#Dr.b/2024-10-08

voorgaande

voorgaande

versie-7.0

Zuivelfabrieken in het Drents Archief  te Assen

Link Drents Archief

Literatuur in Archief / Bibliotheek aanwezig - bijgewerkt 2014-10-22

Heruitgave

J. Bieleman, Boeren op het Drentse zand, 1600-1910: een nieuwe visie op de oude landbouw. Wageningen 1987.

Pagina

S. Boerma, Terugblik op 75 jaar Acmesa. Assen 1983.

Ophalen

G.F. Crone, Melkprijs naar vetgehalte voor 1 tot 1000 kilogram volgens de formule van Fleischmann voor zuivelfabrieken en melkleveranciers. Assen 1901.


T.W. Boijenga, De start van de DOMO. Assen 1952.                                                     Is een Foto-versie 19 Mb. groot

Ophalen

T.W. Boijenga, 25 jaar DOMO, 1938-1963. Assen 1962.

Ophalen

T.W. Boijenga, Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Drenthe, 1897-1947. Assen 1947.

Ophalen

S. Cancrinus, Zuivelfabriek in vroeger dagen", in: Maandblad Drenthe, mei 1955.

Ophalen

V.R.Y. Croesen. De geschiedenis van de ontwikkeling van de Nederlandse zuivelbereiding in het laatst van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Den Haag 1931.

Ophalen

C.P.Dogterom, Zicht op de zuivel. Schiedam 1986.


J. Frieswijk, Om een beter leven. Strijd en organisatie van de land-, veen- en zuivelarbeiders in het noorden van Nederland, 1850-1914. Leeuwarden 1989.


J.A. Geluk, Zuivelcoöperatie in Nederland: ontstaan en ontwikkeling tot omstreeks 1930. Den Haag 1967.

Ophalen

R. Hoving, Verleden, heden en toekomst van de Drentse zuivelfabrieken. Opkomst en ondergang van een plattelandsindustrie. Odoorn 1988.W.H.

Ophalen

Knoop, "Zuivelfabrieken blazen de laatste adem uit", in: Maandblad Drenthe, mei 1977.


C.F. Roosenschoon, Van vader op zoon. Gedenk-boek uitgegeven ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Algemene Nederlandse Zuivelbond. Den Haag 1950

Ophalen

C.F. Roosenschoon, De Vaderlandse Zuivelcoöperatie. Den Haag 1953.


N. Slot, Bestemming van de melk in Nederland. Enige beschouwingen omtrent ontwikkelingen na de oorlog. Wageningen 1960.


C.J.M. Spierings en L. Tjoonk, Boer en landbouw-coöperatie in Drenthe. Meningen t.a.v. de concen­tratiegedachte bij coöperatieve organisaties in de zuivel en in de aan- en verkoopsector. Den Haag 1968.


W.J. Vleer, 75 jaar Zuivelfabriek “Roden-Zevenhuizen” Roden 1968.

Ophalen

E.J. Werkman, "Het begin van de zuivelindustrie", in: Drents Landbouwblad, juni 1978.

Ophalen

E.J. Werkman, "Strenge vorst welkome weersgesteldheid voor de oude zuivelfabrieken", in: Drents Landbouwblad, april 1979.


E.J. Werkman, "De pijpen vallen", in: Drents Landbouwblad, april 1980.

Ophalen



 19xx ‘ZuivellLiteratuur’ in Archief / Bibliotheek aanwezig

Toegang nr. 0801:

Integrale overname uit 'klapper' Rijkst Archief vd Provincie Drenthe te Assen

Opmerking: 2014-10-22 was er inhoudelijk weinig aan de tekst veranderd!


 Toegang nr. 0801:

Inventaris van de archievenvan de Coöperatieve Zuivelfabrieken in Drenthe 1888 - 1988

door J.E. Bongaarts, R.W. Steensma, J.H. Wolffen 1997


Inleiding

Historisch overzicht


(de gegevens van de afzonderlijke verenigingen zijn vermeld bij hun inventarissen)


In de tijd voorafgaand aan de negentiende eeuw was in Drenthe de zuivel- (lees boter) -productie gering. Het land leende zich slecht voor de veehouderij en er traden regelmatig epidemieën onder het vee op. De veehouderij was daardoor geen specialisatie maar bijzaak. Bij lage opbrengsten in natura telde de kwantiteit meer dan de kwaliteit, waardoor de opbrengsten in geld uiteindelijk nog lager wer­den. Pas de negentiende eeuw bracht specialisatie in de veeteelt: de productie werd toen hoog genoeg voor export.


Tot in het midden van de negentiende eeuw was op de boerderijen de melkwinning en de verwerking van de melk tot boter onhygiënisch. De melk stond in vaten in de stal en werd vermengd met putwater en nieuwere melk, zodat de melk vaak zuur was voordat men genoeg bijeen had om boter te karnen. Kaas werd op de boerderij niet gemaakt. Ook de boterafzet was primitief De kluiten werden geleverd aan een winkelier in ruil voor winkelwaren, of aan een rondtrekkende boterkoopman die de boter weer verkocht op een botermarkt. Nog steeds werd er meer gelet op de kwantiteit dan op de kwaliteit.


Aangezien door de overheid nagenoeg niets werd gedaan aan landbouwvoorlichting werd in 1844 het Drents Landbouw Genootschap (DLG) opgericht Rond deze tijd dwong een graancrisis de boeren tot veeteelt, wat weer boteroverschotten veroorzaakte. Nadat in 1876 de boterexport naar de grootste afne­mer Engeland ook nog begon af te nemen aangezien men daar de betere Deense boter verkoos, werd er vooral door het DLG gekeken naar betere bereidingswijzen voor de boter. In 1887 kwam in het DLG voor het eerst de fabrieksmatige boterbereiding ter sprake, als basis voor een constant betere kwaliteit van de boter. Met steun van het DLG werd in 1889 in Rogat de eerste stoomzuivelfabriek op coöpera­tieve basis gebouwd. Ook in andere plaatsen verschenen kleine (handkracht-) fabriekjes.

Toen rond de eeuwwisseling de overheid zich meer met de landbouw ging bemoeien, verdubbelde het aantal boerenbedrijven en daarmee het potentieel  voor de zuivelfabriekjes, zodat Drenthe in 1903 het grootste aantal fabrieken telde. Er waren toen 102 inrichtingen waarvan 59 op handkracht en 43 op stoomkracht. Hiervan waren 38 op coöperatieve grondslag.


Diezelfde overheidsbemoeiing leidde, met de initiatieven van de coöperatieve zuivelfabriek in Grolloo, in 1897 tot de oprichting van de Bond voor Coöperatieve Zuivelfabrieken in Drenthe, die in 1901 met andere provinciale of regionale zuivelbonden besloot samen te werken in de (federatie) Algemene Nederlandse Zuivelbond, die in 1900 is opgericht.


Om de afzet van de boter beter te organiseren en de kwaliteit te verhogen, stimuleerde het DLG in 1887 het volgen van onderwijs aan de zuivelschool te Bolsward en begon het DLG met fabriekskeuringen, die vanaf 1900 door de Bond verricht werden. Ook was er van februari 1900 tot augustus 1914 in Mep­pel, de grootste botermarkt, een "botermijn" en werd in 1902 in Assen de Coöperatieve Centrale Boter­knederij opgericht. Toen in 1905 de boterknederij bij gebrek aan deelname weer werd opgeheven, loste men het kwaliteitsprobleem op door concentratie in grotere stoomkrachtfabrieken.Met ingang van 1897 begon men bij veel fabrieken de boeren niet alleen naar de geleverde hoeveelheid melk uit te betalen maar ook naar het vetgehalte van de melk. Alleen de boterwaarde van de melk werd betaald, de onder- en karnemelk gingen gratis terug naar de boerderij en werd daar weer veel gebruikt als veevoer. Toen er goedkoper en beter mengvoer op de markt kwam, ontstond er in de jaren 1920 een overschot aan ondermelk. Ondanks dat in deze tijd vele kaasmakerijen werden opgericht om de onder­melk te verwerken, bleef de ondermelkplas toenemen. Nadat in 1931 Engeland en Denemarken hun munt hadden gedevalueerd zodat de voorraden zich nog meer ophoopten en de prijzen kelderden, trad in 1932 de Crisis-zuivelwet in werking. Op basis van deze wet werd een fonds ingesteld voor toelagen op de geleverde melk. Deze wet werd in 1934 vervangen door de Landbouw-Crisiswet die de minister meer vrijheid gaf. zodat de veestapel werd verkleind en de ondermelkplas stabiel werd. In 1938 vond de Drentse Zuivelbond een verdere oplossing door de oprichting van de Drentse Ondermelk Organisatie (DOMO) met het doel de afvoer van de ondermelk naar fabrieken die wel in staat waren deze melk te verwerken.


De standaardisatie van de consumptiemelk in 1940 dwong de boeren voor hun melkverkoop de fabriek in te schakelen. Toch was er minder afzet door de oorlogsblokkade. Met name door de Provinciale Crisis Centrale, die onder het in 1939 opgerichte Rijksbureau voor Voedselvoorziening viel, werd de landbouw geherstructureerd. Er waren op dat moment 56 zuivelfabrieken in Drenthe, waaronder een particuliere.



De coöperatieve vereniging is rechtspersoon en als zodanig zelf aansprakelijk voor haar schulden: de leden kunnen dus met individueel op schulden van de verenigingen aangesproken worden.

De meeste verenigingen hebben de aansprakelijkheid statutair vastgelegd. De maatstaf voor de vaststelling van het door het lid verschuldigde bedrag kan voor een gelijk of een ongelijk deel gekoppeld zijn aan de hoe­veelheid in het boekjaar geleverde melk.

De coöperatieve vereniging is een associatie van personen. Wie als lid wenst toe te treden moet daartoe schriftelijk een aanvraag indienen. De algemene ledenvergadering besluit of iemand al dan niet als lid van de coöperatie wordt aanvaard. Het lidmaatschap kan worden opgezegd door zowel het lid als de coöperatieve vereniging.


De algemene vergadering heeft de hoogste macht in de vereniging. Taken van de algemene vergade­ring zijn de benoeming en het ontslag van het bestuur en de commissie van toezicht, en het aanbrengen van wijzigingen in de statuten. Verder is de algemene ledenvergadering bevoegd de vereniging te ont­binden. Het bestuur dient jaarlijks rekening en verantwoording van het gevoerde beleid af te leggen aan de algemene vergadering. De algemene ledenvergadering wordt bijeengeroepen door het bestuur. De besluiten in de algemene ledenvergadering worden genomen met een gewone meerderheid van stem­men van de aanwezige leden. Voor het besluit tot statutenwijziging en ontbinding van de vereniging worden twee derden van de uitgebrachte stemmen voorgeschreven. Alle leden hebben toegang tot de vergadering en het aantal stemmen per lid is gekoppeld aan de hoeveelheid van

levering van grond­stoffen. De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van het bestuur.

De leiding van de vereniging berust bij het bestuur. Dit bestuur wordt door de algemene vergadering gekozen uit de leden voor een periode van vier jaar; de bestuursleden zijn herkiesbaar. Het bestuur vertegenwoordigt de vereniging in en buiten rechte en heeft voor zijn handelen de goedkeuring nodig van de algemene ledenvergadering. Het bestuur is verder verantwoordelijk voor het beheer van de door de vereniging te drijven zuivelfabriek en de uitvoering van de besluiten van de algemene ledenvergade­ring. Het bestuur is voorts bevoegd tot het aangaan of verhogen van leningen en kredieten en tot het stichten, aankopen, vernieuwen of uitbreiden van gebouwen en het aankopen van machines.

Op het bestuur wordt namens de algemene ledenvergadering toezicht uitgeoefend door een commissie van toezicht. Zij onderzoekt de rekening en verantwoording, afgelegd door het bestuur, en brengt daaromtrent advies uit aan de algemene ledenvergadering.

Het bestuur wordt bijgestaan door een directeur. Hij wordt benoemd en ontslagen door het bestuur dat ook zijn salaris en instructie vaststelt. De directeur heeft recht van beroep op de algemene ledenverga­dering.

Het verdere personeel van de vereniging wordt benoemd en ontslagen door het bestuur.


Veel zuivelfabrieken kenden de combinatie met een korenmalerij. Producten van de zuivel­fabrieken waren dan boter, kaas, melkpoeder, gecondenseerde melk en caseïne In de loop van de oor­log daalde de melkontvangst bij de fabrieken steeds meer door gebrek aan kunstmest en veevoer en de verplichte inkrimping van de veestapel.


Ondanks alles stond in 1947 de Drentse boter in kwaliteit al tien jaar aan de (landelijke) top. Dit was o.a. te danken aan de cursussen die aan melkers en melksters werden gegeven. De Drentse Zuivelbond, nog altijd bezig een betere oplossing te bedenken voor de ondermelkplas, kocht de coöperatieve zuivel­fabriek in Beilen, die centraal in de provincie ligt, voor de DOMO. De DOMO werd omgedoopt tot Coöperatief Melkproductiebedrijf G.A. DOMO Beilen en de oprichting van een centraal bedrijf was een feit. Bij de oprichting werd bepaald dat het bedrijf een zuivere coöperatie was en in 1949 werd van overheidswege vastgesteld dat de DOMO alle ondermelk zelf mocht verwerken. Zo moesten leden­fabrieken die over onvoldoende ondermelk beschikten, voor hun consumptiemelkvoorziening het tekort aanvullen door aankoop bij de DOMO. Bij verscheidene fabrieken vielen ontslagen.


In 1950 werd besloten tot een meer gedecentraliseerde verspreiding van melkproducten in flessen, on­der leiding van de DOMO. Fabrieken die hiervoor in aanmerking kwamen, o.a. die Rogat en Roden, moesten de producten echter onder het DOMO-merk leveren.


Hoewel enerzijds steeds grotere hoeveelheden melk centraal werden verwerkt, daalde anderzijds het aantal zuivelfabrieken nauwelijks: van 53 fabrieken in 1948 tot 51 in 1958. Toch was sanering van de bedrijven nodig, maar binnen de Drentse Zuivelbond ontstond de vrees dat dit doel niet gemakkelijk op vrijwillige basis zou kunnen worden bereikt. Een poging van het bestuur van het Drents Landbouw Genootschap om in de statuten de mogelijkheid van bindende besluiten op te nemen mislukte, daar niet de vereiste meerderheid van stemmen kon worden verkregen.



Vanaf 1957 telde naast het vetgehalte van de melk ook het eiwitgehalte mee voor de bepaling van de prijs van de melk. Dit vetgehalte werd via de Nederlandse Beschikking Melkstandaardisatie van 1959 in 1968 vastgesteld op 3,2%.


Ondertussen werd in 1966 de EEG-landbouwpolitiek bepaald: na een overgangsperiode waarbij onder­linge bescherming vervangen werd door een stelsel van heffingen die de binnenlandse prijzen naar buiten toe op een gelijk niveau brachten, moesten de prijzen, behoudens transportkosten, zonder hef­fingen gelijk zijn. Maar door de groeiende overschotten aan zuivelproducten in West-Europa, waarvan de financiering de lidstaten van de EEG voor grote problemen stelt, werd het op economisch terrein onrustig in de zuivelsector.

Op 28 juli 1968 zou de gemeenschappelijke markt in de EEG ingaan, doch het landbouwbeleid bleek niet krachtig genoeg. Daarom besloot een groot aantal verenigingen over te gaan tot de vorming van een Gemeenschappelijke Exploitatie in DOMO-verband, waardoor er met ingang van 1 april 1968 een grote zuivelconcentratie ontstond. Het gevolg hiervan was de sluiting van onrendabele bedrijven en een centrale productieplanning.


De toetreding van een vereniging tot de Gemeenschappelijke Exploitatie hield voor de vereniging in dat zij haar lidmaatschap van de Bond opzegde, zodat uiteindelijk na vermindering van het aantal leden van de Bond de diensten van de Bond in 1970 werden overgeheveld naar de DOMO en de Bond werd opgeheven.


Ten gevolge van de noodzakelijke schaalvergroting en rationalisering van de productiebedrijven in DOMO-verband na 1970 zijn de coöperatieve zuivelfabrieken toch tot duidelijke sanering overgegaan. Hierbij hebben de melkveehouders hun verenigingen opgeheven om vervolgens lid te worden van de DOMO. Om een sterke positie binnen de Europese Gemeenschap te verkrijgen zijn de DOMO en de FRICO (Friese Coöperatieve Zuivelindustrie en -handelsvereniging "FRICO" W.A.) op 1 januari 1980 gefuseerd tot de coöperatie FRICO-DOMO.


Oprichting, doelstelling en organisatievorm van de coöperatieve vereniging

De coöperatieve vereniging wordt als organisatievorm gehanteerd waar men door bundeling van krach­ten op een zo eenvoudig en goedkoop mogelijke manier wil voorzien in de gelijkgerichte behoeften van een aantal personen. De oprichting geschiedt bij notariële akte. De oprichtingsakte moet goedgekeurd worden, vroeger in de vorm van een Koninklijk Besluit, later door een ministeriële verklaring van geen bezwaar. Daarna vindt publicatie van de oprichting en de statuten plaats in de Staatscourant. Sinds 1918, na de invoering van de Wet op het Handelsregister, worden de gegevens in het bij de Kamer van Koophandel gevoerde handelsregister aangetekend.


Doel van de vereniging is de door haar leden aangeleverde melk te verwerken tot bepaalde melkproduc­ten en deze te verhandelen. In de doelstellingen van de coöperatie komt het tweeledige karakter van de coöperatieve vereniging tot uitdrukking: enerzijds een vereniging, anderzijds een onderneming. De gezamenlijke leden en de onderneming bepalen het gezicht van, de vereniging. Naarmate de coöperatieve vereniging groter wordt en de noodzaak groeit om op commercieel verantwoorde wijze aan het handelsverkeer deel te nemen, zal het ondernemingsaspect de nadruk krijgen, met als gevolg dat de algemene ledenvergadering aan betekenis inboet ten gunste van het bestuur.



Inleiding enz. Inventaris van de archievenvan de Coöperatieve Zuivelfabrieken in Drenthe 1888 - 1988den.

Gegevens over de Zuivelfabrieken in Drenthe zijn te vinden onder - toegang - klapper nr. 0801 - zelfde klapper nr. op 2014-10-22 (Archief opmerking - ‘laatst bijgewerkt 14-08-2007’


Het is een map van 130 blz. die de inventaris van de archieven en archiefstukken  van de Coöperatieve Zuivelfabrieken in Drenthe van 1888 - 1988 bevat


Opgemaakt 1997 door:

J.E. Bongaarts

R.W. Steensma

J.H. Wolff


Per fabriek, indien aanwezig - zie lijst op bladzijden-2 - zijn de gegevens, ongeveer,  ingedeeld als volgt:

1    Stukken van algemene aard

2    Stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen

2.1 Organisatie

2.1.1   Oprichting, statuten, leden en bestuur

2.1.2   Kapitaal, bezittingen en personeel

2.1.3   Financiële administratie

2.1.4   Personeel

2.2 Bedrijfsvoering

2.2.1   Inkoop

2.2.2   Productie

2.2.3   Verkoop

3    Documentatie


Ook aanwezig, archief of gedeelten daarvan:

Cominzo                           1962 - 1988

DOMO. GE.                    1971- 1983

DOMO. (1917 Beilen)     1954 - 1984   [enbargo]

Noord Nederland             1984 - 1987   [enbargo]

Ook aanwezig, archief of gedeelten daarvan: - vervolg

Gron. Drentse Zuivelbond 1896 - 1971

Ver. van Directeuren Gron. - Dr. 1939 - 1989

Ver. van Veehouders ZW Dr.     1978 - 1987

Zuivellaboratorium Assen



Niet alles wat in het Archief  aanwezig is mag gebruikt worden.

Het door de vroegere DOMO in bewaring gegeven archief van 1977 - 1985, wat mogelijk een ‘vervolg’ is van eerder gedeponeerde stukken van afzonderlijke fabrieken, rust een openbaarheids beperking van 50 jr.

D.w.z. dat voor, sommige - of mogelijk alle- ‘stukken’, vanaf 1955, eerst - schriftelijke - toestemming gevraagd moet worden vóór gebruik. Wat in het algemeen verleend zal worden!


Het is een archief van meer dan 90 meter!

Het is niet duidelijk of  zich bij deze 90 m. ook het  archief van de Drentse - en latere Geroningse - Zuivelbond bevind?



Collectie Werkman  0210 / 14-16

Zuivel bestaat uit 3 dozen bevattende overge-schreven krantenstukjes (voornamelijk de PDAC) over de periode 1895 - 1915

Afzonderlijk ingedeeld op plaatsnaam, veel over handkrachtfabriekjes. Sommige plaatsen veel, anderen maar één blaadje met een vijftal regels.

Nog verder uitzoeken



Het DLG Archief is te vinden onder 640 - 652 of 225 ??

Drentse Boter en Kaaskeurings vereniging 193

Drentse Boter Verkoopvereniging Assen    217




De geschiedenis van de archieven

In Drenthe heeft een groot aantal coöperatieve verenigingen bestaan die een zuivelfabriek exploiteer­den. Deze verenigingen vormden archieven, waarvan tussen 1977 en 1985 de restanten, voor zover deze in de fabrieken en in het kantoor van de DOMO aanwezig waren, in bewaring gegeven werden aan het Rijksarchief in Drenthe. Op deze  inbewaringgeving zijn de volgende regelingen van toepas­sing:

*  op de archieven van een openbaarheidbeperking van 50 jaar, die opgeheven kan worden ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, met schriftelijke toestemming van zowel de rijksarchivaris in Drenthe als het eventueel nog bestaande bestuur van de coöperatieve zuivelfabriek.

*   bij opheffing van de verenigingen valt het archief in eigendom toe aan het Rijk.


De totale omvang van de archieven is ca. 90 meter.


Verantwoording van de inventarisatie

De archieven van de coöperatieve zuivelfabrieken zijn slechts gedeeltelijk bewaard gebleven, omdat ze niet volledig door de besturen zijn overgedragen. Onderdelen blijken vaak nog in het bezit te zijn van de  secretaris of de boekhouder. Bovendien is zeer waarschijnlijk al veel materiaal vernietigd.


De archieven bevatten voornamelijk boekhoudkundige stukken, gedetailleerde specificatieregisters (van melk, boter en kaas) en een aantal dozen los materiaal. Ze zijn in ordeloze toestand aangetroffen. Door­dat veel verloren is gegaan en de bedrijfsorganisatie van de fabrieken klein en eenvoudig van opzet was, was het moeilijk om na te gaan welke oude orde er ooit heeft bestaan. De enige duidelijke orde was in vele gevallen alleen te, reconstrueren aan de hand van de data.


Daar waar de omvang van het archief dat toeliet en/of wenselijk maakte, is alsnog een structuur aan­gebracht zoals voor bedrijfsarchieven gebruikelijk. Stukken die betrekking hebben op het gehele bedrijf zijn geplaatst in de afdeling "stukken van algemene aard". Stukken die betrekking hebben op onder­delen van het bedrijf zijn geplaatst naar functie binnen de afdeling "stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen", die weer is opgedeeld in een deel organisatie en een deel bedrijfsvoering.


Aangezien al zo veel archiefbestanddelen verdwenen waren, is besloten van het overgedragen materiaal niets te vernietigen. Daarom is in de inventaris ook materiaal opgenomen, in de rubriek "Overige archiefbestanddelen" : waarvan de herkomst door de inventarisatomen niet meer te bepalen was.


  Inleiding ‘klapper’ 801

  Lijst op plaatsnaam

  Literatuurlijst ‘zuivel’

naar onderwerpen-lijst volgende pagina

Geen frame - ga naar - www.zuivelhistorienederland.nl

volgende pagina voorgaande pagina

Drents Archief - 1/2

‘Rijksarchief in Drenthe’ Drentse Zuivelfabrieken  -  situatie  2005 /’14 d.w.z. mogelijk verouderd