#04/2020-
voorgaande
Zuivelhistorienederland.nl
Bron: Leeuwarder Courant 1972-
Altijd geboeid door arbeidseconomie
Ir. P. Stallinga neemt afscheid van 75-
Friese zuivelindustrie kan zijn plaats met hoge melkprijs behouden
LEEUWARDEN -
Ir. Stallinga, een akkerbouwingenieur, is in 1934 bij de bond gekomen en in 1940 volgde hij Ulbe Kooistra als secretaris op. In de oorlog stond de ontwikkeling van de zuivelindustrie stil. Ir. Stallinga friste in die tijd o.a. zijn kennis van het Zweeds op, omdat hij meende, dat na de oorlog naar Zweeds voorbeeld de achterstand in de Friese zuivelindustrie kon worden ingehaald.
De verslaggever die tegenover ir. Stallinga zit, maakt dan meteen weer kortsluiting door te opperen, dat de voorsprong die de Friese zuivelcoöperaties in het naoorlogse Nederland hebben verworven, dus te danken is geweest aan de Zweedse ziekten, die ir. Stallinga te weeg heeft gebracht. Deze is pijnlijk getroffen door de opmerking en we moeten hem voor de zoveelste keer beloven, dat we zijn naam niet met zaken als voorsprong en dergelijke in verband zullen brengen. De Zuivelbond heeft het gedaan in samenwerking met de directies van de fabrieken en dat is met elkaar een heel complex.
Moeheid
Ir. Stallinga is een invloedrijk man geweest als secretaris van de bond. Die invloed ging niet alleen naar binnen maar strekte zich ook uit tot de tabrieken, die hij adviseerde over de aanstelling van directeuren. Er is veel gebeurd in zijn periode. Toen hij in 1934 bij de bond kwam, vond hij een zuivelcoöperatie in Friesland die allesbehalve eensgezind was. Onder de boeren was toen sprake van ,,coöperatiemoeheid", een gevleugeld woord in die tijd.
De fabrieken streden onderling om de melk van de boeren en met veel trucjes trachtten besturen en directeuren de boeren al of niet vermeende voordelen van leverantie aan hun fabriek voor te spiegelen. Geleidelijk is aan die strijd een einde gemaakt en de vrede kwam kort na de oorlog met de bindende besluiten, die de algemene vergadering van de Zuivelbond de leden-
De grensregelingen brachten rust tussen de fabrieken, maar de daarbij behorende roest is ze bespaard gebleven, eensdeels door de invoering van het roestvrij staal in het kader van de Zweedse ziekte, maar daarnaast doordat de bond met verschillende voorstellen en diensten activerend optrad. De rusteloze natuur van ir. Stallinga vond wel wat. Hij herinnert zich nog, toen hij een keer van de landbouwschool in Groningen thuis kwam in Westernijkerk, dat zijn vader een groen boek zat te lezen met in het Duits de titel „Arbeidstechniek in de landbouw”.
Dit boek was een Noorse studie over o.a. het beste model van een schoffel. Het voorkomen van onnodig extra werk en het te weeg brengen van een goede arbeidsproductiviteit heeft Ir. Stallinga steeds geïnteresseerd. Toen hij na de oorlog van Beerenschot hoorde, het bureau dat zich met bedrijfsorganisatie bezig houdt, nam hij daar direct contact mee op, waarna de heer Beerenschot op een directeurenbijeenkomst een inleiding hield.
Arbeid
Zo begonnen de ideeën over arbeidsproductiviteit al vroeg hun intrede te doen in de Friese zuivelindustrie en daaruit kwam ook de afdeling Arbeidseconomie bij de bond voort, welke afdeling op het ogenblik Bedrijfsorganisatie genoemd wordt. Het contact met Beerenschot is altijd aangehouden om voortdurend met de ontwikkelingen op dit terrein op de hoogte te blijven.
De vakbonden hadden er ook wel oren naar, want verbetering van arbeidsproductiviteit is een voorwaarde voor loonsverhogingen. In nauw verband hiermee stond ook de ontwikkeling van de mechanisatie van de kaasbereiding, waartoe de Friese Zuivelbond het initiatief nam en die vooral mede door Ir. Lolkema tot een goed einde werd gebracht. Daarmee werd niet alleen een verbetering van de arbeidsproductiviteit bereikt, maar ook het moeilijke en zware werk in de kaasmakerijen, waar de kaasmakers hangend over de rand van de kaasbak hun werk moesten doen, nam daardoor een einde. Na die mechanisatie werd het weer gemakkelijker om personeel voor de fabrieken aan te trekken.
Geen plan
In het verleden is de Friese Zuivelbond herhaaldelijk verweten, dat hij geen plan had voor de Friese zuivel en dat men er de ontwikkeling van fusies en concentraties maar op haar beloop liet. Ir. Stallinga meent, dat de feiten de bond achteraf in het gelijk hebben gesteld. In de werkelijkheid treden allerlei factoren op, die in een plan niet te voorzien zijn. Een plan zou dan belemmerend werken, omdat men er zich op gaat beroepen.
De bond heeft de fabrieken geadviseerd over investeringen en ir. Stallinga meent, dat overinvesteringen wel niet steeds zijn voorkomen, maar het advies heeft toch gunstig gewerkt.
Ir. Stallinga is er steeds een tegenstander van geweest om de hele Friese zuivelindustrie maar op een hoop te vegen met de verwachting, dat het dan automatisch wel goed zou komen. Fusies zijn wel het begin van een verbeteringsproces, maar integratie van de bedrijven hoort er zonder meer bij. Hij meent, dat de weg van de regionale centralisatie, die in Friesland gevolgd is, goed is geweest, omdat er overinvestering mee voorkomen is.
Bovendien moet men er rekening mee houden, dat men in de zuivelcoöperatie niet verder kan springen dan de pols lang is, die de boeren de coöperatie aanreiken. Zij beslissen ook. Een geweldige progressiviteit op dit punt dient vaak om te voorkomen, dat een voor de hand liggende oplossing kan worden genegeerd.
Binnen de mogelijkheden die er zijn, kan de rationalisering van de zuivelindustrie plaats vinden en kunnen de verbeteringen worden aangebracht. die leiden tot een zo hoog mogelijke opbrengst voor de melk. „Wy moatte de boeren op de best mooglike manier foarljochting jaen, mar net yn syn klompen stean gean. As de foarljochting goed is, moatte wy fortrouwe, dat de boer de goede wei ut gean sil.”
Biologisch
De Zuivelbond beslaat een heel terrein en ir. Stallinga somt alle afdelingen en diensten met hun mensen op. We pikken er nog een uit: de groep die de exploitatie van de fabrieken doorlicht, die de technologische processen in de fabrieken begeleidt en die voor de werktuigen in de fabrieken zorgt. De zuivel heeft niet met chemische processen te maken maar met biologische, die uiteindelijk moeten leiden tot een goede kwaliteitskaas. Alle diensten van de bond richten zich daar op.
Dat werk komt niet te vervallen. wanneer de Friese zuivelcoöperatie in één vereniging wordt geïntegreerd. Dat blijft bestaan met of zonder bond. Wel doet de bond ook werk voor fabrieken buiten Friesland, maar dat gebeurt op kostprijsbasis, terwijl in Friesland voor een deel van het werk een omslag bij de fabrieken geheven wordt. Toen er nog geen vakscholen waren, leidde de bond ook vakmensen voor de zuivel op. In de loop der jaren zijn dat er 6.000 geweest.
Melkprijs
Over het afgelopen melkprijsjaar heeft de Friese zuivelindustrie gemiddeld weer de hoogste melkprijs uitbetaald in Nederland. Blijft dat zo? We zullen op onze tellen moeten passen, meent ir. Stallinga, maar die periode behoeft niet voorbij te wezen. „Us fabriken hoege foar gjinien under to dwaen”. Kaas is bovendien een sterk produkt; er is in de zuivel geen produkt dat sterker is. Op het moment zijn er marktproblemen en er is elders veel geïnvesteerd in de kaasmakerijen, maar die zijn duur, zodat de animo wel zal bekoelen. Friesland kan zijn plaats behouden, indien de verlangde kwaliteiten kaas geleverd worden.
Met dit „testament”, dat wel enigszins afwijkt van wat er meer in Friesland aan het zuivelfront gezegd wordt, neemt ir. Stallinga afscheid van de Friese en de Nederlandse zuivel, die hij in veel functies heeft gediend. Die functies stelt hij straks beschikbaar. Ir. A. W de Graaf, zijn opvolger, zal de 75-
Ir. P. Stallinga secretaris Friesche Zuivelbond neemt afscheid -
P. Stallinga
Geen frame -