum pasteuriseerde de melk eerst en Van der Ploeg bracht daar geen verandering in.


Kaas uit rauwe melk mocht dan kwalitatief beter zijn, Achlum leverde aan de Frico wat de Frico het beste kon verkopen. Bij wijze van uitzondering werd er in Achlum in 1938 nog eens kaas uit rauwe melk gemaakt. Van der Ploeg drong er in de Frico wel op aan om de pasteurisatietemperatuur voor de kaasmelk te verlagen. De hoge temperaturen bij de kaasmelkpasteurisatie is niet een glorieuze periode geweest in de kaasbereiding.


Bij de kaasbereiding had Noord-Holland een voorsprong verworven en die was destijds bijzonder groot. Het prijsverschil tussen kaas uit Friesland en uit Noord-Holland was vijftien procent. Het bedraagt nu nog slechts centen per kilo kaas. Als Van der Ploeg in zijn Assendelftse tijd naar Friesland solliciteerde, vroegen de besturen steeds naar dat prijsverschil.


Van der Ploeg meent, dat dat niet alleen een kwestie van bereiding maar ook van grondsoort is. Voor de leden-boeren van de fabriek in Achlum heeft hij wel eens kaas gemaakt op Noordhollandse manier maar hij heeft daar nooit het succes mee gehad, dat men er van zou verwachten.


 Persoon

In 1946 kwam de zuivelfabriek in Opeinde vrij. Was Achlum een betrekkelijk nieuwe fabriek geweest met flinke investeringen toen Van der Ploeg kwam, in Opeinde was dat vlak na de oorlog anders. Bovendien kon de fabriek de snel groeiende melkaanvoer van de zandbedrijven niet bijbenen. Er moest een fabriek nieuw ingericht worden. Toen Van der Ploeg in 1954 Opeinde verwisselde voor Wolvega had de melkprijs van Opeinde wel enige invloed op de benoeming in Wolvega. Het is die melkprijs niet alleen geweest, maar ook de waardering van de boeren voor zijn persoon. Van der Ploeg hield ervan met de boeren hun problemen te bepraten en zich in te leven in hun omstandigheden. Cees van der Ploeg is verschrikkelijk veel de boer opgegaan. De laatste jaren komt hij er minder toe, omdat de groeiende onderneming steeds meer van zijn tijd vroeg, maar ook de boer zelf heeft minder tijd voor andere zaken.


In 1963 kwam de omvangrijke fusie in Friesland van Wolvega met de fabrieken van De Takomst om Heerenveen tot stand. Wolvega stelde toen de eis, dat eventuele fabriekssluitingen snel hun beslag zouden krijgen. Bovendien wilde Wolvega geen gedeelde verantwoordelijkheid in de directie. De nieuwe coöperatie diende onder een eenhoofdige directie te staan. Je kunt nog zo democratisch zijn, maar in wezen kan de verantwoordelijkheid voor de onderneming niet gedeeld worden.


Van der Ploeg vindt steun voor die opvatting bij de zuivelcoöperatie in Workum, die hetzelfde standpunt huldigt. Er moet een man zijn, waarop het bestuur terugvallen kan. Ook de boeren moeten een man heben, waar ze terecht kunnen met hun ideeën. Niettemin stond Van der Ploeg ook op het standpunt, dat er in de directie flink gedelegeerd moet worden.


 Snoek

In de rest van de Friese zuivelcoöperatie is wel eens gevreesd voor de grote invloed van Van der Ploeg en De Takomst. De Takomst zou de snoek in de coöperatieve vijver zijn. Die snoek heeft nooit de idee gehad om alles op te vreten. Als de Friese Zuivelbond bevreesd is geweest voor een onttakeling van zijn functies, omdat De Takomst alles zelf zou gaan doen, dan heeft De Takomst daartoe geen aanleiding gegeven.


De tijd echter, dat een directeur van een zuivelonderneming alles weet, is voorbij. De directeur moet nu wel mensen om zich heen hebben, die op hetzelfde niveau van deskundigheid kunnen praten met de deskundigen van de zuivelbond en die van de toeleverende bedrijven. Alleen in die situatie krijg je een optimaal resultaat.


 Opvolging

De opvolging in de directie De Takomst is ruim te voren geregeld. Wout Kranenburg is straks de enige hoofddirecteur. Van der Ploeg meent geluidloos te kunnen verdwijnen. Spanningen in de leiding zijn er niet, alles is geregeld. Ieder weet wat er aan de hand is. De zaken bij De Takomst lopen vlot en in de toekomst kan dit grote bedrijf doorgaan met het doen van investeringen, die over de ruim 400 miljoen kg melk gerekend niet zwaar zullen zijn. Misschien zullen er wel grotere fabrieken nodig zijn om verantwoord te kunnen blijven investeren. Ook bij de kaasbereiding en de melkstandaardisatie komt de computer de processen regelen. Bij de kaasbereiding is er in Wolvega reeds een eerste aanzet.


Op de kwaliteit van de kaas behoeft dat geen invloed te hebben. Met de computer kan men ook nog een goede kwaliteit kaas maken. Dat kan overigens in een grote fabriek net zo goed als in een kleine. Dat is wel gebleken bij de kaaskeuringen van de FNZ en de Friese Zuivelbond, waar De Takomst met zijn grote fabrieken een meer dan evenredig aandeel in de medailles heeft.


Een verdere verbetering van de kaaskwaliteit? Dat betreft dan reuk en smaak. Als je kaas nu lekker vindt, dan is er niet veel vooruitgang meer mogelijk. De laatste jaren blijkt dat ook. Wel is het mogelijk om reuk en smaak van de kaas nog gelijkmatiger te krijgen. Eengrotere gelijkmatigheid in de hoedanigheid van de kaas zal steeds beter zijn te verwerkelijken doordat men de gehaltes beter in de hand krijgt.


De fabrieksmatige bereiding van kaas leidt tot een egalere produkt. De tankmelkerij zal niet leiden tot een verbetering van reuk en smaak van de kaas. De waardering van de consument voor kaas uit rauwe melk gemaakt is ook moeilijk in klinkende munt voor de boer om te zetten. De klant wil de duurdere kaas niet betalen. De Frico is daarom al jaren geleden opgehouden met de produktie van kaas uit rauwe melk.


 Concentratie

De tijd dat Friesland 77 zelfstandige coöperatieve kaas- en boterfabrieken had, is allang voorbij. Zouden die fabrieken nu nog bestaan, zo meent Van der Ploeg als rechtvaardiging van de concentratie te moeten stellen, dan hadden de directeuren van de fabrieken niet geweten, waar ze met hun melk heen moesten. Er zouden zonder de concentraties geen poedertorens zijn gekomen, die de overtollige kaasmelk hadden kunnen opvangen. Dat hoeft overigens niet te betekenen, dat nu juist alle kleine fabrieken verder opgeruimd moeten worden.


 Achlum

Na de perioden van de han­denarbeid in Assendelft bood Lutjewinkel (100 man personeel) nieuwe mogelijkheden en ont­plooiingskansen. Hij zou er mo­gelijk langer gebleven zijn, als er in de fabriek niet een Friese ex­boer geweest was, die hem op een Friesche fabriek wilde hebben. De fabriek in Lutjewinkel ont­plooide zich sterk en had veel aantrekkelijks voor Van der Ploeg, maar zijn sollicitatie naar Achlum  had succes.


In 1937 kwam Van der Ploeg na drie jaar Lutjewinkel naar Achlum, waar hij een fabriek vond met 6,5 miljoen kg melk. Achlum was in Friesland een van de grote fabrieken van de klei, maar de melkaanvoer was er niet zo gegroeid als in de fa­brieken van de zandstreken het geval is geweest. Bovendien was de Lijempf-fabriek in Berlikum actief in de streek van Achlum.


 Vorming

De fabriek in Assertdelft maakte tweemaal daags kaas, telkens als de melk binnenwas.

Van der Ploeg was er een Ma­nusje-van-alles. Er was toen in de fabrieken nog veel werk dat met de handen gedaan moest worden. In die fabriek leerde Van der Ploeg de handgrepen van het zuivelvak. Als hij sollicteerde, liet hij niet na daar op te wijzen. Het zijn jaren geweest, die sterk hebben bijgedragen aan zijn vorming.


In Noord-Holland was de fabriek in Lutjewinkel  er een in opkomst. Behalve de kaasmakerij was er een melkinrichting, die afzet in de hele provincie had. In die tijd, voor de oorlog was Lutjewinkel al zover, dat het geen losse melk meer ver­kocht, maar alleen flessemelk. Met Frico-Warga was Lutjewinkel de eerste fabriek die met genormaliseerde flessen en kroonkurken werkte. Men leverde  ook een produkt af, dat langer houdbaar was dan twee dagen, hetgeen ook een bijzon­derheid was.

Over die houdbaarheid werd destijds veel gescheven en nog steeds gaat de ontwikkeling van consumptiemelk in de richting van een langere houdbaarheid. Voedingsspecialisten hebben er het hunne ook van gezegd en be­zwaren gemaakt tegen de hoog­gepasteuriseerde melk. Het kon niet goed zijn. Maar op het ogen­blik zitten we met melk, die een paar maanden houdbaar is in de fles.

Cees van der Ploeg werd in 1908 in Hoorn op Terschelling gebaren. Via de zuivel­fabriek in Formerum kwam hij in de zuivel terecht, dezelfde zuivelfabriek die op het einde van zijn carrière gesloten moet worden, terwijl de melk van het eiland voor verde­re verwerking naar de vaste wal gaat, naar de fabriek in Dron­rijp. Van der Ploeg kent de zui­vel van begin tot eind. In For­merum was hij o.a. melkrijder. Zijn eerste praktijkjaar in het kader van de zuivelschool in Bolsward bracht hij op Terschel­ling door.


Zijn eerste volontairschap bracht hem in Koudum, waar hij het goed kon vinden met de assistent Gerrit Nes, die zelf afkomstig was uit Assendelft en die la­ter de zuivelfabriek in Lutjewin­kel zou leiden. In Lutjewinkel kwam Van der Ploeg later te­recht als assistent, nadat hij eerst nog enige jaren in de fa­briek te Assendelft was geweest.

De man die de zuivel kent van begin tot eind

De Takomst zonder

Cees van der Ploeg

   Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl