#Dr.b/2024-10-08

voorgaande

voorgaande

versie-7.0

Bieleman: Boek ‘Boeren op het Drentse zand 1600-1910

Integraal gedeelte over opkomst van de zuivelindustrie in : ”Boeren op het Drentse zand 1600-1910” , van J. Bielemans - blz 388 t/m 397


.........In eerste instantie hadden de boeren geen verweer tegen de afnemende opbrengst van hun boter op de - vooral Meppeler - markt. - zie blz 170/171 over de boterprijzen in relatie tot rogge.

Oorzaak van deze mindere opbrengst was de slechter wordende kwaliteit, veroorzaakt door veelvuldige knoeierij met de boter, waardoor export naar Engeland sterk afnam.

Individuele pogingen om deze knoeierijen te stoppen en de export te herstellen mislukten. Alleen een fabrieksmatige verwerking van de boter, zoals in Denemarken, zou verbetering kunnen brengen.


De eerste - Coöperatieve - zuivelfabriek in Nederland kwam in 1886, in het Friese Warga. In Drenthe waren de boeren uit De Wijk de eerste, in juni 1888, tekende ze de statuten voor een coöperatieve stoomzuivel-fabriek. Deze kwam bij de Rogatsluis aan de Hoogeveense Vaart. De fabriek werd op 21 januari 1889 in werking gesteld. Deze fabriek was, zoals in een schets is te zien - zie Rogat - nog ingesteld voor ontroming volgens met-hode-Swarz.

Rogat was een Stoomzuivelfabriek, dwz. dat er een stoommachine was die de karn, en waarschijnlijk ook de centrifuge - aandreef. Ook de na Rogat opgerichte fabriekjes waren daarmee voorzien: najaar 1989 kwam de tweede fabriek, in Dalen, 1890 de derde in Smilde. 1892 was de vierde Zweeloo, Met in

1893 Noord-Barge, Westerbork, Gasselter-nijeveen, Roden, Zuidlaren, Havelte en Kol-derveen.

In mei 1984 werd in Erm de eerste hand-krachtfabriek in werking gesteld. Borger was, eind 1895, de tweede en Grollo de derde handkracht zuivelfabriek.

In het jaar daarop - in 1895 - telde de provincie 25 coöperatieve fabriekjes, waarvan 11 met stoomkracht en 14 met handkracht.

In deze 25 fabriekjes werd - volgens Bielemans - al 39% van de totale hoeveelheid geproduceerde boter in Drenthe bereid; de overige 61% was nog boerderij boter.

Drie jaar later - in 1898 - was het aantal coöperatieve fabriekjes uitgebreid tot 65 stuks. 22 stoom- en 43 handkrachtfabriekjes. Er werd nu inmiddels al 68% - Drentse boter - in deze fabriekjes geproduceerd.

In 1910 zou dat toegenomen zijn tot 95%.

De Drentse boeren waren vooral coöperatieve boeren, dit in tegenstelling met hun Groninger collega’s. Om één van de bezwaren van de kleine handkrachtfabriekjes, de moeilijke afzet van de boter, op te vangen functioneerde er van februari 1900 tot augustus 1914 in Meppel een botermijn, waarheen de verschillende fabriekjes hun produktie stuurden. Daarnaast werd in 1901 door de Drentsche zuivelbond een Coöperatieve Centrale Knederij opgericht in Assen.

Even snel als deze fabriekjes - die zo belangrijk zijn geweest voor geld-inkomsten, zonder de verfoeide ruilhandel - gekomen waren, verdwenen de handkrachtfabriekjes weer uit Drenthe en maakten plaats voor grotere, beter ingerichte stoomzuivelfabrie-ken. In 1915 waren er nog 2 coöperatieve handkrachtfabriekjes in Drenthe over.

Bieleman besluit met de opmerking dat de nieuwe zuivelindustrie een sterke toename van vooral kleine boeren is geweest. Die nu in staat waren zelf geld te genereren uit hun - kleinschalige - boerenbestaan...............  

naar onderwerpen-lijst voorgaande pagina

Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

voorgaande pagina

J. Bieleman - 2/2

Enkele kaarten in dit boek zijn interessant!


blz. 333 Aantal runderen per gemeente  in Drenthe, 1910

blz. 352 Aantal runderen per eigenaar in Drenthe, 1910

Bijlage 3.3 blz. 706,  Boterprijzen Meppel 1812 t/m 1911 gld/kg

Bijlage 5.4 blz. 719,   Aantal runderen in Drenthe van 1800 tot 1910

Bijlage 5.6 blz. 719,   Aantal runderen in Drentse gemeenten, per boer en  per bedrijf  1910

BOEK: HET BOEREN OP HET DRENTSE LAND