#04/2020-
voorgaande
Zuivelhistorienederland.nl
Hoitinga
Douwe Hoitinga directeur ZOH 1960 -
Leeuwarder Courant 1985-
Tekst: Willem Stegenga Foto's: LC/Paul Janssen
Douwe Hoitinga met pensioen bij Zuidoosthoek:
Eén zuivelcoöperatie impuls voor particuliere industrie
„Ik zou het betreuren als de competitiestrijd eruit ging in de zuivel. Als alles in het Noorden onder één coöperatie zou komen, dan zou je zorgen voor nieuwe impulsen voor de particuliere industrie. Die competitie moet blijven. Als ze dat vergeten, dan zet ik hele grote vraagtekens bij de coöperatie.
Alles onder één vlag geeft een gevoel van onbehagen.” Douwe Hoitinga, directeur van de zuivelcoöperatie Zuidoosthoek in Oosterwolde, wil niet ingaan op de vraag hoe de noordelijke zuivelwereld er over tien jaar uit zal zien. Dat is koffiedik-
Competitie-
Veel is volgens Hoitinga terug te brengen op het competitie-
Het ging onder het motto van: twee weten meer dan één. Je kon van elkaar leren, maar daar ontstond wel een onderlinge strijd uit. Met beide aspecten heeft Hoitinga geen moeite. Hij is er zelfs een voorstander van. In andere regio’s kende men dat niet. „Als je dan met collega's sprak van buiten de provincie zeiden ze: 'Jullie met jullie dure Zuivelbond'. „As se in skimpskeut jaan koenen, dienen se dat”. Inderdaad werd er nogal wat betaald aan omslag, maar wat is duur? Je kreeg er nogal wat voor terug: een technisch en technologsch apparaat waar je wat mee kon. En dankzij die zaak betaalden de Friese fabrieken ook een beste melkprijs uit. “Dêr bin ik fan oertsúgr.”
In wezen is die competitie nog niet afgelopen, alleen zet Hoitinga wel vraagtekens bij de huidige situatie. Vroeger maakte de bond de bedrijfsvergelijkingen. Sinds na een aantal fusies Noord-
Niet samen
De verhoudingen in de Friese zuivel zijn ook weer niet van dien aard dat de vier vrije Friese fabrieken samen ten strijde trekken tegen de grootmachten om zich heen. ledereen houdt er een eigen filosofie op na, zegt Hoitinga. Het gaat met alle vier goed en dan ontreekt de noodzaak iets samen te ondernemen. De filosofie van de Zuidoosthoek is erop gericht zoveel mogelijk de eigen export te verzorgen. Men is er op ingericht dat bijvoorbeeld de kaas exportrijp kan worden afgeleverd. Als je daar klaar voor bent, kun je zelf je uitvoer verzorgen of ben je aantrekkelijk voor de handelshuizen. Die doelstelling is mede ontstaan door de concentraties aan de imen exportkant. Het aantal kaashandelaren loopt namelijk terug en wat de Zuidoosthoek wil voorkomen is dat men afhankelijk wordt van een gering aantal.
In de aan de Zuidoosthoek gelieerde zuivelfabriek van Winschoten wordt Cheddarkaas gemaakt, de grootste kaassoort ter wereld. Die gaat naar Groot Brittannië en naar Italië. Een paar jaar geleden had men ook nog een nele beste order uit Malta. Maar een jaar later, toen Malta weer een prijsopgave vroeg, ging Nieuw-
Kaasproduktie
Hoitinga neemt dit aanloopje even om op de beheersing van de kaasproduktie aan te komen Het grootste deel van de Nederlandse fabrieken heeft jarenlang afspraken gemaakt over de te maken hoeveelheid kaas. Enkele weken geleden is daar een eind aan gekomen, althans voorlopig. Het Noorden, waar zestig tot zeventig procent van de melk in de kaasbak gaat, zou er alle belang bij hebben. Kon je de prijs mooi op niveau houden. Maar, zegt Hoitinga, wij hebben wel vijftien jaar lang meegemaakt dat ze in het Zuiden zeiden dat ze van vijftien procent van de melk in de kaasbak naar dertig procent wilden. Ze wilden wel meedoen aan de produktiebeheersing, maar het Noorden moest wel wat ruimte aan het Zuiden overlaten. „Wy hienen üs dermei sels te pakken. It Süden hie gjin ófzet, dus moasten se dy opbouwe en kamen se üs dus ek noch wer in kear tsjin. Ik bin dus och sa bliid dat dy behearsing der op dit stuit nei mear is. Ik fyn dat koarte termynpolityk en dat is seker net yn it belang fan de noardlike boeren. It komt no opde fabriken sels oan en dat is it meast súne. Der mar tsiinoan en soargje dat jo derby bliuwe”. -
Iedereen beweert, zegt Hoitinga, dat wij de prijzen voor de kaas op een dusdanig niveau hebben gehouden dat de melkprijs een behoorlijke ondersteuning kreeg. Dat zou te danken zijn aan die produktiebeheersing. Ga daar nu eens even van uit. En wat zie je nu in het buitenland? Die kaas, d’t is het. Het Zuiden breidt maar uit. Kaas is het enige sterke produkt waar wat groei in zit en dat niet afhankelijk is van Brusselse maatregelen. Wat zie je nu in Noord-
Ik geloof, zegt Hoitinga, dat het verstandig is, daar maar eens afstand van te nemen en te kijken naar wat er gebeurt. Wij hebben in het Noorden met onze kaasindustrie een sterke positie. Dus als wij de concurrentie niet meer aan kunnen, wie kan dat dan wel? Dat is een veel gezondere uitgangspositie. Duitsland neemt eenderde van onze produktie af en wij hebben daar altijd nog een voorkeurspositie. Mede dankzij de kwaliteit en de reclame.
Kwaliteit
Voorzover 'kwaliteit onze reclame is,' is dat volgens Hoitinga toch wel een beetje mede te danken aan de boterknoeierij aan het eind van de vorige eeuw. Sindsdien zijn de eisen in Nederland erg streng geworden. Er is een scherpe controle gekomen. „Een schandaal in de zuivel dat te vergelijken zou zijn met het wijnschandaal, is hier onmogelijk. Die les hebben wij honderd jaar geleden al geleerd”.
Dat neemt niet weg dat er in die honderd jaar nooit meer iets is gebeurd. Hoitinga werd in 1956 benoemd tot directeur van Heeg omdat de daar zittende leiding had gemanipuleerd met het vetgehalte. Die zaak werd onmiddellijk gecorrigeerd. In het begin van de jaren zestig ging plotseling alle kaas zo maar gebreken vertonen. Sake van der Ploeg stelde toen als Kamerlid vragen aan de minister. Volgens hem was het een gevolg van de fusies van de fabrieken. „Het is stopverf geworden,” stelde het socialistische Kamerlid, dat zo nauw verbonden was met de werknemers in de zuivel. Achteraf bleek het door het verbod van de regering te komen om boorzuur in het stremsel te doen. Dat was een conserveringsmiddel en mocht niet meer gebruikt worden. En dat was een ander verhaal dan van diegenen die beweerden: „It moat sa nedich grut en no kinne se al net iens mear tsiis meitsje”. Sterke filters losten het probleem op.
Terug naar De Zuidoosthoek, terug naar de in de aanhef al genoemde conflicten, waarin deze coöperatie verzeild is geraakt in de tijd dat Hoitinga er directeur was. De fabriek vaart een eigen koers en heeft dat door de jaren ook altijd gedaan. Wat vrijbuiterig? „No, it is net sa dat wy üs buten de wet stelle. Miskien wurde wy sa wolris wat oansjoen, mar sa is it net. Bepaald net: . Een buitenbeentje dan? „Ach, dat wit ik net. Dat sil de bütenwacht miskien sa ünderfine, mar sa beskógje ik dat net”. Het is volgens hem begonnen toen de Zuidoosthoek uit de Frico stapte.
De structuur van de Frico stamde uit de tijd dat er nog zeventig fabrieken in Friesland waren die allemaal hetzelfde produceerden. Ze waren ingericht voor het maken van alle soorten kaas en de Frico behartigde de afzet en regelde eigenlijk de produktie. Er moest worden verrekend. Als er een order kwam voor Commissiekaas (rode Edammer), werkte iedereen daaraan mee. Dat leverde geen problemen op. Toen de fusies kwamen werden de producties ontmengd. De ene richtte zich in op de automatisering van Goudse, de andere op die van Edammer. Als er dus een order voor Commissiekaas kwam, ging die naar die fabriek die daarvoor was ingericht. En toen kwam het op de verrekening aan. Het leverde enorme spanningen op. Dat kon niet langer blijven bestaan. Het was een wanhoop. ledereen was met handen voeten aan het verrekensysteem gebonden. Dat kon niet langer en de Zuidoosthoek stelde voor de structuur te veranderen.
Het vond geen genade in de ogen van de andere deelgenoten. Men moest plotseling veel commerciëler beginnen te denken. Zelfs heeft de Zuidoosthoek nog voorgesteld er één club van te maken, maar dat kon in die tijd nog lang niet. Dus bleef er niets anders over dan dat de Zuidoosthoek zelf haar koers ging varen en eruit stapte. Het kostte de coöperatie anderhalf miljoen gulden, maar de Zuidoosthoek stond op eigen benen. „Ik kin it net üntkenne, it lei my ek wat better”.
Verschil
Hoitinga kreeg zijn bestuur en de leden mee. „Sjoch, dêr is hjir ien belangryk ferskil met de rést fan Fryslan: dat is de mentaliteit tsjinoer it Fryske geweld, om mar te neamen. De oare taal. De organisaasjes wienen yn hánnen fan de Friezen, dêr waard Frysk praat. Jo krigen hjir dat se harren wat ófsetten tsjinoer Ljouwert. Se wolle hjir by Fryslan hearre, mar se ha wol wat it gefoel fan de onderdog. Se wolle graach meitelle en dêr hat it wolris oan mankeard yn 'e Fryske organisaasjes. Dér üntkomt men net oan”.
In het begin van de jaren tachtig kwam de volgende geruchtmakende affaire. De Zuidoosthoek wilde een fusie aangaan met de fabriek in Winschoten. De deelgenoten in de vergadering van de CCF -
Gaf dat later de Zuidoosthoek wat meer vrijheid om contracten af te sluiten met melkopkopers als Noordmelk en met de nieuwe in het gebied van Noord-
Anders een ander
Hoitinga vindt dat je de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten moet houden, maar ze zijn er en je kunt niet zeggen dat het buiten je omgaat. Eén van die ontwikkelingen is, dat Noord-
Op directieniveau wordt er nu tussen De Zuidoosthoek en Noord-
Stallinga en Zuivelbond
Er ligt een vrij bewogen leven in de noorddijke zuivel achter hem. De sporen daarvan zijn nog niet uitgewist. De Zuidoosthoek verliet in 1971 de Frico, het samenwerkingsverband tussen een groot aantal Friese fabrieken, dat zorg droeg voor de afzet van de produkten. Enkele jaren geleden kwam men in zwaar weer terecht met de CCF. Beide conflicten zijn nog niet opgedroogd. Het laatste heeft zelfs geleid tot een ruzie met de zuivelgigant Noord-
Het gesprek in Ravenswoud vond op een morgen plaats. Aanvankelijk stond het voor de middag te boek, maar Hoitinga moest die middag om de tafel met de directie van Noord-
Nee jo moatte net al te benaud wêze en net te weromhaldend. Werom soe ik? Dat ha se tsjin my ek net west. Nee, it giet frij hurd om en ta. Plesierich is oars fansels. It grutste plesier wat wy de léste tiid belibbe ha is dat wy mei de molkpriis goed meikomme kinnen ha".
Dat zuiveldirecteuren op zestigjarige leeftijd met pensioen gaan is volgens Hoitinga de verdienste geweest van de vroegere secretaris van de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland, Stallinga. Stallinga is de man geweest die, toen de concentraties om zich heen grepen, ervoor gezorgd heeft dat er richtlijnen kwamen waarin stond dat er geen ontslagen onder het personeel mochten vallen. Hij bouwde meteen een pensioengrens in voor directieleden. Voor de jongeren van toen werd de grens op zestig jaar gesteld. Aan die richtlijnen heeft men zich gehouden, zo zegt Hoitinga. Pas een jaar of drie geleden werden ze verankerd in een sociaal contract. „Men koe der earder muoilik wat fan sizze, want elkenien hat him deroan halden. It feit dat dat bard is, sünder dat men deroan bun wie, is in bewiis fan goede ferhaldingen".
Friesland stond in wezen wat model voor het hele land. In tegenstelling met andere delen van het land was het hier niet zo, dat concentratie leidde tot één grote zuivelcoöperatie. Noord-
Zuivelloopbaan Hoitinga
Zuivelschool 1948
1948 CZ Witmarsum -
CZ. Oosterwolde -
1954 CZ. Warns -
1956 CZ. Heeg -
1960 CZ. Oosterwolde -
1985 Met pensioen -
* 1987-
2000 voor tweede maal vertrek
Meerder ‘grote’ knipsels over ing. D. Hoitema in syateem:
1988-
1989-
1990-
Worden gepaatst in ‘MAP-
▲ 1985-
Nog in ‘index’ personen plaatsen
Geen frame -