#Ge/2020-
voorgaande
voorgaande
VM Tiel-
VERENIGDE MELKBEDRIJVEN
TIEL / UTRECHT
Van 1951 tot 1964
Tot de zomer van 1951 was de melkinrichting ’n coöperatie van melkhandelaren die hoofdelijk aansprakelijk waren voor de baten en lasten van het bedrijf. Directeur was toen dhr. K van de Berg. Omstreeks die tijd was de schuldenlast dusdanig hoog geworden dat uitgezien moest worden naar ‘n oplossing.
Dhr. W de Jongh (voorzitter van de coöperatie) is toen gaan zoeken naar aansluiting bij ‘n gezond bedrijf en meende dat gevonden te hebben in Utrecht bij de Verenigde Melkbedrijven NV. Daar maakten de Gebr. Hooft de dienst uit en was dhr. A.Hooft de directeur. Overeengekomen werd dat de Coöperatieve Tielse Melkinrichting te Tiel met lusten en lasten zou worden overgenomen. Allereerst ging Joop Hooft, zoon van Anton Hooft, naar Tiel om de zaak te gaan runnen. Hij zag daar na 2 weken toch maar vanaf omdat deze job voor hem te zwaar was. Toen is direct daarna Gerrit Hooft, ’n broer Anton, naar Tiel gegaan en is daar aan die zware klus begonnen. Zijn melkzaak in Utrecht werd vanaf dat moment waargenomen door zijn vrouw en zijn zoon Gerard.(ik dus) ( geen oude schoenen weggooien volgens Gerrit) zijn zoon Cor (14 jaar) en zijn dochter Tiny (15 jaar) waren ook al spoedig veel in Tiel te vinden. Tiny als hulp op de administratie en Cor als hulp bij zijn vader. Eigenlijk was die taak van Gerrit Hooft ’n zending. Zijn salaris was in 1951 zegge en schrijven 40 hele guldens en zijn kosthuis PAM v.d. Bergh in de Voorstad koste hem 50 guldens. Zijn vrouw in Utrecht was daar niet echt gelukkig mee. Maar ja, hij vond dat het bedrijf in Tiel er eerst bovenop moest komen.
Waar moest hij mee beginnen? Eerst een regeling met de schuldeisers. Bijna alle schuldeisers gingen met deze regeling akkoord. De regeling bestond uit betaling in termijnen en wel over de gehele hele som. Alleen Nutricia, die zei geen bericht te hebben ontvangen, kwam met’n vracht koffiemelk en babyvoeding om af te leveren en wou eerst geld beuren voordat er gelost zou worden. Na telefonisch overleg van Gerrit Hooft met Nutricia zei de naam Hooft Utrecht al genoeg en kon er normaal worden gelost.
De grootste klus was dus toch het saneren van de schulden, het tevredenstellen van de schuldeisers.
Waaruit bestond de inventaris en de huisvesting in Tiel?
Vanuit de Stationsstraat 30 aan de linkerzijde eerst de melkontvangst, daarachter het centrifugelokaal met de pasteur en de centrifuge, daarnaast het karnlokaal met daarin een houten karn, twee aanzuur bakken, de centrale aandrijfas voor de aandrijving van de karn en een plunjerpomp en enkele kelders. Verder naar achteren het productielokaal met twee papketels, twee koelbakken voor de yoghurt, de roterende sterilisator en de bottelafdeling. Op de verdieping was het tanklokaal met daarin 3 tanks de grootste van RVS inhoud 10000 ltr. , de blauwe geëmailleerde van 5000 ltr. en de aluminium tank van 4000 ltr. en onder het tanklokaal bevond zich de koelcel. In het midden van de poort stond ’n gebouwtje met daarin de flessenspoelmachine. Rechts daarvan het ketelhuis met een kolengestookte stoomketel. De leverancier van de vetkolen was de brandstoffenhandel van Hoften uit het Hoogeinde in Tiel, die deze met een wagonlading vetkolen aan liet komen in Tiel en vervolgens rechtstreeks naar de Stationsstraat vervoerde. Verder in volgorde naar achteren de machinekamer met daarin een ammoniak koelmachine, die zeer vaak veel ammoniak lekte, het pekellokaal, het ijsbereidingslokaal en ’n diepvriescel. Achter het geheel van dit gebouw was er tot aan de Jacob Cremerstraat ’n boomgaard met ’n grote diversiteit aan fruitbomen. Echt Betuws landschap.
In het ijsbereidingslokaal werd ons laboratorium gehuisvest. Daar bestonden de werkzaamheden uit het onderzoek op vetgehalte, de zuurgraad, densiteit en reinheid van de melk. Bacteriologisch onderzoek en vriespuntbepaling vonden bij ons niet plaats. Allereerst werd de productie van consumptie-
Alle verdere producten zoals oa.melk en producten in de fles en roomboter werden vanuit het bedrijf in Utrecht aangevoerd.Waar is dat de aangevoerde melk in de fles nogal eens voor ’n probleem zorgde. Dat ondervonden we ook toen we in de komende tijd nieuwe omzet wisten te krijgen. In de Betuwe was de consument gewend om hooggepasteuriseerde melk te gebruiken Wat wij nu konden aanbieden was laaggepasteuriseerde en daarnaast gesteriliseerde melk in de glazen fles. Die duidelijk ’n andere smaak had dan de hooggepasteuriseerde melk die men gewend was. De laaggepasteuriseerde melk bleef de smaak houden van verse melk tegengesteld aan de hooggepasteuriseerde melk of de gesteriliseerde melk die een karamel smaak kreeg van de melksuiker die licht verbrandde. ( Zichtbaar aan de bruine kleur) Belangrijk is misschien wel om te weten wat de diverse bewerkingen zijn die de melk zo kan ondergaan, te beginnen met;
Pasteuriseren: Dat is het verhitten van de melk, om alle voor de gezondheid schadelijke bacteriën te doden.(meestal tot 73 C°)
pasteuriseren
Centrifugeren: Bedoeld om de melk in eerste instantie van de room te scheiden, tevens om de melk te ontdoen van alle vaste vuile bestandsdelen.
Standaardiseren: Om de melk een vastgesteld vetgehalte te geven door een bepaalde samenvoeging van de magere melk en de room.
Steriliseren: Dat is het verhitten van de melk op hoge temperatuur (boven de 100°C) om alle bacteriën te doden, om zodoende houdbare melk te verkrijgen.
Homogeniseren: De naam zegt het al, om de melk homogeen te maken. De melk bevat melkvet bolletjes van diverse grootte. De kleinste vetbolletjes blijven mooi zweven in de melk, maar hoe groter het bolletje hoe sneller dat hij naar de oppervlakte zal stijgen en daar een vetlaag zal gaan vormen. Hoe krijg je nu die vetbolletjes van gelijke grootte? Dat kan door de melk op zeer hoge druk, tot zelfs wel 200 atm. door een kneuskop te persen. Zo’n kneuskop bestaat uit ’n klep en ’n zitting die verstelbaar zijn en uitgevoerd zijn in roestvrij staal. Ondanks dit sterke materiaal moet de kneuskop toch regelmatig worden vernieuwd omdat deze inslijt .
Homogeniseren
Homogenisator in Tiel
Condenseren: Dat is het water in de melk door koken te verdampen. Zou je dat gewoon gaan koken dan zullen alle melksuikers en nog andere stoffen verbranden. Door nu de melk in een vacuüm toestand te brengen verlaag je het kookpunt en zal de melk bij een veel lagere temperatuur verdampen. Een goed voorbeeld is de koffiemelk waar een gedeelte water uit verdampt is en melkpoeder waar nagenoeg al het vocht uit is verdampt.
De producten die in de begin jaren 50 door ons werden verkocht:
Melk en karnemelk
Karnemelksepap gort en bloem
Zoete pap havermout en rijst
Vla chocolade en vanille
En natuurlijk slagroom
Enkele gegevens bij dit nieuwe begin:
De omzet was ongeveer 1 ½ miljoen liter melk op jaarbasis.
Het aantal melkveehouders die aan ons bedrijf de melk leverden was ongeveer 60. Deze waren voornamelijk afkomstig uit Tiel, Echteld, IJzendoorn, Drumpt, Erichem en Zoelen.
-
-
De oud-
De afnemers melkhandelaren die tot de overname hoofdelijk aansprakelijk waren en met ons als vrije afnemers verder gingen waren;
Johan van den Heuvel met 3 venters tw. Karel Daamen, Gerrit? en van Bergen. Alledrie met nog ’ n prachtige houten handkar met 4 bussen van 40 liter.
De gebr. Joop en Wim Schoots.
Johan van Rijn uit Drumpt met een Tempo bestelauto (driewieler).
Hannus de Vries met 3 zoons Henk, Piet en Dinus.
Wies van Gessel uit Zennewijnen met paard en wagen.
Marinus van Baal met paard en wagen.
Hent Vinken met paard en wagen.
Johan de Widt met paard en wagen.
Jan Cornelissen met paarden wagen.
Leen Camijn met nog een mooie bakfiets en in zijn etalage een prachtige koperen 40 liter melkbus.
Verder waren er in Tiel nog 3 afnemers van de zuivelfabriek uit Buren. Een in de Nachtegaalslaan, een in de Kijkuit en een aan de Grotebrugsegrintweg. De melkhandelaren in Tiel hadden allen een gesaneerde melkwijk. Dat betekende dat er per straat slechts een melkhandelaar aan de deur mocht komen. Hetzelfde stond er in 1951 in Utrecht te gebeuren en dat was tegen het zere been van Gerrit Hooft, wat mede een reden was dat hij het besluit had genomen om naar Tiel te gaan. Enige jaren later bleek ook wel dat deze afspraken geen wettelijke basis hadden en kwam er een besluit dat in iedere straat minstens drie melkhandelaren beschikbaar moesten zijn om wettelijke afspraken te mogen maken. In Tiel heeft deze sanering toch nog lang stand kunnen houden.
In die tijd was het zo dat de melkaanvoer in de zomer veel groter was dan de aanvoer in de winter. Om die reden was het dan ook dat in de zomer de overmelk moest worden doorverkocht en daar tegenover in de winter melk moest worden ingekocht. Deze zg. aanvoermelk kwam of werd door ons gehaald uit oa. Dreumel, Leeuwen, Horssen, Overasselt en soms ook uit Bennekom.
Wij hadden de beschikking over 2 aluminium melktanks voor het transport. Een tank van 2740 ltr. en ’n tank van 3012 ltr. Deze beide tanks hadden wij al snel laten ijken en wel in Hendrik Ido Ambacht. Heel erg lekker ging dat niet want het was midden in de winter, het vroor behoorlijk en het ijken van de tanks gebeurde buiten. Dat ijken ging als volgt, eerst werd de tank afgevuld met water daarna werd er iedere keer water afgetapt totdat het niveau 1 cm. lager was. Deze hoeveelheid werd dan gemeten en genoteerd, dat ging door totdat de tank leeg was.
Helemaal nauwkeurig zal dat niet gegaan want het water bevroor steeds tijdens het ijken. Maar na ongeveer 2 weken kregen wij de certificaten toegestuurd. Met deze certificaten konden wij de hoeveelheden officieel in centimeters meten bij verkoop of inkoop.
Voor het vervoer hadden wij de beschikking over 3 vrachtauto’s, 2 FORD THAMES en ’n oude dumpford. De rode FORD had een laadbak met een te grote oversteek achter en stond zodoende nogal eens op z’n kont. Dat kwam omdat bij de bezorging ’s morgens de tanks achterop stonden en de kratten met melk voor tegen het schot. Vooral de zg. kleine tank zorgde dan voor een te zware belading, zo’n 3000 kg,. achterop. Deze tanks moesten achterop staan omdat je anders niet bij de kraan kon komen en die kleine tank besloeg een oppervlakte van 2 bij 2 meter waardoor die in zijn geheel achter de achterwielen stond.
De werkzaamheden waren in de begin jaren 50 als volgt over de dag verdeeld:
05.00 uur De vrachtauto’s werden met losse melk en flessenproducten geladen.
06.00 uur Vertrek voor bezorging.
07.30 uur Lossen emballage en laden van de lege bussen voor het ophalen van de melk bij
de veehouders.
08.00 uur Vertrek voor de melkrit.
10.00 uur Lossen van de melk bij de melkontvangst.
11.00 uur Een vrachtauto tanks opladen voor het afvoeren van overmelk in de zomer of ophalen bij tekorten in de winter.
2e Vrachtauto emballage laden en producten bij de VM in Utrecht ophalen.
17.00 uur In de zomerdag weer bussen laden om de melk bij de veehouders op te halen.
20.00 uur Rust voor het vervoer.
21.00 uur Sluiting van het bedrijf.
Werkdagen van 14 uur per dag waren dan ook geen uitzondering.
In de fabriek werd de melk op vetgehalte gebracht (standaardiseren) en gepasteuriseerd. En er werd losse karnemelk bereid. Tevens was er bij ons ’n hoofddepot van Nutricia voor babyvoeding en koffiemelk.Ook was er bij ons ’n vestiging voor koffiemelk van Friese Vlag. De babyvoeding van de Friese Vlag kon in Tiel geen voet aan de grond krijgen, wat kwam door de goede relaties die de huisartsen en de specialisten met de vertegenwoordigers van Nutricia had en zij dus de specialiteit van Nutricia voorschreven.
De eerste jaren waren onze werkzaamheden als volgt:
Allereerst Gerrit Hooft senior
Zijn eerste daden waren de onnodige verliezen zoals lekkages te voorkomen of op z’n minst de schade te beperken. Daar waar lekkende leidingen of koppelingen waren en tot op dat moment de melk van de vloer werden weggespoeld, daar werden emmers onder gezet om deze melk op te vangen en alsnog te gebruiken. Al gauw hingen er in het bedrijf enkele posters met de tekst:
’n Lekkende kraan doet ’n schat verloren gaan. Deze slogan gaat natuurlijk op voor vele zaken.
In 1953 was Gerrit Hooft toch zover dat hij zijn zaak in Utrecht overdeed aan zijn broer Cor en toen zijn familie liet overkomen naar Tiel. Daarmee kwamen er gelijk wat krachten bij in het bedrijf. Zoon Cor was er al, ik kwam erbij als chauffeur, Tiny op de administratie en Ton, de medische student, parttime en moeder zorgde voor de inwendige mens. (koffie en soms wat extra’s)
Gerrit Hooft was iemand die al snel voor ’n ander klaar stond, maar dan weten velen je al snel te vinden. Hij had dan ook uitspraken als:
Ho-
Of als het hem teveel werd; Als ik teveel op mijn rug krijg, ga ik rechtop staan dan valt er wel genoeg af.
Is mijnheer Hooft aanwezig? Nee, die is er niet. Dat werd gevraagd omdat zowel Gerrit Hooft als zijn beide zoons Cor en ik vrijwel altijd als alle andere medewerkers in overall rondliep.
Verkoper die het een en ander komt aanbieden; Dat kunt u aftrekken van de belasting. Antw. Waarvan? Dan moet je wel winst hebben.
Regenverlet bij de bouw: Mijnheer muziek bij de arbeid. Antw. Wat, muziek bij het niks doen.
Of; de een mag nog niet over de heining kijken en de ander mag ’n koe stelen.
Houd er rekening mee, de eerste 5 dagen van de week zijn om de kosten te dekken, dan komt op zaterdag je winst. Zorg ervoor dat je daar je verkoop hebt.
Verder was hij zelf ook ’n echte lichamelijke werker, alles wat met administratie te maken had vond hij eigenlijk weggegooid geld. Die mensen werkten niet, althans dat was geen zware lichamelijke arbeid.
Eerst kwam Tiny Hooft, zijn oudste dochter, op het kantoor, zij moest de dagelijkse taken op zich nemen. Dat waren;
Ten 1e Donderdags om de week moesten de afrekeningen voor de leveranciers veehouders klaar zijn. (MOEST)
Ten 2e Iedere dinsdag moesten de rekeningen van de afgelopen week voor de afnemers klaar zijn.
Ten 3e Vrijdags moest de loonbetaling plaatsvinden.
Verder droeg zij er zorg voor dat de gegevens voor de administratie tijdig naar Utrecht gingen, want daar werd de hoofdadministratie bijgehouden. Tiny heeft dat werk gedaan van 1951 tot 1955. Daarna kwam Cees Guikers parttime met Eta, dat was van 1955 tot 1962. Fulltimer Böhmer, schoonzoon van Willem de Jongh samen met Tiny van 1962 tot 1965.
In 1965 kwam er ’n volledige bezetting met ’n professionele hoofdboekhouder Henk Belgers, die dit tot aan de sluiting voortreffelijk heeft gedaan. Enkele namen komen mij nog wel voor de geest, zoals Gonnie Wouters, Ria de Bieman, Eta Eijsering, Lia Vermeulen, Corrie de Vos, Winnie Freeth, Corrie Ranschaart, Annie Schoeman, Otto van den Berg, Bert Snoek en later natuurlijk ook de twee dochters van onszelf, Gerry en Ineke.
De werkplaatsen van deze administratieve krachten waren als volgt; Allereerst in de Stationsstraat natuurlijk, dat was beneden in de hoekkamer,later verhuist naar de boven verdieping omdat deze ruimte nodig was voor uitbreiding van de melkontvangst. De bovenverdieping wordt daarna weer grotendeels ingericht als woonruimte voor Co Hooft die uit Argentinië is teruggekeerd.
Dan als het pand aan de Bulkweg is aangekocht verhuist de verkoop met de gehele administratie daarheen. Maar zover is het dus nu nog niet.
De situatie ging zo door tot 1956. Toen begon er uitbreiding te komen in de verkooppunten, zoals allereerst de afzet in Varik bij Piet van ’’t Hoofd. Wat echter niet zonder slag of stoot ging want al spoedig kwam er ’n brief van B&W uit Varik dat de melk uit Tiel ’n gevaar was voor de volksgezondheid. Dat werd natuurlijk gelijk beantwoord en ’n kopie van dat schrijven ging tegelijkertijd naar de keuringsdienst van waren in Utrecht. Het bezwaar werd ingetrokken en de leverantie in Varik ging gewoon door. Al spoedig daarna gingen wij ook de schoolmelk leveren voor de scholen in Varik. Dan de uitbreiding in Geldermalsen bij:
C van Brenk (Bestuurslid van de Nederlandse Melkhandelaren Organisatie)
H. Kievit. en zonen
J. Kardol en zoon
Voorheen afnemers van de coöperatieve melkfabriek De Stichting te Buren.
De schoolmelkvoorziening in Tiel ging van start. Eerst de beide openbare scholen o.l.v. dhr. Zwitserloot. Daarna volgden ook al gauw de overige scholen. De RK scholen waren en zijn principieel tegen de schoolmelk geweest en gebleven. Principieel of was de reden toch ook de werkzaamheden die hieraan verbonden waren?
Het was voor de scholen toch echt wel heel wat werk. Wekelijks moesten de leerkrachten de melk met de kinderen contant afrekenen en voor de bestelling zorg dragen.
Voor ons betekende dat, dat wij al dat kleine geld van de scholen moesten sorteren en bij de bank inleveren. Gelukkig werden wij daarbij geholpen door dhr. Cees Guikers directeur van de Boerenleenbank ter plaatse.
Enige tijd later kwam er van ’n actiegroep weer protest tegen de schoolmelk. Nu zou de jeugd mede door de schoolmelk te veel vet binnen krijgen. Gemiddeld zou dat niet meer mogen zijn dan 27 gram vet per dag. De schoolmelk was de boosdoener 4 dagen in de week voor 6 gram. Na veel landelijk overleg werd de afspraak gemaakt dat de schoolmelk halfvolle melk zou worden in plaats van de volle melk. De vetconsumptie werd hiermee teruggebracht van 4×6 tot 4×4 gram vet, winst dus 8 gram per week.
Ook werd er een contract met de coöp. Zuivelfabriek De Boterbloem in Dreumel gesloten voor de leverantie van hun aangevoerde melk. Daarbij werden hun afnemers melkhandelaren afnemers van Tiel. Dat waren 2 eigen venters uit Alphen, Ad en Jan Stenssen en Jan de Klein uit Dreumel.
Waren wij in Tiel gewend aan melkbussen met ’n inhoud van 30 liter en soms 40 liter, in Dreumel hadden ze zelfs ”melktuiten” van 50 liter. Dat waren echt krengen van dingen.
De slogan ”Laaggepasteuriseerde STASSANO melk de enige heerlijke drinkmelk” deed zijn intrede.
In 1955 ga ikzelf, zoon van Gerrit in militaire dienst bij de cavalerie, de Huzaren van Sytzema (Plaatsing bij dit onderdeel was min of meer op mijn eigen verzoek) De cavalerie had toen al niets meer met paarden te maken, maar waren uitgerust met middelzware en zware tanks. Het rijdende geschut, ik ben daar onderofficier (wachtmeester) geworden en tankcommandant op de Centurion tank. Hier is mogelijk de basis gelegd voor het leidinggeven, het omgaan met het vervoer (expeditie) en daaraan gekoppeld de verkoop. Ik was uiteindelijk de laatste directeur van de melkinrichting in Tiel, toen Melkinrichting Midden Betuwe.
In de jaren 1950, 1960 werd er niet zo zeer op de zware belasting van het menselijke lichaam gelet en werd het zware werk meer dan een sport of uitdaging gezien. Je moest kunnen laten zien of je 1 of 2 bussen melk van 30 of 40 liter tegelijk op de auto kon gooien. Of in de drukke tijden de bus in één keer 2 hoog op de auto kon krijgen. Een krat melk dragen, lossen of laden was er nooit bij 2 normaal maar vaak 3 tegelijk. Ja, en de rekening wordt je later gepresenteerd dat heb ik zelf helaas moeten ervaren.
De omzet die in 1951 zo’n 1½ miljoen liter was inmiddels gegroeid naar 3 miljoen. Het moederbedrijf in Utrecht had toen ongeveer 12 miljoen liter. En als je de vakbladen las was zo’n 30 miljoen toch wel nodig om in ons land Nederland ’n goed draaiend bedrijf te kunnen hebben.
In deze jaren zijn er natuurlijk meer zaken gepasseerd. De melkbussen die in gebruik zijn bij de veehouders zijn voor het grootste gedeelte eigendom van de melkinrichting. Daar moeten dus regelmatig nieuwe voor worden bijgekocht. In die jaren waren dat nog steeds de vertind ijzeren melkbussen met ’n inhoud van 30 liter. De bussen die nog in redelijke staat waren werden hervertind. De gewoonte was dat de bussen na gebruik door de melkinrichting werden gereinigd. Dat was niet altijd ’n pretje, omdat er regelmatig van die lekkere gele aanslag in zat en er niet uit ging in de bussenspoelmachine. Dan was het boenen met ’n borstel met heet sodawater. Baas Gerrit Hooft had op zondag wat meer tijd, omdat er wat minder in de fabriek te doen was en kwam dan nogal eens controleren en dan was het boenen met de borstel geblazen en dat viel zeker op de zondag niet altijd in goede aarde. Uiteindelijk was de zondag de enige dag in de week met ’n paar vrije uurtjes.
Het wagenpark
In 1957 werd er bij de Fordgarage van den Bergh ’n nieuwe Ford V8 gekocht. Het was ’n heerlijke benzine zuiper maar wel een heel fijne auto, die ons nooit in de steek heeft gelaten. Alleen
bij de aflevering door Dhr. Bep van den Bergh die met Gerrit Hooft ’n proefritje zou maken kwam er een leuke verrassing. Zij bleven nogal lang weg, en wat bleek, ze waren onderweg zonder benzine komen te staan. Dat was voor ons de laatste keer dat ’n auto werd afgeleverd zonder dat de tank helemaal vol was.
schuur
De vrachtauto’s stonden bij ons altijd in een open loods. Sleutel gewoon in het contactslot, dat kon toen allemaal nog gewoon. De vrachtauto’s stonden klaar met de melktank achterop voor de werkzaamheden van de volgende dag. Op ’n morgen misten wij een melktank op ’n vrachtauto. De melktank was nergens te vinden. Goede raad is duur, dus met wat improvisatie komen wij de ochtend door. Tegen 10 uur worden wij gebeld of wij soms een melktank misten, die lag namelijk bij de bewoners in de Burgemeester Meslaan 72 tegen een boom in hun tuin. Wat bleek achteraf, een van onze parttimers was ’s nachts gaan joyriden, te hard door de bocht gegaan en zonder melktank teruggekomen.
Door de directeur van het moederbedrijf in Utrecht dhr.Anton Hooft werd kort daarna ook nog een vrachtauto gekocht en wel ’n Borgward B 4000. Voor het eerst een dieselwagen. Dat was voor de steeds groter wordende vrachten die vanuit Utrecht moesten worden aangevoerd. Om deze vrachten te kunnen vervoeren moest er een zwaardere vrachtauto komen echter deze moest met een extra verenpakketten worden verzwaard. Waarom, dat was op dat moment ’n vraagteken. Later zijn wij daar toch achter gekomen. De wagen was in een mooie crème kleur gespoten, men noemde dat de Chevronkleur, het was de kleur van de benzinemaatschappij Chevron. Alleen kwam al snel de vraag waarom deze auto zo slecht afremde. Iedere keer weer voor controle naar de garage, maar daar kwamen ze steeds tot dezelfde conclusie, hij remt prima. Ja, leeg wel maar met volle vracht? Uiteindelijk kwamen wij er toch wel achter, het was een B4000 ofwel een 4 tons auto en de belading vanuit Utrecht was ruim 10 ton. Borgward bouwde geen vrachtwagens met een groter laadvermogen dan 4000 kg. Wel was het trekvermogen veel groter, bestemd voor het trekken van een aanhangwagen.Het verenpakket was in Utrecht al wel aangepast maar het remvermogen en de verdere bouw niet. Daarna zijn de vrachten maar zoveel mogelijk aangepast. Al met al was dit toch wel mijn favoriete vrachtauto waar ik vel vrachten mee vervoerd heb. In Duitsland stond dit merk zeker zo goed aangeschreven als de Mercedes.
Zo hebben wij nog wel eens vaker rare dingen meegemaakt met de vrachtauto’s. Het gebeurde dat onze achterburen de fam. Menting een vrachtauto tegen een muur hoorde botsen, zij gingen een kijkje nemen en wat bleek er kwam niemand uit. De auto was uit zichzelf spontaan gaan rijden, dat kon gebeuren bij auto’s met dieselmotor bleek later. Ze noemden dat spontane zelfontbranding. Sinds die tijd hebben wij zoveel mogelijk de auto’s uit de versnelling en op de handrem gezet bij het stilstaan.
Productie in eigen hand nemen
In 1957 ondergaat de verkoop toch al flinke veranderingen, de gepasteuriseerde melk in de fles wordt meer en meer verkocht. Dat gaat ten koste van de gesteriliseerde melk in de fles en van de losse melk verkoop. Dat betekent een steeds grotere aanvoer uit Utrecht, terwijl onze eigen aangekochte melk steeds meer moet worden doorverkocht. Er wordt sterk aan gedacht om toch weer een eigen flessenlijn op te gaan zetten. Maar ja, ruimte is er wel, maar geen enkel geschikte locatie. Dat moet dus nieuwbouw worden.
De eerstkomende jaren wordt daar flink over nagedacht en worden er plannen gemaakt. Groot probleem is ook de RK Jongensschool die tegenover ons terrein aan de Jacob Cremerstraat ligt.
Eerst wordt de architect bouwer De Vree ingeschakeld, deze adviseert ons na verloop van tijd om de firma Beutener in te schakelen om de benodigde vergunningen te verkrijgen. Dat schijnt te gaan lukken dus wordt er een architect ingehuurd, Garssen en Feenstra uit Arnhem. Zij hadden ook de VGM uit Hilversum ontworpen en gebouwd, dat was ons voorbeeld.
De vraag komt nu, moet Tiel nu nog een onderdeel van VM Utrecht blijven uitmaken? Wij zijn van mening dat Tiel zelfstandig zou moeten worden, omdat de VM Utrecht al gedeeltelijk door aandelenbezit in de MELKUNIE sfeer terecht is gekomen. Mogelijk kunnen wij ons bedrijf in Tiel daar buiten houden door daar een eigen naamloze vennootschap van te maken. Dat alles zou zijn beslag krijgen in 1964. Zo rond 1960 vond de eerste fusie van ons moederbedrijf in Utrecht plaats. Zij namen het bedrijf van de Gebr. v. Schaijk en de VUMI (dit bedrijf was al in handen van de CMC-
Notaris Ter Horst heeft inmiddels ook 30 % van de aandelen VM Utrecht door al eerder vermelde oorzaken en zal ook vast geen blijvertje zijn.
Geen frame -
Tiel -
© versie 2012
© versie 2012