#Ut/2020-08-04

versie-7.0

voorgaande

voorgaande

Om de kosten van de controle-vereniging te verlichten werd ook besloten dat het onderzoek der monsters aan de fabriek zou plaats vinden. In dat zelfde jaar werden ook de eerste maatregelen getroffen tot bestrijding van de runderhorzel. In 1929 werd de inventaris wederom verbeterd door aanschaffing van een montana regeneratief pasteur. Om de ondermelk-teruggave zo juist mogelijk te doen zijn, werd mede aangeschaft een ondermelk-bascule.


De enorm lage prijzen voor zuivelproducten in de dertiger jaren waren oorzaak, dat vernieuwingen zoveel mogelijk achterwege bleven. In het jaar 1931 zien we slechts vermeld vervanging van de eerste stoomketel voor een grotere. Door de omstandigheden gedwongen werd naar alle kanten uitgezien, om iets hogere opbrengst te bereiken. Zo ontstond in 1933 de afdeling roomijs, welke tot heden nog bestaat. De meerdere opbrengst uit deze afdeling was vooral in die jaren zeer welkom.


In 1934 werd op bescheiden wijze het zilveren jubileum van de fabriek gevierd. In dat zelfde jaar trof het bestuur een grote slag door het vrij plotseling overlijden van het lid G. Schimmel. Door zijn prettige omgang en goed inzicht in de zaak, liet zijn heengaan een leegte in het college. In dit jaar herdachten ook de heren A. Brouwer, C. Smink en P. Hilhorst hun 25-jarig lidmaatschap van bestuur. Ook de machinist C. v. d. Coterlet, en de botermaker H. v. Dijk herdachten de dag, dat zij hun werk aan de fabriek begonnen, en werden door het bestuur gehuldigd.


De gestadige stijging van de melk maakte het noodzakelijk dat meer room tegelijk kon worden verkarnd, en zo werd in 1935 aangekocht een grote karn van de Fa. v. d. Ploeg te Apeldoorn, met een toninhoud van 7500 L. In dit zelfde jaar werd ook een ontijzeringstoestel aangeschaft voor verbetering van het boterwaswater. In 1936 werd het bestaande warmwaterbakje vervangen door een grote warmwaterboiler. Om de naam van de Hollandse boter in het buitenland omhoog te halen werd ingesteld het Zuivelkwaliteits controle bureau. In Juli 1937 werd besloten tot dit bureau toe te treden.

Hoewel de boterprijzen in deze jaren buitengewoon laag waren en reeds van overheidswege steun aan de veehouderij werd verleend was de melkproductie steeds stijgende. Zodat in 1937 de aanvoer de 7 millioen K.G. overschreedt.

De fabriek met verbouwd ketelhuis in 1916

Bij gelegenheid van het 12 ½ - jarig ambtsjubileum van de directeur werd een foto (1928) gemaakt met het bestuur en oud-bestuursleden vanaf de oprichting.

Zittend van links naar rechts: Th. Hartman, 1925 - 1937. De directeur C. Smink, 1909 - 1946. A. Brouwer, 1909 - 1948. W. v. d. Burgwal. 1909 - 1926. G. v. d. Hoef, 1918 - 1925. R. Voskuilen, 1909 - 1926.

Staande: P. Hilhorst, 1909-1947. G. Schimmel, 1909-1919 en 1925-1934. H. v. d. Burgwal. 1926-1941. A. Kuyer, 1926 tot heden. I. v. d. Heyden, 1919-1925. W. M.van Dijk, Bestuurslid van 1909-1918 - (6 namen) op foto 5

De fabriek in 1926 na vergroting van het karnlokaal

M. W. Van Dijk, Bestuurslid van 1909-1918

Dagelijks werd ondervonden, dat het fabrieksgebouw te klein werd voor deze omzet. Melkvaten waren al geplaatst boven op het platdak van de fabriek. Met het bestaande gebouw was echter geen mogelijkheid te vinden om verbetering aan te brengen.


Met het bestuur werden verschillende nieuwe bedrijven bezichtigd. De bondsarchitect, de Heer Feenstra te Arnhem, werd om advies gevraagd, die een plan voor verbouw ontwierp. Op 24 October werd een algemene vergadering gehouden, waarin de bouwplannen werden besproken. Met algemene stemmen werd het voorstel van het bestuur tot verbouwing volgens het ingediende plan aangenomen. Reeds op 25 November werd tot aanbesteding overgegaan, en het werk werd gegund aan de Gebr. Timmerman uit Wierden, voor de som van f 40.900.-. De schoorsteen werd aanbesteed voor f 2400.- en opgedragen aan de Fa. de Ridder te Leiderdorp. Ter voorziening van de nodige electriciteit werd een eigen hoogspanningsruimte gebouwd. Hoewel de verbouwing onder moeilijke omstandigheden moest plaats hebben - immers het bedrijf moest ongestoord kunnen doorwerken - kon toch op 23-8-1938 de bestuurskamer op enigszins feestelijke wijze in gebruik worden genomen.


In verband met de ongekend hoge melkaanvoer in 1939 (8.6 millioen) ontstond met recht het zo vaak genoemde "ondermelk-vraagstuk", wat tot gevolg had, dat de algemene vergadering van 24-7 besloot alsnog aan de nieuwe fabriek een poederafdeling te bouwen. Op dezelfde vergadering werd ook de verbouwing van de directeurswoning goedgekeurd. Inventaris werd verbeterd door aanschaffing van drie schuimloze centrifuges, alsmede een grote koelmachine.


Waar de ingebruikname van de nieuwe fabriek samenviel met het dertigjarig bestaan, werden plannen gemaakt voor een officiële opening. Met uitnodiging aan de leden tot bezichtiging van het nieuwe bedrijf. De mobilisatie van begin September, het in beslag nemen van localiteiten in de fabriek voor militaire legering. maakte het onmogelijk deze plannen uit te voeren. Zelfs het bestaan van het gebouw leed nog groot bezwaar daar de fabriek midden in de verdedigingslinie kwam te liggen.

Zo naderde de nooit te vergeten dag 10 Mei 1940, waarop de gehele bevolking van Hoogland kwam te evacueren. Met welke gevoelens we ons mooie bedrijf gingen verlaten, laat zich niet beschrijven, zo min de grote vreugde bij de terugkeer, waar zowel gebouwen als inventaris ongeschonden werden aangetroffen te midden van afgebrande woningen.

Ondermelk bascule

Karnlokaal in 1935

Bestuur en Commissie bij de ingebruikneming van de bestuurskamer 1939

Onder de druk der omstandigheden daalde de hoeveelheid aangevoerde melk met reuze schreden. Van ruim 8 - millioen in 1939 liep de hoeveelheid terug tot ruim 2 millioen in 1943. Het houden van minder vee, de slechte voederpositie en het grote tekort der stadsbevolking waren hiervan wel de grootste oorzaken. Toen in 1944 de toegewezen hoeveelheid krachtvoer werd gebonden aan de melklevering was weer enige stijging merkbaar (3 - millioen).


Het voorjaar 1945 werd voor de fabriek fataal. De nood in de stad was zo groot, dat het grootste gedeelte der geproduceerde melk van de boerderij werd afgehaald, het zelf karnen nam hand over hand toe en slechts het resterende werd aan de fabriek geleverd. Daardoor kon de fabriek niet veel aanvullingsmelk voor de steden leveren omdat er practisch geen aanvoer was. Toen door oorlogshandelingen de bruggen welke toegang tot de stad gaven werden vernield, was alle communicatie verbroken. Zo naderde langzaam de bevrijdingsdag, maar de dag nadat de eerste Canadezen onze gemeente hadden betreden, vernielden de bezetters onze schoorsteen, die wonder boven wonder op het fabrieksterrein terecht kwam zonder verder schade te berokkenen dan glasschade. Nog waren we niet aan het eind van onze beproevingen. Enkele dagen nadat het dorp gedeeltelijk bevrijd was, werd de fabriek door granaten getroffen. Het reservoir in de watertoren werd gedeeltelijk vernield, alsmede het lokaal boven de melkontvangst waar een koeler werd doorschoten. Niet zodra waren de oorlogsdagen voorbij, of pogingen werden aangewend om zo spoedig mogelijk weer aan het werk te komen, want nu zaten de leden niet òm maar mèt melk verlegen, daar Hoogland nog steeds van de buitenwereld was afgesloten. Onze onvergetelijke assistent J. v. Eyden, die toestemming had om Amersfoort te betreden, wist een ijzeren schoorsteen te bemachtigen, die zodra de nodige vergunningen waren verkregen, naar de fabriek werd vervoerd en daar als noodschoorsteen opgesteld. Tijdens onze gedwongen werkeloosheid werd de fabriek "Eemlandia" te Bunschoten bereid gevonden ook de melk van Hoogland te verwerken.


Op 8 Mei werd de eerste melk ontvangen en reeds op 14 Juni werkte de fabriek weer op eigen kracht. Meteen herleefde ook weer de lust tot melkleveren, zodat 1945 nog een aanvoer gaf van ruim 3 millioen.

Nu geleidelijk weer normale toestanden intraden, werd ook weer gedacht de fabriek op peil te houden. Door de hoge eisen gesteld aan eerste klas aanvullingsmelk werd behoefte gevoeld aan een pasteur, speciaal voor consumptiemelk. Met medewerking van Bedrijfschap voor Zuivel en Voedselvoorziening in Oorlogstijd werd vergunning tot aankoop verleend.

Laboratorium


Helaas duurde het tot October 1947 eer de Alfra-platenpasteur kon geleverd worden.

Dit apparaat voldoet uitstekend, niet alleen voor consumptiemelk, maar evenzeer voor poedermelk. Ook aan deze laatste dient extra zorg te worden besteed in verband met uitbreiding van de Z.K.B.-keuring welke ook de melkpoeder zal omvatten.

Om te zorgen, dat de vrijgekomen ondermelk door eigen bedrijf geheel kan worden verwerkt, is in 1948 nog een tweede poedermachine aangeschaft.

Een dezer huizen behoorde aan de botermaker van de fabriek. Het was vanzelfsprekend. dat hem en zijn gezin huisvesting werd verleend in de fabriek. en wel in de lokaliteiten welke voor militaire legering waren gebezigd.

Na terugkeer van het vee, waarmede nog enkele weken gemoeid waren, kon de fabriek haar werk hervatten, maar wat voor vee werd terugontvangen? Veel van het goede was achter gebleven en minderwaardig teruggekregen. Met veel moeite werd hier en daar nog wat controle-vee opgespoord, maar het werk van de Fokvereniging was wel weer tien jaar ten achter. Tot overmaat van ramp kwam met het vreemde vee ook de gevreesde veeschurft het dorp binnen. Tijdig gewaarschuwd voor dit gevaar door Dr. Grashuis. werd het besluit genomen zo spoedig mogelijk door de fabriek een gascel aan te schaffen om bij het begin van de staltijd de aangetaste dieren te behandelen. Het eerste jaar werden ruim 700 dieren behandeld. Ook de eerst volgende jaren werd nog veel gebruik van de cel gemaakt. Daarna was slechts zeer moeilijk aan het benodigde gas te komen. Thans komen nog slechts lokale gevallen voor, maar het is wel voor onze leden een weldaad geweest dat de fabriek ook op dit punt werkzaam was.


De voorschriften inzake teruglevering ondermelk maakte het wenselijk. dat de fabriek aansloot bij de afdeling melkproducten-verkoop van de N.C.Z. Immers het had nu geen nut ondermelk te conserveren voor de winter daar toch het voorgeschreven percentage niet mocht worden overschreden.


Vanaf 1940 werd vanuit de fabriek moeite gedaan om te komen tot een vereniging voor T.B.C.-bestrijding onder het rundvee. Tot die tijd waren slechts enkele leden aangesloten bij de afdeling Amersfoort. Na goede voorlichting kwam inderdaad zulk een afdeling tot stand en uit de jaarlijkse rapporten bleek, dat bij de aangeslotenen het aantal reageerders terugliep en dat der vrije stallen toenam. Voor het controlejaar 1947-1948 werd deze bestrijding algemeen verplicht, evenals de bestrijding van de runderhorzel.


Nu de fabriek is ingeschakeld in de consumptiemelkvoorziening, werd moeite gedaan twee geëmailleerde tanks te krijgen welke voor consumptiemelk beter geschikt zijn dan de bestaande houten vaten.

Om de verbetering van de veestapel te bespoedigen werd in de algemene vergadering van Maart 1944 besloten de subsidie te verlenen voor die stieren. welke aan gestelde eisen voldeden. Inderdaad is de laatste jaren uitstekend mannelijk fokmateriaal aangeschaft. waarvan wij met belangstelling de resultaten tegemoet zien.

Melkontvangst. Op de voorgrond ‘melkdruppelaar’

Centrifuge lokaal na de verbouwing 1939

De fabriek na de verbouwing in 1939

Personeel in 1939

Laboratorium

Op 25 April 1946 trof onze fabriek een grote slag door het plotseling overlijden van onze assistent J. v. Eyden. Op 9 Juni 1922 werd hij als assistent benoemd. Reeds bij de aanvaarding van zijn functie toonde hij zich als een man, wie nooit iets te veel was, waar het de fabriek betrof. Hij was een voorbeeld van ijver en plichtsbetrachting. Moest vroeg begonnen worden of waren de werkzaamheden laat beëindigd, Van Eyden was aanwezig. Bij plaatsing van machinerieën of montage was de assistent de leidende persoon .. Tot slot was het ook Van Eyden die de hele buitendienst verzorgde voor de consumptieijs-afdeling. Met recht noemt de directeur hem nog steeds zijn rechterhand.

Tot September 1943 heeft hij onafgebroken zijn werk verricht, toen veiligheidsmaatregelen hem noopten, veiliger streken op te zoeken.


Onmiddellijk na de bevrijding meldde hij zich, hoewel hij als B.S.-er nog niet terstond zijn werk kon hervatten. Een ongeluk maakte hem enkele weken bedlegerig, maar terstond na herstel kwam hij weer in actie. Werkzaamheden voor een Molestverzekering hielden hem nog enkele maanden van de fabriek verwijderd, waar hij in overleg met de directeur op 1 Mei 1946 zijn werk zou hervatten. Het heeft helaas niet zo mogen zijn. Op 25 April maakte een ongeluk een plotseling einde aan dit welbestede leven. Hij ruste in vrede, maar zijn naam blijft onvergetelijk aan de fabriek verbonden.

J. VAN EYDEN. Assistent 9-6–1922 / 25-4-1946

Ons verslag zou niet volledig zijn, indien ook niet het personeel zou worden vermeld. De geest van samenwerking welke onder de leden heerst, treffen we ook onder het personeel.

Trouw in het vervullen van hun plicht, steeds samenwerkend tot onderhoud van de fabriek, medewerkend tot verbetering der producten. Noemden we boven reeds twee zilveren jubilarissen, bij het afscheid van de voorzitter werden gehuldigd de Heren D. v. Dijk en D. Uppelschoten, wier 25-jarig feest in de oorlogsjaren viel en daarom tot zolang werd uitgesteld. Het langdurig dienstverband van de leden van het personeel bewijst wel de goede geest welke hier heerst.


In vogelvlucht hebben wij getracht U een overzicht te geven over de periode van 40 jaren, waarin de fabriek heeft bestaan. We hebben gezien de moeilijke jaren en ook de jaren van voorspoed, maar tot slot willen wij even memoreren, de geest van samenwerking in onze vereniging. Door deze samenwerking hebben wij de moeilijkheden het hoofd kunnen bieden. Het laat zich aanzien dat we nog lang niet aan het einde der moeilijkheden zijn, maar gezien hetgeen is gepresteerd in de afgelopen periode, behoeven we de toekomst ook niet te donker in te zien. Met vertrouwen op Gods onmisbare Zegen gaan we weer een nieuw tijdvak beginnen.

Ook de Heer C. Smink, vice-voorzitter vanaf de oprichting, ontviel ons in 1946. Tot op de avond van zijn overlijden was hij een werker voor de fabriek. Ook de secretaris, de Heer P. Hilhorst moest wegens ziekte op 31 December 1946 ontslag nemen en overleed reeds ruim een half jaar later. Zo bleef als bestuurder-oprichter nog slechts over de voorzitter A. Brouwer, die op 31 December 1947 ontslag nam wegens hoge leeftijd. Met deze drie bestuursleden vanaf de oprichting van onze fabriek, zijn uit ons midden heengegaan drie pioniers, maar hun werken blijven bestaan en de bestuurskamer is versierd met drie foto's ter herinnering aan de vele werken van deze grote mannen.

Bestuur en Commissie 1949

Personeel 1949

Directeur W. H. Gudde achter zijn bureau 1949

Hoogland - 3/4

CZ. Hoogland delen uit jaarverslag 1948 met terugblik op 40 jaar zuivelfabriek “Hoogland”

Geen venster - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

volgende pagina voorgaande pagina