#04/2020-
voorgaande
Zuivelhistorienederland.nl
J. Mesdag Zuivelconsulent Friesland overleden -
J. Mesdag
Tekst ook in MAP zuivelconsulent J. Mesdag
Geen frame -
Bron: Leeuwarder Courant 1932-
Zuivelconsulent Friesland J. MESDAG †
Op ongeveer 81 jarige leeftijd is te Leeuwarden overleden de heer J. Mesdag zuivelconsulent van de Friesche Maatschappij van Landbouw en officier in de orde van Oranje Nassau. Een kortstondige ziekte heeft een einde gemaakt aan dit lange en vruchtbare leven.
Maandag 15 Februarie was de heer Mesdag nog in Den Haag. Woensdag was hij in Leeuwarden terug. Dien dag voelde hij zich minder goed, doch ’s middags vijf uur begaf hij zich naar zijn laboratorium en 's avonds bezocht hij een vergadering, waar hij nog het woord voerde. Donderdag moest hij in bed blijven. Toen hij ‘s middags opstond werd bij door een beroerte getroffen en viel hij bewusteloos neer. Zonder dat hij weer bij kennis is geweest kwam Zondagnacht het einde.
In den heer Mesdag verliest Friesland een der merkwaardigste en tevens een der krachtigste persoonlijkheden uit de geschiedenis der Friesche zuivelbereiding, een man, die in een tijdvak van snellen technischen vooruitgang leiding wist te geven aan het belangrijkste bedrijf van onze provincie.
Op 24 Juni 1892 werd hij benoemd tot zuivelconsulent der Friesche Maatschappij van Landbouw. Hij was toen 42 jaar en hoewel hij een zeer stevige scheikundigen ondergrond had, begaf hij zich als zuivelconsulent op een voor hem grootendeels onbekend terrein. Immer, van 1878 tot 1886 was hij assistent geweest aan het chemisch laboratorium van de Rijksuniversiteit te Groningen onder leiding van prof. Modderman. Gedurende dat tijdperk was hij van 1880 tot 1883 leraar aan de kweekschool voor onderwijzer, aldaar. In 1886 werd hij benoemd tot leeraar in de natuurwetenschappen aan de H. B. S. voor meisjes te Groningen.
Teneinde zich voor zijn nieuwe taak als zuivelconsulent te bekwamen, bracht de heer Mesdag een half jaar door in Denemarken en Sleeswijk Holstein, waar hij onder leiding van professor Segelcke de zuivelbereiding bestudeerde.
Op 3 Januari 1893 trad de nieuwe zuivelconsulent in functie. Destijds verkeerde de Friesche veehouderij in een tijd van kentering. De overgang van de zuivelbereiding van de boerderij naar de fabriek was in vollen gang. In plaats van dat op elke boerderij door boer en boerin op oude voorvaderlijke wijze uit de melk werd gehaald, wat er in zat, ging de melk van een honderdtal boeren naar één bepaald centrum.
Niet gemakkelijk was men hiertoe te bewegen. De boer is uit zijn aard conserfatief en de oprichting van de eerste zuivelfabrieken in de tachtiger jaren waren op fellen tegenstand gestuit.
Hier en daar waren Landheeren, die hun pachters contractueel verboden, hun melk aan zuivelfabrieken te leveren. Wij hebben Friesche novellen gelezen, waarin het als een luiheid en een lakscheid werd geschilderd, als de boerinnen toelieten, dat hun melk in plaats van in de tsjernherne, in de fabriek gekarnd werd.
Toen de heer Mesdag hier optrad, was wel is waar de eerste strijd gestreden en was de overwinning aan de fabriekmatige zuivelbereiding geweest, maar de taak van den nieuwen zuivelconsulent zou zijn deze overwinning te consolideren, te zorgen ook, dat men niet op zijn lauweren ging rusten, maar dat de nieuwe productiewijze steeds verder vervolmaakt werd.
Hiervoor was noodigeen man met wetenschappelijken zin, in staat om de nieuwe resultatenaan de practijk dienstbaar te maken, maar tevens een man, die door zijn krachtige persoonleukheid en groote autoriteit in staat zou zijn het conservatisme met succes te bekampen.
En Friesland was zoo gelukkig in den heer Mesdag een man te vinden, die deze eigenschappen paarde aan een ongelooflijke werkkracht.
,,Ofschoon”, zoo schreef onze landbouwmedewerker bij zijn tachtigsten verjaardag, ,,schijnbaar zijn taak als zuivelconsulent den omvang van zijn arbeid beperkte, was toch het eigenaardige zijner methode van werken, dat het gebied zich steeds meer in de diepte uitbreidde. Niet alleen de zuivelbereiding, de boter en de kaas trok zijn groote belangstelling, maar alles, wat daarmee in de fabriek of op de boerderij in meer of minder nauw verband stond, werd zorgvuldig bestudeerd.
Zoo bewoog bij zicht op het gebied der veeevokkerij, de veevoeding, het melken, de drinkwatervoorziening, het onderwijs in de zuivelbereiding enz enz, terwijl in latere tijden de minder goede samenstelling van karnemelk en wei, als gevolg van verandering in de wijze van bereiding der boter en der kaas een voorwerp van aanhoudende zorg uitmaakte". Doch niet alleen op het gebied der wetenschap moest de heer Mesdag werkzaam zijn. De resultaten der wetenschappelijke studie moest onder de menschen worden gebracht. Als leeraar aan de rijkslandbouwwinterschool te Leeuwarden, aan de cursussen aan onderwijzens voor de lagere landbouwacte, als leider van de bekende cursussen-
Maar vooral deed de heer Mesdag in de bijna veertig jaren, dat hij zuivelconsulent was, zich kennen als de man, die het wel eens wat logge lichaam der fabriekmatige zuivelbereiding overal waar dit noodig was, in beweging wist te brengen.
Een soepele figuur, die iedereen voor zich ínnam was hij allerminst. Deze harde en stoere werker, die dikwijls’s avonds tot elf uur in zijn laboratorium boven in het Landbouwhuis was te vinden en op hoogen leeeftijd, in één dag, heen en terug naar den Haag reisde om na terugkeer met den laatsten trein nog eens een uur in zijn laboratorium te werken, had iets stroefs, vooral bij de eerste kennismaking. Zij die hem beter kenden wisten dat hij ook anders kon zijn dat hij niet zóó in zijn velerlei werkzaamheden opging of hij hield tijd en belangstelling over om met den grooten kring van van menschen, met wie hij geregeld in aanraking kwam, mee te leven .en vaak kon hij, zelfs tegenover hem die hem slecht, af en toe ontmoetten, blijk geven van een hartelijkheid welke weldadig aandeed.
Maar toch, niemand zal hem een man noemen die bij zijn eerste optreden stormenderhand alle harten veroverde
Dat hij onder de Friezen zoo gezien was, dat hij in deze provincie zoveel invloed had, dankt
hij aan andere eigenschappen, aan zijn groote kennis, aan zijn enorme toewijding en onkreukbare eerlijkheid.
De Friesche boer, vooral een dertig jaar geleden, vaak gereserveerd tot op het wantrouwende af tegen de ambtenaren, voelde intuïtief, dat men hier te doen had met een man van groote capaciteiten, die zich zelf niet zocht, doch zijn eigen belangen geheel had ondergeschikt gemaakt aan het algemeen belang.
En zoodoende kon de heer Mesdag zeer veel tot stand brengen. Wel was de strijd soms fel, maar steeds trad hij als overwinnaar te voorschijn.
Wij willen hier slechts enkele punten noemen
Daar is de betaling van melk, naar vetgehalte. Toen de heer Mesdag als zuivelconsulent aantrad, werd door de fabrieken de melk nog naar gewicht betaald. Voor melk met 2,80 procent vet, die dus per 100 K.G. nog geen 3 K.G. boter leverde, ontving de boer denzelfden prijs als voor melk met 3,50 procent vet.
Hard werkte de nieuwe zuivelconsulent om hierin verbeterig te krijgen en even hard verzetten zich vele boeren, die of de methode van onderzoek of het percentage van hun eigen koeien niet vertrouwden. Wie dezen strijd van nabij heeft meegemaakt, zal zich herinneren hoe fel het in vele fabrieksvergaderingen soms toeging. Maar ook deze strijd werd beslecht in het voordeel van den heer Mesdag en thans zal niemand in Friesland betaling naar gewicht terug wenschen.
Dan is er de melkcontrole. Toen het langzamerhand begon vast te staan, dat de melk van de eene koe veel meer vet bevatte dan die van de andere en dat het vetgehalte door doelmatige voeding en door in een bepaalde richting te fokken hooger kon worden opgevoerd, was het weer de heer Mesdag die ijverde voor het controleeren der koeien op melkopbrengst en vetgehalte en de voldoening mocht smaken, dat deze controle zich langzamerhand in Friesland inburgerde met het resultaat, dat het gemiddelde vetgehalte van de fabrieken. aangesloten bij den Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken, steeg van pl. m. 3.07 in 1900 tot 3.40 in 1929.
Tenslotte noemen wij den grooten invloed, welken de heer Mesdag heeft gehad op de botercontrole. Knoeierij met onze boter, en in het bijzonder de vervalsching daarvan met margarine, kwam in het laatst der vorige eeuw in sterke mate voor. En zulks in die mate, dat belangrijke afzetgebieden door wettelijke maatregelen in het buitenland voor ons verloren dreigden te gaan.
Het lastige punt voor de bestrijding der knoeierijen met margarine was, dat door die vermenging wel het gehalte aan vluchtige vetzuren naar beneden ging, maar dat onder bepaalde omstandigheden ook zuivere onvermengde natuurboter een vrij laag gehalte aan vluchtige vetzuren kan hebben. Toen werd er dit op gevonden, dat men de boter, die voor verzending gereed stond of al onderweg was, vergeleek met monsters boter of room die omstreeks denzelfden tijd genomen waren in de fabriek, waaruit de verzonden of ter verzending gereed staande boter afkomstig heette te zijn. Op die wijze ken door bepaling van het gehalte aan vluchtige vetzuren en andere langs scheikundigen weg bepaalde getallen met zekerheid worden uitgemaakt, of al dan niet vervalsching met margarine was geschied.
Aan het initiatief van den heer Mesdag was te danken, dat niet de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken het eerste botercontrole-
Lange jaren is de heer Mesdag directeur van het botercontrole-
Hoezeer het werk van den heer Mesdag werd gewaardeerd bleek bij zijn vijf en twintigjarig zuivelconsulentschap in 1918 en bij zijn tachtigsten verjaardag in 1931. Beide keeren mocht hij van heinde en verre gelukwenschen ontvangen en waren autoriteiten en de Friesche zuivelbereider, zowel uit de coöperatieve als uit de particuliere bedrijven eensgezind in hun huldebetuigingen aan den man, aan wien Friesland zoo ontzaglijk veel heeft te danken.
Thans is deze stoere man, die gewerkt heeft, zoolang het dag was, van zijn levensarbeid gescheiden. Maar wat hij heeft tot stand gebracht in het belang van den Frieschen boerenstand en de herinnering aan hem als een man, die zich zelven geheel gaf aan de taak, welke voor hem was weggelegd, zal blijven voortbestaan.
De begrafenis zal plaats hebben op Donderdag a.s. te Huizum. Vertrek van het sterfhuis 1¾ uur.