#NH/2020-08-06

voorgaande

voorgaande

versie-7.0

CV. NoordHolland GA

Zie ook Melkunie-Holland boek “Een begeerlijk product” - P. V. Druenen 1991

Zuivelcoöperatie “NoordHolland” GA. 27 april 1969 - 23 dec. 1979 *

* in 1977 had de ‘verloving’tussen CV. ‘NoordHolland’ en de CMC-Melkunie al plaats

per 23 dec. 1979 ontstond daaruit CV. ‘Melkunie-Holland

Plaatsnaam - adres

Naam

Opheffing

Directeur in ZJB. 1967/’68


Alkmaar - Helderseweg 8

N-H Zuivelbond


Ir. T. G. Tomson (secr.)


Heerhugowaard - Middenweg 325

Exelsior

10 jan. 1981

C. Verdegaal


De Burg - Oudeschild S26

Eendracht

11 juni 1987

M. Wieringa


Opmeer - Koninginneweg 1

Aurora

4 dec 1993

H. De Jong


Heilo - Kanaalweg 22A

    Hoorn - Electroweg 14

    Amsterdam - Papaverweg 36

Centrale Melkinrichting

NV. Horna

Melkcentrale-Noord


A. Rodenburg Alg. Dir.

M. Ten Klooster Econ. Dir.

H. G. J. Morshuis Bedrijfsdir.


Lutjewinkel - Mientweg 20

West-Friesland

Heden

B. Konijnenburg


   Ursem - Molenweg S26-28

De Princes


H. L. Boersma












Deelnemers ‘NoordHolland’

Bron:  Een Begeerlijk product (v Druenen 1991) blz . 67-68


Een zuivelreus

Kort overzicht van het ontstaan van  CV. NoordHolland G.A.

Officiële start 27 april 1969


[....] De goede ervaringen met 'Melco' hadden leidinggevenden in de Noord-Hollandse zuivel ervan overtuigd dat verregaande samenwerking de beste, zo niet de enige weg was die ingeslagen kon worden. Inmiddels, we schrijven 1968, waren er niet meer zoveel ondernemingen in het gebied. Om precies te zijn: vijf. Drie van hen werden op 23 januari 1968 uitgenodigd op een studiedag in de Volkshogeschool te Bergen, georganiseerd door de Commissie voor Landbouwcoöperatie: Texel, Opmeer en Lutjewinkel. Het thema was 'De ontwikkeling van de Noordhollandse Zuivelcoöperatie op korte termijn'. De conclusie na afloop was eensluidend.


Binnen een jaar moest een volledige fusie plaatsvinden tussen de drie bedrijven die zoveel raakvlakken en gemeenschappelijke belangen hadden '...dat de afweging van het belang van

de eigen vereniging tegen het totale belang van de gezamenlijke verenigingen uiterst moeilijk werd...' Kort daarna werd een werkgroep in het leven geroepen die de fusie moest gaan onder-zoeken. Hierin hadden naast de secretaris van de Bond, de heer T.G. Tomson, zitting de directeuren van de drie coöperaties: H. de Jong (Opmeer), B. Konijnenberg (Lutjewinkel) en M. Wieringa (Texel). De werkgroep kwam al snel tot de conclusie dat er eigenlijk weinig echte obstakels de fusie in de weg stonden. De nieuwe vereniging moest vanzelfsprekend een coöperatie worden. Tevens zou het lidmaatschap van de overkoepelende, landelijke coöperatieve organisaties worden aangevraagd. Een knelpunt vormde alleen de produktenverkoop.


In Opmeer had men dit, evenals de meeste Noordhollandse zuivelcoöperaties, altijd zelf gedaan. De twee andere fusiepartners waren voor de verkoop van hun produkten aangesloten bij de werkmaatschappij van de Nationale Coöperatieve Kaasverkoopvereniging, de NCK. De

vier heren werden het ook over dit punt eens. De nieuwe vereniging zou niet zelf de kaas, de boter en de melkpoeder gaan verkopen maar hiervoor lid worden van de NCK, de NCB en de NCH. Deze werkmaatschappijen zouden de verkoop verzorgen zoals ze dit al deden voor vele

zuivelfabrieken in het oosten en het midden van het land.


Als naam stelde de werkgroep voor de 'Coöperatieve Vereniging tot Exploitatie van Melkproduktenfabrieken 'NoordHolland' GA'. De vestigingsplaats moest Opmeer worden. De Bond, die toch de afgelopen jaren de grote animator was geweest achter de op handen zijnde fusie zou worden opgeheven en ingepast in de nieuwe coöperatie. Het aantal fusiepartners kwam daarmee op vier. In de vergaderingen die vervolgens werden gehouden bij de drie fabrieken en de Bond werden de voorstellen van de werkgroep met grote meerderheid van stemmen aangenomen. Op 23 april 1969 reeds werd de akte gepasseerd en 4 dagen later begon de CV 'NoordHolland' haar werkzaamheden. Volgens de pers in die dagen betekende dit de geboorte van een 'zuivelreus'. Volgens secretaris Tomson echter wel een zuivelreus die


'...is georganiseerd en ingericht volgens een patroon dat enerzijds de duidelijke en eenvoudige structuur heeft van de zuivelcoöperatie, zoals we die van kindsbeen af gewend zijn, en anderzijds een ontplooiingsmogelijkheid voor de onderneming biedt, die beantwoordt aan de economische en de sociale eisen van deze tijd...'


Hij voegde er wel aan toe, daarmee zijn toekomstvisie verwoordend,


'...laten wij echter niet menen dat we na de afsluiting van deze fase in een paradijs van rust

komen. Wat heden hier gebeurt is slechts een schakel ineen groter gewestelijk en nationaal

zuivelgebeuren...'

En dat zou blijken.

Bron:  Een Begeerlijk product (v Druenen 1991) blz . 67-68


Blz. 127-128 (pdf.-versie)

[....] De eerste serieuze gesprekken tussen CMC-Melkunie en CV. NoordHolland kwamen in 1974 op gang. Die resulteerden al snel in een overeenkomst die per 1 januari 1975 in werking trad.

In beide coöperatieve verenigingen hadden de boeren massaal het voorstel ondersteund. De overeenkomst betrof voorlopig alleen kaas en consumptiemelk, waarvoor twee nieuwe firma’s werden opgericht. De CV NoordHolland kreeg de leiding over de 'Kaasdivisie' en de CMC over de 'Consumptiemelkdivisie'. Een coördinatiegroep van acht personen, waarin in ieder geval de twee voorzitters en de twee directeuren zitting hadden, moest het experiment begeleiden. Voorlopig gold de overeenkomst voor vijf jaar. [....]


Blz. 128 (pdf.-versie)

[....] De beslissing tot fusie werd genomen in 1976. Per 1 januari 1977 werden, ter voorbereiding hiervan, de twee ondernemingen onder een directie geplaatst. Men sprak af dat een en ander voor 1 januari 1980 rond moest zijn. [....]


Blz. 135

[....] Op 1 januari 1980 was Melkunie-Holland officieel een feit. Slechts weinigen zullen zich dat moment als zeer bijzonder [157] herinneren. Januari was een datum, meer niet. Melkunie Holland als idee en als verregaande samenwerking tussen twee coöperaties bestond immers al langer. Daar was vijf jaar aan gewerkt. Het enige dat nog moest gebeuren was het plaatsen van de vlag op het werk. En dat gebeurde op 1 januari 1980.


In Nederland was Melkunie-Holland in 1980 de derde zuivelonderneming van Nederland. Op consumptiemelkgebied werd de eerste plaats ingenomen. Aangesloten waren 6738 boeren, verspreid over 4 provincies: NoordHolland, Zuid-Holland, Utrecht, Zeeland. Melkunie Holland telde in totaal 3827 werknemers, produceerde 599 miljoen kilo consumptiemelk, verwerkte 503 miljoen kilo melk tot kaas en 189 miljoen kilo tot boter en poeder. Het hoofdkantoor was gevestigd in Woerden. Kaasbedrijven waren er in Bodegraven, Genderen, Den Burg (Texel), Lutjewinkel, Heerhugowaard, Opmeer en Ursem. In Uitgeest, bij de Hollandsche Melksuikerfabriek, werd de wei van deze kaasbedrijven verwerkt tot onder andere lactose voor de pharmaceutische industrie. Zij produceerden het eigen merk van Melkunie Holland: 'NoordHolland Kaas'. Consumptiemelkprodukten, melk, karnemelk, yoghurt, vla, pappen en slagroom werden gemaakt in Heiloo, Velsen, Amsterdam, Amersfoort, Hilversum, Utrecht, Den Haag, Rotterdam, Maasdam en Overschie. De bedrijven in Gouda, Woudenberg maakten

boter en poeder, Naaldwijk maakte alleen poeder en Woerden speciaalprodukten. In Gouda kon ook kaas gemaakt worden. Zeer bekend waren de merken Mona, Yokidrink en Melfri chocolademelk. Deelnemingen had Melkunie Holland in dat jaar bij Nutricia, Frankeneng (Kok-Ede en de Diepvriesunie) en een SRVgroothandel.


Archief  Melkunie-Holland http://noord-hollandsarchief.nl/bronnen/archieven?mivast=236&mizig=210&miadt=236&micode=793&milang=nl&miview=inv2



 

1979 MU-Holl

MAP-CMC-CMC-MelkUnie-Melkunie-Holland_2012-10-13.pdf  

MAP-CMC-CMC-MelkUnie-Melkunie-Holland_2012-10-13.pdf

volgende pagina



   Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl