#03/2020-08-07

   Zoeken binnen deze pagina ‘ctrl. f’ zoekvak

voorgaande

versie-7.0

jaarsysteem

  Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland,nl                                                                         Deze website gebruikt cookies voor analytische doeleinden

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014



#Productschap Zuivel - 1955 -2013 ?

Nieuw - opgesplitste - versies van MAP Boterbergen en Superheffing

  knipselMAP van Boterbergen tot Superheffing naar Liberalisatie 1945-1984

  knipselMAP van Boterbergen tot Superheffing naar Liberalisatie 1984-1999

  knipselMAP van Boterbergen tot Superheffing naar Liberalisatie 1984-2017 ©  versie

 pdf bestand over 50 jr. werkzaamheden PZ.

  Gedenkboek 50 Jr. Productschap Zuivel 1956 - 2006

   PZ oudere jaarverslagen als off-line versie       Bron: http://www.prodzuivel.nl/pz/productschap/publicaties/jaarverslagen/jaarverslag12/jaarverslag-2012.pdf

knipsels over o.a. Productschap Zuivel  te vinden in onderstaande 3 MAPPEN zoeken op  _PZ

  knipselMAP van Boterbergen tot Superheffing naar Liberalisatie 1945-1984

  knipselMAP van Boterbergen tot Superheffing naar Liberalisatie 1984-1999

  knipselMAP van Boterbergen tot Superheffing naar Liberalisatie 1984-2017 ©  versie

Volledige artikel in MAP-1 - Boterbergen enz..../ te vinden als 1956-12-06

Bron: Vijftig jaar Productschap Zuivel  - 2006


Een jubileum is een momentopname, geen reden om langdurig bij stil te staan, maar wel om even terug te kijken, in herkenning en misschien soms ook wel in verwondering. Zo is dit jubileumboek bedoeld.


Een jubileum is ook vaak minder concreet dan het lijkt. Immers, het Productschap Zuivel werd wel vijftig jaar geleden opgericht, maar in dit boek kunt u lezen hoezeer er sprake was van continuïteit met de werkzaamheden én organisatie van de Crisis Zuivel Centrale uit de dertiger jaren van de vorige eeuw en het daaruit gevormde Bedrijfschap Zuivel.


Continuiteit ook in vele werkzaamheden. PZ was altijd de uitvoerder van de nationale maatregelen voor de zuivelmarktordening. Niet toevallig borduurde het latere Europese zuivelmarktbeleid voor een belangrijk deel op het Neder­landse beleid voort. En PZ bleef belast met de uitvoering. Ook kwaliteitsbeleid en informatievoorziening zijn vaste pijlers in de werkzaamheden van PZ.


Uiteraard veranderde er ook veel, met name door de enorme schaalvergroting in de sector, waardoor de behoefte aan dienstverlening anders werd en de verhoudingen in de sector wijzigden. Het PZ heeft zich bijna altijd vloeiend aangepast. In de komende jaren, waarin een radicale afbouw van het zuivel­marktbeleid is voorzien, zal dat niet anders zijn.


Wat blijft is de wens de ontwikkeling en bloei van onze prachtige sector te faciliteren. PZ, midden in een sector met toekomst. +


ir. G.A. Koopstro

voorzitter Productschap Zuivel

===================================


Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en het Productschap Zuivel

Vijftig jaar geleden - op 15 oktober 1956 - werd de wet van kracht waarbij het Productschap Zuivel werd ingesteld. In datzelfde jaar werd ook een aantal andere productschappen ingesteld.

De publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en de schappen hebben echter een voorgeschiedenis die verder teruggaat dan de jaren vijftig van de vorige eeuw.


Ontstaan

De maatschappelijke ontwikkelingen aan het eind van de negentiende eeuw hadden het vertrouwen in de 'onzichtbare hand' van het vrije marktmechanisme ondergraven.

Beperking van concurrentie door monopolie- of kartel­vorming en als gevolg daarvan prijsopdrijving en belemmering van concurrentie bedreigden de belangen van consumenten, werknemers en nieuwe ondernemers. De maatschappij vroeg steeds vaker om regulering van het bedrijfsleven om de onvolkomenheden van het marktmechanisme te corrigeren.

 

Daarbij konden verschillende wegen worden gevolgd. De eerste was die van de centrale ordening door de overheid. In het algemeen werd die weg echter als niet passend in de Nederlandse verhoudingen afgewezen. Een middenweg tassen het vrije marktmechanisme en de staatsordening werd gezocht. Iets wat later het poldermodel zou gaan heten.

Daarbij werd gedacht aan overlegstructuren tussen bedrijfsleven en overheid, aangevuld met regelgeving, om de belangen van producen­ten en consumenten te beschermen, zonder tegelijkertijd al te beperkend te zijn.


Crisisjaren en de Tweede wereldoorkog

De wereldwijde economische crisis van de jaren dertig van de twintigste eeuw versterkte de roep om overheidsingrijpen in de economie. Ook de Nederlandse landbouw werd door deze crisis zwaar getroffen. Als gevolg van de toenemende belemmeringen van de wereldhandel daalden de prijzen van Nederlandse landbouwproducten tot ongekende diepte. Om de boeren voor de ondergang te behoeden was de regering genoodzaakt met steun en marktordenende maat­regelen in te grijpen. Een pakket crisiswetgeving trad vanaf 1931 in werking.


Met de Crisis Zuivelwet werd het Crisis Zuivelfonds op­gericht. Melkveehouders kregen uit dit fonds een toeslag op aan de zuivelindustrie geleverde melk. Deze toeslag werd doorberekend aan de consument in de vorm van een heffing op spijsvetten.

Aangezien Nederland een melkoverschot kende dat voor de export was bedoeld, werden maatregelen genomen om de melkproductie in te krimpen door bijvoorbeeld de opfok van jongvee te beperken. Een belangrijke marktordenende maatregel vormde ook het stelsel van heffingen en subsidies bij in- en uitvoer.


Het beheer van het steunfonds en de uitvoering van de marktordenende maatregelen werden opgedragen aan de Crisis Zuivel Centrale. In 1934 maakte de Crisis Zuivel Centrale plaats voor de Nederlandse Zuivel Centrale. De taken van de Nederlandse Zuivel Centrale waren uitvoering van de crisis­wetten, bevordering van de afzet en behartiging van de belangen van de melkveehouderij. Om hun bedrijf te kunnen aitoefenen, dienden producenten en handelaren zich bij de centrale aan te sluiten.


Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de crisisorganisaties in de landbouw omgevormd tot bedrijfschappen. Deze bedrijfschappen hielden zich bezig met de agrarische productie en stonden in de oorlogsjaren geheel in dienst van de voedselvoorziening. Zij hadden tot taak om op hun terrein regelend, uitvoerend en adviserend op te treden. Het personeel van de crisisorganisaties ging over naar de bedrijfschappen waardoor de continuïteit was verzekerd. Het karakter van deze bedrijfschappen was dat van een over­heidsorgaan en niet van een 'zelfbesturende' bedrijfsorgani­satie. In 1942 kwam zo het Bedrijfschap voor Zuivel tot stand.


Na de oorlog bleven deze bedrijfschappen bestaan, zij het dat de besturen niet langer werden aangewezen door de centrale overheid, maar door organisaties van onderne­mingen in de betrokken sectoren.


Wet op de bedrijfsorganisatie

De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog stonden in het teken van de wederopbouw. Het klimaat was gunstig voor maatschappelijke vernieuwingen en nieuwe denkbeelden over een sociaal rechtvaardige samenleving. Velen waren van mening dat de tijd van absoluut economisch liberalisme voorbij was, terwijl het communisme een schrikbeeld vormde. In dit klimaat kwam in 1950 de Wet op de bedrijfs­organisatie tot stand.


De Wet op de bedrijfsorganisatie was het resultaat van een discussie waarin de verschillende stromingen - katholieken, socialisten, protestanten en liberalen - hun visie op de verhouding tussen staat en bedrijfsleven gaven. Katholieken legden de nadruk op het 'zelfdoen' van het bedrijfsleven. De overheid moet slechts die taken uitvoeren die niet elders kunnen worden uitgevoerd (subsidiariteitsbeginsel). Bedrijfslichamen zijn in die visie een belangrijke schakel tussen burger en overheid. Met name op sociaal terrein zou er voor de bedrijfslichamen een belangrijke taak liggen.


Voor socialisten was de bedrijfsorganisatie een middel om de greep van de overheid op het bedrijfsleven te versterken. Door functionele decentralisatie zou de arm van de overheid verlengd kunnen worden, zodat het algemeen belang beter kon worden bewaakt.


Protestanten zagen de organisatie van het bedrijfsleven in lijn met de denkbeelden van Abraham Kuyper over de soevereiniteit in eigen kring - in de eerste plaats als een zaak van het bedrijfsleven zelf. Met het verlenen van publiekrechtelijke bevoegdheden aan bedrijfslichamen zou terug­houdend moeten worden omgegaan.


Ook de liberalen erkenden in deze tijd de grote betekenis van de bedrijfsorganisatie, maar waren net als de protestanten voorzichtig waar het ging om het opleggen van dwang aan het bedrijfsleven.


De Wet op de bedrijfsorganisatie voorzag in twee soorten bedrijfslichamen: productschappen en bedrijfschappen.


Productschappen omvatten alle bedrijven in een productie­kolom. Productschappen werden geacht in de eerste plaats het algemeen belang te dienen en kregen daarom de bevoegdheid om overheidstaken in medebewind uit te voeren.

Zij konden bevoegdheden krijgen op het gebied van prijs- en investeringsbeleid.


Bedrijfschappen werden ingesteld voor bedrijven die een soortgelijke functie in het economisch verkeer vervullen. Zij zouden meer op sociaal terrein actief zijn door bijvoor­beeld de belangen van de werknemers in een bepaalde bedrijfstak te behartigen.


De Wet op de bedrijfsorganisatie schrijft niet voor wat de schappen op publiekrechtelijk gebied moeten doen, maar geeft de kaders en de spelregels aan waarbinnen zij zich moeten bewegen.


De Wet op de bedrijfsorganisatie stelde de schappen zelf niet in. Voor de instelling van ieder productschap was een afzonderlijke instellingswet nodig. Voor het zover was, was overeenstemming tussen de sociale partners binnen een bedrijfskolom nodig. Dit overleg verliep nogal eens moei­zaam, vandaar dat het nog tot halverwege de jaren vijftig zou duren tot er daadwerkelijk productschappen zouden worden ingesteld.


Het was toen ook al duidelijk dat er niet binnen het hele bedrijfsleven behoefte was aan een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.

Product- en bedrijfschappen zouden vooral worden ingesteld voor de agrarische sectoren, detail- en groothandel en ambachtelijke sectoren. Sectoren die gekenmerkt werden door de grote aantallen kleine bedrijven en de verhoudings­gewijs grote mate van overheidsregulering.


Instelling en bevoegdheden van het Productschap Zuivel

Op 15 oktober 1956 werd het Productschap voor Zuivel ingesteld voor ondernemingen waar melk wordt gewonnen en melk(pro­ducten) worden verwerkt en verhandeld. De bevoegdheden van het PZ werden als volgt omschreven: 'Aan het productschap is overgelaten de regeling van de aangelegenheden welke ver­band houden met het economisch verkeer tussen de verschil­lende stadia van voortbrenging en afzet, waaronder, indien en voor zover dit door Ons is bepaald, de prijzen begrepen zijn.'


Behalve deze 'autonome' bevoegdheden oefent het PZ ook verschillende taken uit in 'medebewind', wat wil zeggen dat de bevoegdheid daarvoor in een andere wet dan de Instellings­wet en de Wet op de bedrijfsorganisatie ligt. De Landbouwwet en de In- en uitvoerwet zijn daarvan de belangrijkste voor­beelden. Ook ontplooit het PZ activiteiten die niet berusten op een specifieke wettelijke basis, waarbij kan worden gedacht aan het subsidiëren van instellingen op het gebied van de promotie van zuivelproducten (Nederlands zuivelbureau, Zuivelstichting) en onderzoek voor de sector (NIZO, Praktijk­onderzoek Veehouderij).

 


Provinciale Zeeuwse Courant, 1955-10-27


 Tweede Kamer keurt instelling Productschap voor Zuivel goed

Voor stemmen alleen PvdA en KVP.

Minister De Bruyn won op bijna alle fronten


(Van onze parlementaire redacteur).

De Tweede kamer heeft Woensdag met 40 tegen 25 stemmen het wetsontwerp tot instelling van het productschap voor zuivel goedgekeurd. Vóór stemden alleen de P.v.d.A. en de K.V.P. Tegen stemden de C.H., V.V.D., A.R., K.N.P. en C.P.N. (de S.G.P.-fractie was niet aanwezig.)

Bij de verdediging van zijn wetsontwerp achtte minister De Bruijn het wenselijk, dat aan de georganiseerde consumenten een bescheiden plaats in de organisatie van de producenten gegeven wordt, omdat dit er toe bijdraagt het wantrouwen de kop in te drukken.

Er zijn bij het tegenwoordige bedrijfsschap voor zuivel, dat opgeheven zal worden, ruim 400 personen werkzaam, die zullen worden overgeheveld naar het productschap.

[....]

  Uit gedenkboek 50 Jr. Productschap Zuivel 1956 - 2006

 Uit gedenkboek 50 Jr. PZ.

Voorgaande pagina Bedrijfsschap zuivel

Veel over de moeizame geboorte van het PZ.