#Ge/2020-12-20

voorgaande

voorgaande

versie-7.0

VM Tiel Geplaatst op 16 februari 2013 door fahooft


VERENIGDE  MELKBEDRIJVEN  TIEL


Van 1964 tot 1967


Overwogen werd om de Verenigde Melkbedrijven Tiel buiten het gebeuren in Utrecht te houden en er weer ’n zelfstandige NV van te maken voor de Gebr. Hooft en aldus geschiede. De oprichting daarvan heeft plaats gevonden op 21 april 1964 ook al is dat niet helemaal zo gegaan als de bedoeling was. Er mocht namelijk geen aanmerkelijk belang gaan ontstaan voor de fam. Hooft en zo bleef VM Utrecht toch nog de grootste aandeelhouder.


Het bedrijf zelf


Dan komen wij toch weer terug op wat er zo in het bedrijf zelf gebeurde. In 1961 wordt er ’n nieuwe Silkeborg platenpasteur aangeschaft. Ook hiermee kunnen wij de melk laagpasteuriseren, waarbij de melk zoveel mogelijk de verse smaak blijft behouden. Het is ’n tegenstroom apparaat waarbij de reeds verhitte melk in tegenstroom loopt langs de koude aangevoerde melk, waardoor dus steeds de toegevoegde warmte opnieuw wordt gebruikt. De melk blijft slechts enkele seconden op de temperatuur van 72º C, de ziektekiemen worden gedood, en de warme melk wordt dan weer teruggekoeld door de tegenstroom van de koude melk. Tot een bepaalde temperatuur gaat dat op dan volgt er dan ’n koeling met bronwater en ten slotte ‘n koeling met ijswater. De melk heeft dan ’n temperatuur van 3º C en dan is deze melk heerlijk van smaak.


















ketel


Doordat het grondwater sterk vervuilt begint te raken moeten we gaan uitzien naar een nieuwe bron. De huidige bron zit op een diepte van 12 meter. Er wordt geboord naar een nieuwe bron en deze vinden wij pas op een diepte van 65 meter, net boven een nieuwe kleilaag. We krijgen vandaar zeer veel water van prima kwaliteit.


In 1962 wordt een nieuwe stoomketel aangeschaft. Een spaarketel van Ten Horn met ’n oliebrander van Nierstrasz. Helaas zijn wij hierbij toch te zuinig geweest, ’n oliebrander voor de goedkope zware stookolie 3500 sec/olie, daarbij hebben we nooit ’n goede verbranding kunnen krijgen, waardoor wij de omwonenden nogal veel last hebben bezorgd met roetneerslag. Bij het ondergronds aanbrengen van de olieopslagtank waren er ook wat problemen. Gezegd was ons dat als de tank eenmaal goed op zijn plaats lag, wij het zand met water goed onder de tank moesten spoelen. Wat ons niet was gezegd was, dat de tank eerst met olie gevuld moest worden. Wat gebeurde bij het zand aanspoelen? De tank ging drijven. Gelukkig bleef hij net laag genoeg liggen, zij het dat hij niet meer waterpas lag. We konden toch nog weer net op tijd met onze werkzaamheden starten. Werkzaamheden die nu wel duidelijk minder waren geworden. Kolen hoefden er niet meer gestookt te worden, we hadden nu steeds voldoende capaciteit. De ketel hoefde nu niet meer gebikt te worden omdat er een ketelreinigingssysteem was aangebracht en dat alles scheelde ’n slok op ’n borrel. Het Stoomwezen die periodiek maar ook willekeurig kwam controleren kwam toch wel steeds meer met opmerkingen die dan ook in het ketelboek werden genoteerd. Vaak hebben we zelf de ketel gebikt en het roetkanaal van roet ontdaan, wat ’n hele klus was en dan kwam de ingenieur van het Stoomwezen en dan waren er toch weer plaatsen waar het ketelsteen toch niet helemaal weg was. Daarom hebben we toch ook diverse keren maar ’n schoonmaakbedrijf hiervoor in de arm genomen. Eens is het gebeurd dat bij de oude ketel de blokfluit voor de laagwaterstand was zoekgeraakt. Het was ons niet opgevallen en bij een van de onverwachte controles werd dat geconstateerd door die ingenieur. Uiteraard moesten we dat zo spoedig mogelijk herstellen en werd dat in het ketelboek vermeld. Ons kennende werd dat vergeten en oh ja dat moeten we nog doen. Wat doe je zo gauw, zet er zolang ’n koperen stukje pijp op met ’n deukje erin geslagen. Och, jee de controleur komt langs, mag ik het ketelboek zien en even bij de ketel kijken. Wel ’n eigenaardige fluit zei hij maar ja, wilt u de afsluiter even dichtdraaien, en dat ging allemaal goed. Het is wel een eigenaardige fluit maar er zit er een op, maar toch wil ik u verzoeken er ’n nieuwe officiële fluit op te zetten. Dat hebben we dan ook gelijk maar gedaan.


 In 1963 kwam er toch ook een einde aan de ammoniak koelmachine. Hiervoor werd ’n heel moderne freon koelmachine aangeschaft. ’n Westinghouse, met twee compressoren met 25pk. motoren voor freon 22 gas. Dat was toch ’n hele verbetering. De benodigde koeling was toen volledig gedekt.


 

Inkopen van  melk bij melkveehouders


Al deze zaken vonden plaats in de eerste jaren “60. De directeur was nog steeds Gerrit Hooft, geassisteerd door zijn zoon Cor die voornamelijk de interne zaken deed en ikzelf beheerde de expeditie en ander gebeuren buiten het bedrijf. Cor trachtte de inkoop van de melk bij de veehouders te vergroten wat hem met mee en tegenvallers toch behoorlijk lukte. Het ging om individuele veehouders, maar ook om hele melkritten. Melkritten noemden wij een groep veehouders die door een “eigen” melkrijder de melk naar de fabriek lieten vervoeren. Zij hadden met die veehouders een goede tot zeer goede band. Wij wisten dat er onder de veehouders in Opijnen en omgeving onvrede was over de uitbetaalde over de laatste jaren. Cor is daar toen op in gesprongen en vernam van de melkrijder dat hij er wel oren naar had om mee te gaan naar Tiel. Maar na vele onderhandelingen is het er daar toch niet van gekomen.


Zelf hadden wij onze 2 melkritten uitbesteed als een rit aan Frans de Goei, die na enige jaren naar Schoonrewoerd ging op de Rijdende Melk Ontvangst.(RMO)   Daarna hebben wij deze uitbesteed aan Hennie van Hoeven uit Tiel.


In 1966 vernam hij dat er in Alphen aan de Maas onvrede was over de verplichte overgang van de eigen coöperatie naar de CAMPINA, deze veehouders waren coöperatief met elkaar verbonden. Cor heeft toen eerst weer contact gezocht met de melkrijder Gerrit de Leeuw, van wie hij hoorde dat er eigenlijk wel mogelijkheden waren. Gerrit adviseerde om contact op te nemen met de voorzitter Albert Strik. Na veel gesprekken met de voorzitter alleen en daarna met de veehouders afzonderlijk en weer later met de gehele groep kwamen zij tot het besluit om zich aan te sluiten bij Tiel, echter er waren kennelijk al afspraken met CAMPINA. Toen was het zaak om daar contact mee te hebben en daaruit volgde een gezamenlijke vergadering van CAMPINA, Tiel en de veehouders van Alphen. CAMPINA vond het belangrijk om tevreden leveranciers te hebben en als de veehouders zich gezamenlijk uit zouden spreken voor Tiel, dan zouden zij zich daar bij neerleggen en aldus geschiedde.


Dit betekende voor ons een uitbreiding van de inkoop van zo’n 1½ miljoen liter melk op jaarbasis, en dat was een hele opsteker. Vermeld moet zeker worden dat onze boekhouder Henk Belgers afkomstig uit Maas en Waal hierin ook een groot aandeel heeft gehad. Jaarlijks moesten wij met het bestuur de nabetalingprijs bespreken omdat die een onderdeel waren van de afspraken. Henk had toen net een van de beste rekenmachines van die tijd, een elektronische Burroughs rekenmachine, toen kostend 2200 gulden. Met dat apparaat kwamen we dan bij Albert Strik en die zei al gauw; dat rotding werkt mij veel te snel, berg die maar weer op. Maar die besprekingen zijn altijd goed verlopen.


Ook waren er natuurlijk de nodige veranderingen in de personele bezettingen waaronder enkele vaste krachten die bij ons in dienst waren gekomen. Ik denk dan vooral aan Frank Muyen, Roelof van Hensbergen en in het onderhoud op elektrisch gebied Sjaak Heymans. Hij was er toch wel vaak om de elektra motoren te laten wikkelen en ook weer te monteren, voor speciale zaken kon hij altijd terecht in de werkplaats bij Daalderop. Als huiselektricien was bij ons Jo van Sunten, hij kende bij ons de weg heel goed.



Melkinkoop uit handen geven


De kontakten die we hadden met onze collega bedrijf in Buren, De Stichting, waren goed te noemen. In de zomer leverden wij vaak de overmelk aan hen af, daartegen leverden zij vaak melk in de wintermaanden om onze tekorten aan te vullen. De verhouding was dusdanig goed dat er gesproken ging worden over de sluiting van de bussenmelk ontvangst in Tiel. Ook in Tiel moest de melk dagelijks ontvangen en wel alle 7 dagen van de week en het grootste gedeelte van het jaar ’s morgens en ’s avonds. De bussenspoelmachine was al eens vervangen en werkte nu weer niet goed meer. Ook waren deze werkzaamheden nogal bezwarend. Maar uit handen geven van de inkoop betekende het begin van het einde. De verkoop begint bij de inkoop. De eerste afspraken waren dat zij alleen de melk zouden ontvangen en wij zouden de kontakten en de betalingen blijven verzorgen. De Stichting zou ons deze melk dan terugleveren. Dat betrof dan alleen de melk die van veehouders uit de Betuwe werd ontvangen. De melk van de veehouders uit Alphen, die Gerrit de Leeuw aanvoerde, die zou in Dreumel ontvangen gaan worden.


Tijdens een van de vergaderingen van de melkbedrijven kwamen wij in gesprek met dhr. Smit, directeur van de VEMIZ uit Veenendaal die ook al min of meer overgenomen was door de MELKUNIE. Al snel stelde hij ons de vraag of wij ook al in de rode cijfers zaten. Toen wij hierop ontkennend antwoorden vervolgde hij dat het dan wel niet zo lang meer zou duren. Hier hadden wij meer acht op kunnen slaan. Of dat geholpen zou hebben, dat betwijfel ik ook ten sterkste.


 

Productie in eigen hand nemen


De nieuwbouw begon nu meer vorm te krijgen, architecten bureau Garssen en Feenstra uit Arnhem werd benaderd, nadat we zelf al een maquette hadden gemaakt naar het voorbeeld van de  uit Hilversum. Zij hadden deze fabriek ook ontworpen. Geen lokalen meer maar zoveel mogelijk alles onder een groot gebogen dak onderbrengen. Uiteraard moesten wij dat aanpassen aan onze omstandigheden.


De omzet van de Verenigde Melkbedrijven in Tiel was nu  ± ’3 miljoen liter op jaarbasis. Een te groot gedeelte van deze omzet werd nu al in verpakte vorm verkocht en moest door ons worden aangevoerd vanuit Utrecht, dus begon de tijd toch wel te dringen.


Het duurde toch nog tot 1964 voordat we met de nieuwbouw van de productiehal begonnen. Ons kwam ter ore dat de melkinrichting Lent te Nijmegen de poorten ging sluiten. Daar hebben wij onze eerste flessenlijn gekocht, die bestond uit een flessenspoelmachine (J&S, Utrecht), een flessen vulmachine (IMA. (Elst, Utr ), een capsuleermachine (met goot voor de gestanste capsules) en een sluitmachine. Allemaal losse machines met een capaciteit van 3000 per uur. Voor ons was deze capaciteit voldoende. Ook werden twee nieuwe Terlet papketels gekocht, van resp. 1000en 2000 liter inhoud. Deze kwamen op een bordes in de productiehal.


De eerste producten die we gingen bottelen waren, gepasteuriseerde melk, karnemelk, gort en bloempap, chocolade- en vanillevla en slagroom. Voor ons een nieuwe ervaring die ons best goed afging. Alleen de gepasteuriseerde melk gaf nog wel problemen met de oproming. Eerst een dunne maar stevige roomkraag maar die na ’n nachtje staan er moeilijk doorheen te schudden was. We moesten echt over naar de laagpasteurisatie, wat alleen kon na aanpassing van de pasteur. Nadat dat gebeurd was kregen de flessen gepasteuriseerde melk een mooie brede roomkraag die zich heel gemakkelijk liet mengen.


In de zomermaanden was de aanlevering van yoghurt uit Utrecht toch wel een groot probleem. Zelden was er voldoende aanvoer. Dat bracht Gerrit Hooft toch op het idee om zelf ook  yoghurt te gaan produceren. Maar ja, dat moest wel met veel improvisatie gebeuren, want hoe kan je de yoghurt laten rijpen. De oplossing was een grote kist met een zeil erover en er dan langzaam stoom in blijven blazen om de temperatuur vast te houden totdat de yoghurt gerijpt was en dan met water koelen, want je kon ze dan nog niet vervoeren anders schudde je het product kapot. Dat lukte wonderwel. Dat was dan de productie van de zogenaamde standyoghurt. Kort daarna zijn wij toch ook overstag gegaan om roeryoghurt te gaan maken. Dat was een duidelijk eenvoudiger methode. Bij deze methode kweek je de yoghurt in de ketel gedurende 12 uur waarna je de yoghurt voorzichtig losroert en dan afvult. Voor ons was de standyoghurt vakmatig ’n beter en veel lekkerder product. Echter de consument besliste anders en wat doe je dan?


De consument wat tegemoet komen zoals ook met de schoolmelk. Wij konden beslag leggen op een partij ¼ liter flesjes met ludieke verkeerssituaties erop afgebeeld. Dat werd door de schooljeugd zeer gewaardeerd. Met St. Nicolaas kregen de schoolkinderen, melkdrinkers en niet melkdrinkers, gratis warme chocolademelk, en dat was wat.




























Dode Linge


Wat ook wat was dat is de sponsoring waar wij wat aan gingen doen zoals nieuwe trainingspakken voor het eerste elftal van THEOLE. En dan krijg je in de plaatselijke krant te lezen: OMWILLE VAN DE SMEER LIKT DE KAT DE KANDELEER. Nou dat houdt dan gelijk in om daarmee te stoppen.


Ach, met de pers hadden we niet zo’n geweldige band. Zoals een artikel in de krant van de milieubeweging; Melkinrichting Tiel de grootste vervuiler. Dat ging over ons afvalwater geloosd in de Dode Linge. Ja, eens per week moest het sodabad van  onze spoelmachine van de flessenlijn ververst worden en dat was ongeveer 3000 liter sodawater dat afgevoerd moest worden. En waar laat je het afvoerwater? Juist in het riool. En waar liep ons riool heen, naar de Dode Linge. Dit riviertje was een open riool. Daar ging ook van ons ± 15.000 liter koelwater per uur door, maar dat was niet interessant wel die 3000 liter sodawater op vrijdagmiddag om ongeveer 15.00 uur. Wie daar nog meer op loosden? Bijna alle huizen van de Stationsstraat en het metaalverwerkingsbedrijf de JEKA en niet te vergeten het gemeentelijke slachthuis. De pers wordt nogmaals bedankt.


Door de eigen productie was de aanvoer uit Utrecht beduidend minder geworden en bestond nu nog uit de gesteriliseerde melk in de fles met de lange nek, zoete papsoorten en nu niet te vergeten de opwaartse omzet in eenmalige verpakkingen. Eerst de platte blocpak en de kunststof bekers, kort daarop gevolgd de plastic zakken melk (wat helemaal geen succes is geworden voornamelijk door de vele lekkages). Maar wij hadden in Tiel de omzet bij de melkhandelaren en in de grote steden begon de omzet van melk en melkproducten zich te verplaatsen naar het levensmiddelenbedrijf. Deze sector voelde veel minder voor de glazen retour fles omdat deze voor hen veel en veel teveel arbeid en ruimte kostte.


De verkoop van losse melk begon nu toch drastisch af te nemen. Melkhandelaren kregen te horen van de keuringsdienst van waren uit Utrecht, de heren Braakman en Elzinga, dat hun bussen en maten zouden worden afgekeurd omdat er zich roestplekken in bevonden. Hun antwoord was dan meestal, vandaag is de verkoop van de laatste liters losse melk bij mij, dus voor mij hoeft u geen moeite meer te doen.


Ook in de Betuwe ging, door de verkoop in het winkelkanaal, de verkoop van melk en melkproducten in glas in een dalende lijn. De productie zou groter of in grotere aantallen geproduceerd moeten worden. In de gesprekken met Buren wordt besloten tot een uitwisseling van producten. De Verenigde Melkbedrijven Tiel zou de zoete producten gaan bottelen en De Stichting uit Buren de zure. Alleen als er een overschot aan productie bij een van beide bedrijven zou zijn zou men tot een vergoeding overgaan. De uitwisseling was redelijk over en weer, alleen kwamen wij er toch bekaaid vanaf, want wat was er over het hoofd gezien? De zure producten hadden een belangrijk grotere winstmarge dan de zoete. Veel gesprekken waren daar voor nodig, zoals ook een voorstel om halfjaarlijks de productie te wisselen. Tiel in de zomer de zoete en in de winter de zure. Achteraf is men toch wel tot een oplossing gekomen. Na enkele jaren kwam men tot sluiting van de consumptie afdeling in Buren en daarvoor in de plaats een deelneming in het nieuw opgerichte bedrijf in Tiel. (Melkinrichting Midden Betuwe)


Voordat het echter zover was, is er nog wel het een en ander gebeurd. Zo bracht dhr Henrich van het productschap voor zuivel een werkbezoek aan Tiel. Hij stond er versteld van dat wij met deze omzet zo rendabel konden draaien. Tijdens dat gesprek vroeg hij wel aan Gerrit Hooft of hij geen roofbouw pleegde op zijn gezin en de gezinnen van zijn zoons. Wij hadden toen eigenlijk niet door wat hij daar nou precies mee bedoelde. Achteraf weten wij dat maar al te goed. Veel te veel tijd hebben wij besteed aan het bedrijf, ten kostte van onze gezinnen. Wij zijn wel goede kostwinners geweest, maar het vaderschap is daar bij ingeschoten. Het zal er vroeger wel met de paplepel zijn ingegoten. Gelukkig of niet misschien heeft het thuisfront steeds achter ons gestaan en ons gesteund. Maar daardoor is die situatie natuurlijk wel altijd zo gebleven.


Heel jammer was wel dat wij – als echte voorvechters voor de kleine zelfstandige melkhandelaren –(hun belang was ons belang) nooit, ook niet toen alles in handen was van de grote tegenspelers Melkunie en Coberco, de coöperaties van melkveehouders, enige blijk van waardering hebben mogen ontvangen. Van de NMO, de Nederlandse Melkhandelaren Organisatie, hadden wij toch minstens iets mogen horen. Maar zo gaat dat vaak in het leven.


Maar als accountant van dat zelfde productschap kwam bij ons ook regelmatig dhr. Diemers en daar hebben wij toch ook veel steun van ondervonden. Hij kwam niet alleen om te controleren maar vaker nog om te adviseren. Bij deze dan ook nog onze dank.


Zaken doen houdt ook in, je financiën op orde houden. Gerrit Hooft zei vaak en ik heb het al eerder vermeld, de verkoop begint bij de inkoop. Zorg dat je inkoop goed in orde is. Het is allemaal heel simpel je moet meer inkomsten hebben dan uitgaven. Maar wel is ons, en dan de hele zuiveltak, toentertijd verweten door vooraanstaande mensen uit de margarine wereld dat de zuivel altijd veel te krap de prijzen berekende. Daar werd gezegd, u hebt een nieuw product, uw grondstofprijzen en productiekosten zijn x-gulden. ’n Kleine winstmarge en dat is de prijs. Waarom geen grote brutowinstmarge zodat u kunt spelen met de prijs. Maar ja, zo zat de zuivel niet in elkaar, maar daardoor was het ook altijd krap aan. Soms kreeg je ook wel eens een winstgevend  aanbod. Wij verbruikten als grondstof nogal veel suiker. Er kwam ’n keer ’n vraag om 5 ton suiker per week te willen leveren, waarvoor wij ’n vergoeding van 25 ct.per kg. zouden krijgen. Alles handje contantje. Je kon wel haast nagaan waarvoor dat was en ja hoor na zo’n 2 maanden werd er in de omgeving een alcoholstokerij opgedoekt. Het was natuurlijk wel veel geld, maar nee dat lag ons toch niet.


  © versie 2012

Tiel - 4/5

Bron: http://hooftstad.nl/test/vm-tiel 1964-1967

voorgaande pagina volgende pagina

Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

voorgaande pagina volgende pagina naar pagina-01 Tiel